Vanmiddag werd tijdens de Grote Taaldag de LOT-oeuvreprijs 2022 uitgereikt aan Peter-Arno Coppen. Hieronder staat het juryverslag.
Rond de eeuwwisseling dook er op verschillende plaatsen op het internet een anonieme persoon op die zich ‘de Taalprof’ noemde. Het was de tijd voordat we spraken van de sociale media, maar er bestonden al wel zogeheten nieuwsgroepen met namen als nl.taal, waarop de gemiddelde taalpietlut eindeloos en ongeïnformeerd kon klagen over wat er allemaal niet deugde.
Wat de Taalprof deed op die fora was nooit eerder vertoond: hij praatte de klagers niet naar de mond, maar hij zette ze ook niet weg als barbaren; hij ging met ze in gesprek. Met eindeloos geduld probeerde hij samen met de taalpietlutten te ontrafelen waarom een bepaalde zogenaamd ‘foute’ constructie hen zo stoorde. Hoe rationeel was het eigenlijk om ‘de reizigers worden geadviseerd’ af te keuren? Was er eigenlijk niet juist heel veel voor die constructie te zeggen?
Het duurde een paar jaar voor iedereen wist wie de Taalprof, die zich inmiddels ook op een eigen weblog manifesteerde was: dezelfde man die al jaren Linguïstische Miniatuurtjes schreef voor het elektronisch tijdschrift Neder-L en die behoorde tot de redactie van Onze Taal. De man die later ook columns zou schrijven voor onder andere Trouw en Levende Talen Magazine. De man die zich met evenveel vuur later ook op Twitter als de Taalprof zou manifesteren, en in de Facebook-groep Leraar Nederlands – tot op de dag permanent in discussie met mensen.
Voor Coppen is taal iets om over te praten. Zijn focus ligt op de syntaxis, en zijn discussies zijn altijd gegrondvest op twee basisgedachten. In de eerste plaats: dat er geen enkele zin is waarin je niet een ontleedprobleem kunt ontdekken. In de tweede plaats: dat er geen ‘goede’ of ‘foute’ ontledingen zijn, of althans dat het verschil tussen de twee niet zo belangrijk is; het gaat om het gesprek waarin je met rationele argumenten probeert steeds beter tot elkaar te komen.
De LOT-prijs is officieel een prijs voor ‘popularisering’, maar in het vak spreken de meeste mensen inmiddels van ‘wetenschapscommunicatie’. Popularisering werkt één richting op: je neemt bestaande wetenschappelijke inhoud en ‘vertaalt die naar een breder publiek’. De term wetenschapscommunicatie suggereert dat er sprake is van een gesprek. In die zin is Coppen al dertig jaar het allerbeste voorbeeld van wetenschapscommunicator in ons vak. De inhoud ligt niet van te voren vast, maar wordt in het rationele gesprek gevormd. Wat je van Coppen leert is niet ‘hoe het zit’ en zelfs niet ‘wat de stand van de wetenschap is’, maar hoe je over de taal kunt nadenken – een techniek die je vervolgens natuurlijk ook op heel andere onderwerpen kunt toepassen.
Die techniek is, we onderstrepen het nog maar eens een keer, nooit polemisch. Vooral twintig of dertig jaar geleden was het ongehoord dat iemand over syntaxis schreef zonder scherp partij voor de ene en tegen de andere benadering te kiezen. Coppen heeft zich voor zover wij weten nooit tot dergelijke polemiek laten verleiden.
Polemiek was er wél waar het ging over de vakdidactiek, over het schoolvak Nederlands. Daar heeft lang een partij aan het roer gestaan die meende dat Nederlands ook een vak moest worden dat precies te toetsen was aan de hand van ‘correcte’ en ‘incorrecte’ analyses. Hoewel Coppen ook in gesprek met die partij altijd op zoek is naar de consensus weet hij als voor de zoveelste keer een toegestoken hand wordt afgewezen soms een aardige mep te geven.
Dat alles wil niet zeggen dat Coppen de vorm verwaarloost. Ook in de monologische vorm, in zijn columns en zijn langere stukken, en in zijn openbare lezingen is hij voortreffelijk: helder en met een eigen gevoel voor humor. Ook in zijn beste monologen weet hij overigens de lezer of de luisteraar er zo in te betrekken dat je alsnog het gevoel krijgt van communicatie.
Boven alles is Coppen in onze ogen uiteindelijk een leraar: een voortreffelijke leraar, de best denkbare leraar, die geen autoriteit opeist, maar deze vanzelf krijgt door de kracht van zijn argumenten. Een leraar die je iedere dag weer het genoegen doet smaken van kennis én van de verwondering over taal. Er zijn misschien niemand geweest die anderen de afgelopen decennia zo verbaasd doet staan over hun taal én over hun eigen vermogen daarover te redeneren als hij. Er is niemand van wie we zoveel kunnen leren over communicatie over taalkunde als hij. De eerste officiële LOT-oeuvreprijs kon daarom naar niemand beter gaan dan naar Peter-Arno Coppen.
Laat een reactie achter