Joan de Haes (1685-1723) “„Eerekroon voor mijn geboortestat Rotterdam” (1716)
Het is 1716. De vrede van Utrecht is drie jaar oud en Nederland blijkt er bij de Spaanse successieoorlog bekaaid te zijn afgekomen. De zo belangrijke Oostzee handel lag door de grote Noordse oorlog (1700-1721) stil en geen enkel land wilde Nederland bij dit handelsprobleem helpen. Het Barrière-tractaat van 1709, bedoeld om de Fransen op een afstand te houden werd tegengewerkt door Engeland en sluiks wist deze laatste mogendheid eveneens de zeevaart voor Nederland op de Atlantische oceaan steeds moeilijker te maken. O.k., het was vrede, geen echte oorlog meer, maar hoe moesten de verenigde provinciën verder? Nou ja, verenigd… De Raad van State en de Staten Generaal hadden nauwelijks nog grip op wat er in de provincies gebeurde en de afdracht van belasting aan de Unie werd steeds onregelmatiger. Overal was willekeur, vriendjespolitiek en in stad en land zag men de toekomst steeds somberder in. Hoe geef je dan jouw eigen bevolking een oppepper? Hoe laat je het volk weer trots op jouw eigen stad of gebied zijn en laat de neuzen weer dezelfde kant laten opkijken? Je laat een lofdicht schrijven…
Enter Joan de Haes. Hij was een welvarend koopman uit een bekend Rotterdams geslacht. Voorvechter van wetenschap en fraaie letteren, bewierookt door de dichters David van Hoogstraten en Hubert Poot, die later ook het gehele oeuvre van de Haes zou redigeren en heruitgeven. Hij was de onofficiële stadsdichter van Rotterdam en aan hem werd gevraagd een gedicht te schrijven, dat de glorie en eer van de stad zou kunnen uitdragen, zoals dit in meerdere Europese steden eerder was gebeurd. Resultaat was het ronkende “Eerekroon voor mijn geboortestat Rotterdam”, waarin de verworvenheden, bezienswaardigheden en bekende (oud)ingezetenen van Rotterdam verheerlijkt werden. De stad Rotterdam werd door de dichter toegezongen. Speciaal plekje was er voor Amsterdam, waar kennelijk (ook toen al dus!) een competitie mee werd aangegaan:
Of later, iets deemoediger:Hoe gy in hachlijke oorloghstijden
Om zeerirannen te bestrijden
Den Zeeleeu, aanvoert met uw vlag,
Terwijl ze!fs Amsterdam moet wijken;
Die Keizerin van ’t zeegezag,
En voor uw vlag de vlagge strijken.
In ’t kort, ”k zoude u zoo hoog verheffen,
Dat u geen stat zoude overtreffen
Dat ge in den ring van Nederland
Naest Amsterdam voor alle steden,
Gelijk de de schoonste diamant,
Verheerlijkt wierde en aangebeden.
Probleem alleen, het gedicht is opgedragen aan ”de grootachtbare Heeren Burgermeesteren” Johan Steenlak, Marinus Groeninx, Aernout van Zuylen van Nievelt en Daniel Noorthei. En laten die Steenlak en van Zuylen van Nievelt nu net twee van de gehaatste personen van Rotterdam zijn… Wat was er aan de hand? Johan Steenlak was in het einde van de 17e eeuw de rechterhand geweest van Jacob van Zuylen van Nievelt (1642-1695), vader van Aernout en een van de meest beruchte en brutaalste baljuws die de Nederlanden ooit gekend heeft. Door en door corrupt, maar door zijn positie als baljuw ook onschendbaar, want waar kwamen alle klachten over zijn functioneren terecht? Juist, bij de baljuw! Bovendien hield Willem III, stadhouder, hem continu de hand boven het hoofd. Dit gebeurde tot in het extreme toe. Toen in 1690 de bom barstte en vanwege de executie van wijnkoopman en schutter Cornelis Costerman de Rotterdammers in opstand kwamen en het huis van van Zuylen van Nievelt tot op de grond toe afbraken (!), stuurde de stadhouder troepen om de orde te herstellen. Door persoonlijk ingrijpen van Willem III werd van Zuylen van Nievelt door de Raad van Holland vrijgesproken en, tot ongeloof van de Rotterdammers, de stad tot een schadevergoeding van f 152.000 veroordeeld. Als giftige kers op de taart mochten de van van Zuylen van Nievelt’s en Johan Steenlak volgens de reglementen helemaal geen bestuurder zijn, omdat ze geen vroedschapslid en niet uit de streek afkomstig waren.
De gouden medaille die Joan de Haes van Steenlak kreeg hielp ook niet erg mee in de perceptie van het gedicht. Ondanks dat er waardering was voor de statige verzen van de Haes, werd de verering van de burgerheren in diverse tegengedichten volkomen de grond in geboord. De Rotterdammers konden zich verlustigen aan het anonieme “„Eer-kroon voor den Ed. Groot Agtbaren Heer Johannes Klomp geboren vorst van Grieters-burg, vrijheer van Maas-sigt, ridder van ’t KoningsHart, grootmeester van de Westphaliaansche Kreitzen, heer tot Kroonekerk, etc. etc. etc” Waarin “de Mof” Johannes Klomp (cq. Steenlak), volkomen de grond in werd geboord. Joan de Haes kreeg in dat gedicht ook een veeg uit de pan. Verder verscheen „De Maasgod in den rouw” waarin het wanbestuur aan de kaak werd gesteld en „Dankzegging der Water-Nimfen aan den klagenden Maasgodt”, waar de gouden medaille aan de Haes wordt gehoond. Net als in de „Weergalm aan den schrijver van de Eer kroon van Rotterdam op zijn Heusche Vermaning”, waarin de Haes een “gouden tor” werd genoemd. Er verschenen dan vervolgens ook weer twee tegengedichten, die allemaal, incluis de schimpdichten, in 1717 werden gepubliceerd in “Vervolg van de Nederduitse keurdigten, by een verzameld door de liefhebberen der oude Hollandse vryheit”. Gedichten als barometer van de publieke opinie in Rotterdam!
Hoewel de “Eerkroon” voor 21e-eeuwse oren wat stug en eenvormig mag overkomen is het een belangrijk document om kennis te nemen waar Rotterdammers rond 1716 trots op waren. De kerken, de beurs, de scheepsbouw, Erasmus (het beeld specifiek genoemd!) en de schilder Adriaen van der Werff. Ook de competitie en stiekem, door de regels heen, het zich moeten bewijzen tegenover de stad Amsterdam is opvallend. Het is verder een mooi voorbeeld van de gelegenheidsgedichtencultuur, die zo belangrijk was is de 17e en 18e eeuw en die in heel Nederland diverse mensen tot voordrachten verleidde. En gezien de vele reacties op de “Eerkroon”, die ook nog eens afgedrukt werden, die gedichten lééfden bij de mensen en hadden een belangrijke sociale functie.
Ik wil Dr. John Tholen van de bibliotheek Rotterdam danken voor de tip voor dit gedicht en het beschikbaar stellen van de 1720 druk van de verzamelde gedichten van Joan de Haan, gebruikt in de video.
Meer info en gebruikte bronnen:
De Eerkroon en vervolggedichten
Over de Corterman affaire uit 1690:
http://www.engelfriet.net/Alie/Hans/costerman.htm
Over het gedicht en de polemiek rondom het gedicht van Joan de Haes:
Over de in het gedicht genoemde Burgemeesters:
http://resources.huygens.knaw.nl/retroboeken/nnbw/#source=3&page=768&view=imagePane
Laat een reactie achter