De Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur en het onderzoek ernaar lijken te floreren. De speelse voorspelling van Sjoerd Kuyper dat ‘grotemensenboeken’ een subgenre van kinderboeken zouden worden (Kuyper, 2004, p. 10), mag dan nog niet zijn uitgekomen, wel verkopen Nederlandstalige kinderboeken steeds beter terwijl de algemene verkoop van fictie daalt (Stichting Lezen – Leesmonitor, 2024). De Boon, de jaarlijkse Vlaamse literatuurprijs die in 2022 voor het eerst werd uitgereikt, keert hetzelfde prijzengeld uit aan de winnaar in de categorie ‘fictie en non-fictie voor volwassenen’ als aan die in de categorie ‘kinder- en jeugdliteratuur’. Internationaal worden de Nederlandstalige kinder- en jeugdboeken erg gewaardeerd: zo won Bart Moeyaert in 2019 de Astrid Lindgren Memorial Award, en Laura Watkinson’s vertaling van Lampje (Annet Schaap), Lampie and the Children of the Sea, haalde in 2020 als eerste vertaalde boek ooit de shortlist van de Carnegie Medal.
Toch halen vooral de doemberichten het nieuws: jongeren lezen steeds vaker in het Engels ten nadele van Nederlandstalige adolescentenliteratuur, steeds meer leerlingen verlaten het onderwijs zonder voldoende beheersing van het Nederlands, de instroom in opleidingen neerlandistiek hapert – althans in Vlaanderen en Nederland – en aan universiteiten en hogescholen in Nederland en Vlaanderen staat Nederlands als doceer- en onderzoekstaal onder druk.
Middenin dat net genoemde bloeiende ‘ecosysteem’ bestuderen heel wat – en steeds meer – onderzoekers de Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur, al dan niet in het kader van leesonderwijs. Daar groeit het besef dat onderzoek naar Nederlandstalige (kinder- en jeugd)literatuur erbij wint als het niet geïsoleerd wordt benaderd. Het ‘eilandgevoel’ laten we best achter, bepleitte Rita Ghesquière al in 2011: ‘Jeugdliteratuur maakt deel uit van een groter geheel, literatuur, en het is belangrijk om de jeugdliteraire teksten binnen dat geheel te situeren’ (p. 17). Helma van Lierop-Debrauwer (2022) toont dat de kloof tussen een literaire en didactische benadering kan worden overbrugd en de studie van kinderliteratuur baat heeft bij een intergenerationele benadering. Geert Buelens (2023) pleit voor een alternatieve geschiedenis van ‘Nederlandstalige literaturen’ waarin de kruispunten en raakvlakken centraal staan en er aandacht is voor de vele andere landen waarin het Nederlands in contact staat en stond met andere talen.
Dat diverse onderzoek naar de Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur willen wij in beeld brengen, net zoals biologen soms een vierkante meter afbakenen om minutieus te inventariseren wat zich in dat kader afspeelt, maar de biotoop in kwestie uiteraard niet ophoudt bij die grenzen. Voor een thematische bundel in de reeks Lage Landen Studies verzamelen we bijdragen over onderzoek naar historische en hedendaagse Nederlandstalige kinder- en jeugdboeken, met nadrukkelijke aandacht voor de wisselwerking met andere ‘ecosystemen’. Daarbij is (onder andere) te denken aan:
- de plaats van de jeugdliteratuur in de canon en in literatuurgeschiedenissen,
- de wisselwerking tussen jeugdliteratuur en taal- en literatuuronderwijs,
- raakvlakken en verschillen met literatuur voor volwassenen,
- auteurs die voor verschillende leeftijden schrijven,
- raakvlakken en verschillen met verwante genres zoals jeugdtheater en -strips, het ontstaan en functioneren van hybride vormen,
- boek- en uitgeefgeschiedenis, de wisselwerking tussen jeugdliteratuur en instituties zoals ondersteuningsfondsen, uitgevers, prijzen, recensenten enz.
- de studie van vertalingen: hoe fungeren Nederlandstalige kinder- en jeugdboeken of vertalingen naar het Nederlands in (inter)nationale context?
- diversiteit in het Nederlandstalige kinderboek, waarbij diversiteit in de meest brede zin kan worden begrepen: welke genres zijn vertegenwoordigd in het aanbod, welke minder of niet, welke thema’s komen aan bod, welke leeftijdscategorieën worden aangesproken, welke personages krijgen een prominente plaats enz.?
We verwelkomen bijdragen met aandacht voor de manieren waarop het onderzoek naar historische en hedendaagse Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur is ingebed in de neerlandistiek én in het internationale onderzoek naar kinder- en jeugdliteratuur.
Om de verscheidenheid te bevorderen richten we deze oproep ook expliciet aan onderzoekers die focussen op andere terreinen dan jeugdliteratuur maar aandacht willen schenken aan de wisselwerking tussen verschillende ‘ecosystemen’. Uiteenlopende theoretische kaders en methodes zijn denkbaar, met aandacht voor zowel internationaal beschikbare bronnen als publicaties in het Nederlands.
Bronnen
Buelens, G. (2023). Pleidooi voor een neerlandistiek zonder centrum. De lage landen, 66, 20-25.
Ghesquière, R. (2011). Zijn we goed bezig? Mijmeren over het onderzoek naar (jeugd)literatuur. Literatuur zonder leeftijd, 84, 7-17.
Kuyper, S. (2004). Hoofden uit de mist. Over de moderne jeugdliteratuur. L.J. Veen.
Stichting Lezen – Leesmonitor (2024). Fictie verkoopt het beste, aandeel kinderboeken groeit. https://www.lezen.nl/onderzoek/fictie-verkoopt-het-beste-aandeel-kinderboeken-groeit/.
Van Lierop-Debrauwer, H. (2022). Children’s literature: A joint venture. International Research in Children’s Literature, 15(3), 249-263.
Planning
De deadline voor abstracts is 30 september 2024.
De abstracts (in het Nederlands, max. 300 woorden) moeten volgende informatie bevatten:
- auteur(s) met affiliatie(s) en ORCID-nummer(s)
- titel en tekst van het voorstel
- geselecteerde bibliografie met 3 tot 5 academische referenties
- 5 sleutelwoorden
De abstracts dienen te worden gericht aan Barbara Kalla, barbara.kalla@uwr.edu.pl en Frauke Pauwels, frauke.pauwels@uantwerpen.be
De bundelredactie stelt op basis van de ingediende voorstellen een bundel samen die qua onderwerpen en methoden een zo breed mogelijke afspiegeling vormt van hedendaags onderzoek, en daarbij de verscheidenheid van Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur (in de meest brede zin) illustreert. Uiterlijk 15 oktober maakt zij kenbaar welke voorstellen zijn aanvaard.
De deadline voor de volledige bijdragen is 1 februari 2025.
De bijdragen bevatten 8000 tot max. 10 000 woorden. Stylesheet: APA
Mits succesvol verloop van de peerreview wordt het boek in de reeks Lage Landen Studies gepubliceerd.
Voor vragen of opmerkingen:
Barbara Kalla, barbara.kalla@uwr.edu.pl
Frauke Pauwels, frauke.pauwels@uantwerpen.be
Lage Landen Studies
Lage Landen Studies is de boekenreeks van de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek (https://www.ivn.nu/uitgaven-67). In deze reeks worden monografieën en thematische bundels uitgegeven die resultaat zijn van zowel individueel onderzoek als samenwerking tussen wetenschappers die werkzaam zijn op het gebied van de neerlandistiek. Studies over vertaalwetenschap, taal- en literatuurdidactiek zijn eveneens welkom.De reeks bevordert bestudering van de Nederlandse taal, literatuur en cultuur van de Lage Landen en van de Nederlandstalige gebieden daarbuiten, in internationaal perspectief. Jaarlijks verschijnt er een deel in de reeks Lage Landen Studies. De reeks wordt uitgegeven door Amsterdam University Press (AUP), onder open access (https://www.aup.nl/nl/series/low-countries-studies).
Laat een reactie achter