Fotograaf Marco van Duyvendijk wil de prachtige dichtbundel Oost-Azië (1928) van J. Slauerhoff opnieuw uitgeven, rijk geïllustreerd met de foto’s die de fotograaf in de afgelopen vijf jaar maakte.
Van Duyvendijk: “Ongeveer een eeuw geleden werkte de schrijver J. Slauerhoff als scheepsarts in Oost-Azië. Hoewel hij als scheepsarts zeer bekwaam was, lag zijn hart bij het schrijven. Zijn reizen gebruikte hij om inspiratie op te doen voor zijn romans, verhalen en gedichten. Zo verscheen in 1928 de dichtbundel Oost-Azië. Het is een meesterlijke bundel met een aantal van de beste gedichten die Slauerhoff ooit heeft geschreven. De 35 gedichten zijn een weerslag van zijn reiservaringen in het Verre Oosten, met gedichten over Macau, Filippijnen, China, Korea en Japan. Ook in 2023, een kleine eeuw nadat Slauerhoff zijn reizen maakte, hebben zijn gedichten nog steeds een frisheid en schoonheid die zijn werk zeer lezenswaardig maakt. Ik vind Oost-Azië één van de hoogtepunten van de Nederlandse poëzie in de 20e eeuw. Het is mijn grote wens om de gehele bundel opnieuw uit te geven, waarbij zijn gedichten worden afgewisseld met mijn foto’s, als een samengaan van sferen uit 1928 en 2023.”
Van Duyvendijk zoekt mensen die hem willen helpen het fotoboek te maken. U kunt hem steunen via Voordekunst (daar vindt u ook nog meer informatie).
hansvanderveen1kpnmailnl zegt
https://neerlandistiek.nl/2023/02/crowd-funding-fotoboek-j-slauerhoff-oost-azie/#respond
Slauerhoff in Duitse vertaling van Hans van der Veen:
DE ONTDEKKER II
Hij had het land waarvoor hij scheepging lief,
Lief, als een vrouw ’t verborgen komende.
Er diep aan denkend stond hij droomende
Voor op de plecht en als de boeg zich hief
Was ’t hem te moede of ’t zich reeds bewoog
Onder de verten, waarin ’t sluimerde,
Terwijl ’t schip, door de waterscheiding schuimende,
Op de aanbrekende geboort’ toevloog.
Maar toen het lag ontdekt, leek het verraad.
Geen stille onzichtbre streng verbond hen tweeën.
Hij wilde ’t weer verheimlijken – te laat:
Het lag voor allen bloot. Hem bleef geen raad
Dan voort te varen, doelloos, desolaat
En zonder drift – leeg, over leege zeeën.
DER ENTDECKER II
Er hatte lieb das Land, worum er Kurs nahm,
lieb, wie eine Frau das Auszutragende.
Er stand tief sinnend über das zu Wagende
vorn auf der Plicht, und als der Bug hochkam,
schien’s ihm, dass es sich schon erhob
weit hinterm Kimm, da lag es träumend, indem das Schiff, die Wasserscheide schäumend,
auf eine kommende Geburt hin stob.
Doch wo’s entdeckt, erschien es wie Verrat.
Nicht eine stille Schnur ernährte hier noch Fernweh.
Es wieder zuzudecken war verlorene Tat:
Es lag vor allen offen. Ihm blieb kein Rat
als weiterfahren, ziellos, desolat,
und ohne Trieb – leer und auf leerer See.