In de loop van de eeuwen hebben de Joodse talen, en dan met name het Jiddisch, een grotere invloed gehad op het Nederlands dan je op het eerste gezicht zou verwachten voor een door de bank genomen arme minderheid. Dat geldt niet alleen voor de woordenschat (tof, bolleboos, gein – allemaal Hebreeuwse woorden die via het Jiddisch tot het Nederlands gekomen zijn), maar ook voor de uitspraak en misschien de grammatica. Een voorbeeld van het eerste is volgens sommigen de ‘harde g’ en een voorbeeld van het tweede het gebruik van gaan voor de komende tijd (‘ik ga dat doen’). Hoewel er al zeker 100 jaar geen Nederlands West-Jiddisch meer wordt gesproken, heeft die taal het Nederlands voor altijd beïnvloed, misschien wel meer dan andere Europese talen. Wat is de geschiedenis van de Joodse talen in Nederland in relatie met het Nederlands? En wat kunnen we daaruit leren over hoe taal werkt?
Deze cursus wordt gegeven in samenwerking met Genootschap voor de Joodse Wetenschap in Nederland
Het Genootschap voor de Joodse Wetenschap in Nederland is opgericht in 1919 in navolging van soortgelijke genootschappen in het buitenland, die voortkwamen uit de traditie van de Wissenschaft des Judentums. Van oudsher organiseert het genootschap lezingen waarin joodse wetenschap in de ruime zin van het woord centraal staat. Er worden lezingen gehouden over joodse cultuur, religie, geschiedenis, literatuur, medische onderwerpen, fysica, filosofie, muziek, of een combinatie daarvan. Het genootschap organiseert 6 à 7 lezingen per jaar. Deze worden altijd op zondag gehouden. De contributie bedraagt € 25 per jaar.
Spreker: Marc van Oostendorp
Meer informatie/reserveren: Crescas
Laat een reactie achter