Op 27 mei vond de eerste aflevering van Voortvarend Nederlands Virtueel 2024 plaats. Te gast was professor Frits van Oostrom, tot zijn emeritaat in mei 2023 universiteitshoogleraar aan de Universiteit Utrecht. Orsi Réthelyi, universitair hoofddocent Nederlandse letterkunde en cultuurgeschiedenis en hoofd van de vakgroep Neerlandistiek aan de Loránd Eötvös-universiteit in Boedapest, ging met hem in gesprek over zijn nieuwste publicatie, De Reynaert. Leven met een middeleeuws meesterwerk.
Dit lijvige boek, dat ook een nieuwe editie van Van den vos Reynaerde bevat, werd een jaar geleden, bij Van Oostroms afscheid van de academie, feestelijk gepresenteerd. Kans om uit te rusten kreeg de kersverse emeritus niet, want hij ging meteen met het boek op tournee. Boek én vertrek van de populaire hoogleraar kregen ook uitgebreide media-aandacht. In december 2023 werd De Reynaert bekroond met de Gerrit Komrij-prijs.
Dat een boek van bijna 600 pagina’s over een Middelnederlandse tekst zoveel dekking krijgt, zegt zowel iets over de waardering voor Van Oostrom als schrijver en wetenschapper, als over de iconische status van de Reynaert als tekst. Tijdens het IVN-webinar gingen Van Oostrom en Réthelyi in op mogelijke factoren die de Reynaert na al die eeuwen ook internationaal nog steeds tot zo’n sterke tekst maken.
Geen heimwee naar de Middeleeuwen
Voordat Van Oostrom een korte lezing geeft, stelt Réthelyi enkele inleidende vragen. Om te beginnen wil ze weten of Van Oostrom als schrijver iets geleerd heeft van de auteur van de Reynaert, de man die de geschiedenis is ingegaan als ‘Willem die Madocke maecte’. Volgens Van Oostrom herkent hij bij Willem diens voorkeur voor ‘het cabareteske’ en ‘subtielere ironie’. ‘Gelukkig heb ik een externe redacteur die daar af en toe een streep doorheen zet’, lacht hij. ‘Kill your darlings is een ijzeren principe.’
Réthelyi bedoelt vooral de levendige stijl en strakke structuur van het boek. Heeft hij die misschien bij Willem afgekeken? Van Oostrom schrijft deze toe aan zijn diepgewortelde training als neerlandicus. ‘Ik herinner me nog de fantastische colleges van professor Sötemann, waarin hij liet zien hoe knap een roman als Nooit meer slapen geconstrueerd was’, vertelt hij. ‘Als neerlandici kennen we allemaal het beroemde citaat van Hermans dat alles met alles samenhangt en dat er geen mus van het dak mag vallen zonder dat dat betekenis heeft.’
Ook hangen stijl en structuur samen met Van Oostroms intentie een boek te schrijven voor een breed publiek. ‘Dat publiek hoeft dit boek natuurlijk totaal niet te lezen. Ze kunnen duizenden andere boeken lezen; die zijn vaak ook heel erg de moeite waard. Dus je moet wel een beetje je best doen dat buitenpubliek erbij te houden.’
Dat hij dat ‘buitenpubliek’ weet aan te spreken, bewees Van Oostrom al met Maerlants wereld, dat in 1996 bekroond werd met de AKO Literatuurprijs. Als hij een tijdgenoot zou zijn van Willem én Jacob van Maerlant, vraagt Réthelyi, wie van de twee zou hij dan sympathieker vinden? Een gewetensvraag, vindt Van Oostrom. ‘Met Van Maerlant ben ik acht jaar bezig geweest. Toen het boek uitkwam, schreef W.P. Gerritsen in zijn recensie dat Van Maerlant eruit tevoorschijn kwam als een man om van te houden. Zo was het mij ook wel vergaan.’
Als je je als wetenschapper serieus in een onderwerp verdiept, wordt dat je als vanzelf dierbaar, is Van Oostroms ervaring. ‘Ik heb helemaal geen heimwee naar de middeleeuwen, ik zou het er geen week uithouden. Maar ik heb wel grote sympathie met deze periode. Ik vind het de taak van een onderzoeker te proberen het object te begrijpen, en het niet alleen maar klinisch, en al helemaal niet negatief, te benaderen.’
Misschien voelt hij zich meer verwant aan Van Maerlant dan aan Willem. ‘Die scherpte van Willem, zijn durf, dat radicale, dat – bewust, lijkt het haast wel – onmaatschappelijke… Dat moet ik niet pretenderen. Daar ben ik te braaf voor. Ik was altijd al meer van The Beatles dan The Rolling Stones. Maar mijn bewondering voor Willem is des te groter. Terwijl Van Maerlant, net als ik, een rij boeken nodig had om min of meer te zeggen wat hij te zeggen meende te hebben, had Willem, na Madoc, aan dit ene meesterwerk van 3400 verzen genoeg.’
Réthelyi constateert dat relatief weinig vrouwelijke onderzoekers over de Reynaert hebben gepubliceerd. Waarom zou dat zijn? Van Oostrom begint met een correctie: het lijstje vrouwen die over de Reynaert geschreven hebben, is ‘ietsje groter’ dan hij in zijn boek heeft voorgesteld. Maar, anders dan in het geval van de middeleeuwse mystica Hadewych, heeft er nog nooit een vrouw een volledig boek over de Reynaert geschreven. ‘De Reynaert heeft wel iets masculiens’, beaamt Van Oostrom. Hij verwijst naar de Amerikaanse feministe Andrea Dworkin en haar ‘masculiene drie-eenheid van geweld, seks en macht’. ‘De Reynaert is inderdaad een tekst die daar sterk aan appelleert.’
De Reynaert wereldwijd
In de eerste helft van zijn lezing gaat Van Oostrom in op de positie van de Reynaert wereldwijd. Van den vos Reynaerde is ontstaan in Vlaanderen. Dat kunnen we afleiden uit de taal waarin de tekst geschreven is. Daarnaast doorspekte Willem zijn verhaal, dat hij baseerde op de Franse Roman de Renart, met Vlaamse toponiemen. De gebeurtenissen spelen zich af in het Land van Waas. ‘Grofweg het gebied tussen Antwerpen en Gent en dan iets westwaarts daarvan: Hulst aan Nederlandse kant en Sint-Niklaas aan Vlaamse kant.’ Volgens Van Oostrom duidt dit erop dat Willem gedetailleerde kennis van het gebied moest hebben, en er waarschijnlijk ook affectie voor voelde, mogelijk omdat hij er zelf vandaan kwam. Het verbaast Van Oostrom dan ook niet dat er in deze streek nog steeds een ware Reynaert-cultus bestaat.
Maar de tekst kreeg ook al snel internationale bekendheid. Opmerkelijk is dat de Reynaert uit het Middelnederlands in het Latijn is vertaald, dus uit de volkstaal naar de taal met hoge status. De boekdrukkunst zorgde voor verdere verbreiding. Van den Vos Reynaerde is de eerste literaire Middelnederlandse tekst die wordt gedrukt. De vooraanstaande Engelse drukker William Caxton leerde de Reynaert in Brugge kennen en bracht de tekst naar Engeland, waar hij aan het begin kwam te staan van de Reynard the Fox-traditie. In het Duitse taalgebied bestond er een Reynaert-uitgave die terugging op de Middelnederlandse tekst, maar inmiddels was verduitst. Toen Goethe deze versie in handen kreeg, zag hij onmiddellijk de bijzondere kwaliteit ervan in. Hij was zo enthousiast dat hij een eigen bewerking van het verhaal schreef, Reineke Fuchs. ‘Diewerd overal gelezen omdat het een werk van de grote Goethe was.’
Goethes bemoeienis met het verhaal leidde tot de herontdekking van het oorspronkelijke Middelnederlandse handschrift, dat inmiddels op een Duits kasteel lag te verstoffen. De ontdekker deelde zijn vondst met Jacob Grimm, en die schreef erover aan Jan Frans Willems, grondlegger van de Vlaamse Beweging. Van Oostrom: ‘Willems, die op dat moment in ballingschap verkeerde, wilde in België het Nederlands propageren, en daar kreeg hij opeens de Reynaert in de schoot geworpen. Nou ja, zoek niet verder!’ Willems stond aan het begin van de opgang van de Reynaert in Vlaanderen. In de recente Canon van Vlaanderen neemt Van den vos Reynaerde een belangrijke plaats in.
Voor Frankrijk was het idee dat een Vlaamse vertaling van een Frans werk de betere versie zou zijn, volgens Van Oostrom ‘wel even slikken’. ‘Toch is er pas een Franse vertaling van de Vlaamse Reynaert verschenen, en in de inleiding wordt toegegeven dat deze versie eigenlijk nog mooier is dan de Franse Roman de Renart.’
Tot besluit van zijn overzicht van de internationale zegetocht van de Reynaert laat Van Oostrom een Oekraïens kinderboek zien dat op Goethes bewerking van de Vlaamse Reynaert is gebaseerd. ‘Ik vind het ontroerend te bedenken dat Lys Mykyta, zoals het daar heet, in Oekraïne een echte klassieker is’, zegt Van Oostrom. ‘Er bestaat zelfs een tekenfilmserie van. Het verhaal zal dezer dagen waarschijnlijk wel weer voorgelezen worden in de schuilkelders. Tussen alle ellende leest men daar aan kinderen het verhaal voor over de vos die aan het hof van de tsaar moet verschijnen. Je snapt al wat er gebeurt. Uiteindelijk wint de vos Mykyta van de tsaar. Hopelijk kan dat kinderen in Oekraïne een beetje bemoedigen.’
De kracht van de Reynaert
In de tweede helft van zijn lezing gaat Van Oostrom in op de vraag waarom de Reynaert zo populair is. Hij wil niet ontkennen dat ‘culturele dwang’ een rol speelt. Kinderen leren al op school dat de Reynaert hét literaire meesterwerk van het Middelnederlands is. Maar er is meer aan de hand.
Het eerste aspect dat Van Oostrom uitlicht, is het feit dat het verhaal gebaseerd is op het motief van de trickster, een mens (of dier) die iedereen telkens weer te slim af is. ‘Hoewel Reynaert aanvankelijk misschien zwak oogt, blijkt hij uiteindelijk het sterkst, dankzij zijn superieure intelligentie en scherpte.’ Dat is een gegeven waar jong en oud van kunnen genieten.
Daarnaast heeft de humor bijgedragen aan het internationale succes van de Reynaert, constateert Van Oostrom. ‘En dan bedoel ik niet alleen de beroemde scène van de pastoor die in zijn edele delen wordt gebeten. Natuurlijk, daar moet iedereen om lachen. Maar ook qua formuleringen zit er zo ongelooflijk veel geestigheid in!’
Een derde kwaliteit is de structuur van de tekst. Daaruit blijkt dat de schrijver precies wist wat hij wilde. In het eerste deel preludeert hij al op de wreedheid in het tweede deel. ‘De Vlaamse schrijver maakt het in het eerste deel al net even wat erger dan in het Franse voorbeeld. In het tweede deel vaart hij bijna geheel op eigen kompas. Als Reynaert naar het hof van koning Nobel gaat, zie je een forse accentverschuiving ten opzichte van de Franse tekst. In het Frans draaide het om de vete tussen de vos en de wolf. In de Middelnederlandse versie werkt het toe naar het conflict tussen de vos en de leeuw, de koning zelf. Dát is de climax van het verhaal. Anarchie wil ik het niet noemen, maar er zit iets subversiefs erin.’
De Reynaert moet in zijn eigen tijd ‘behoorlijk controversieel’ zijn geweest, denkt Van Oostrom. Of Willem daar last mee heeft gehad, is niet bekend. Het lijkt erop dat de schrijver zich bij voorbaat indekte, observeert de hoogleraar. ‘In de proloog loopt hij al vooruit op het onbegrip dat hij vreest te zullen krijgen. Dat kan toch niet het onbegrip zijn voor het verhaaltje van een vos die iedereen ertussen neemt. Het moet wel te maken hebben met de politieke dimensie van zijn verhaal.’ Het subversieve karakter van de tekst is volgens Van Oostrom mogelijk ook de reden waarom zoveel kunstenaars affiniteit met de Reynaert voelen.
Ten slotte ziet Van Oostrom de Reynaert ook als een tekst over de kracht van het individu. De vertegenwoordigers van de gevestigde orde zijn zwak. ‘Je ziet wat er gebeurt als de verleiding toeslaat. De beer met zijn honing, de kater met zijn muizen en de koning met zijn schat: ze gaan alle drie voor de bijl. Ze kiezen voor hun eigen belang in plaats van het algemeen belang. Daar zit voor mij de kern van de Reynaert, al wil ik niet beweren dat dit de enige interpretatie is. Het grootse van dit werk is juist het open karakter ervan. Het leent zich voor velerlei interpretaties. Daardoor is het een echte klassieker geworden.’
Een verhaal van alle tijden
In de nabeschouwing refereert Orsi Réthelyi aan de vele bewerkingen voor kinderen die van de Reynaert zijn gemaakt. Van Oostrom bevestigt dat hijzelf als kind ook via zo’n navertelling voor het eerst met de Reynaert heeft kennisgemaakt. Toen hij aan zijn boek over de Reynaert werkte, heeft hij die uitgave van schoolmeester Pieter de Zeeuw uit 1942 erbij gepakt. ‘Dan zie je dat De Zeeuw – net als tientallen andere Reynaert-bewerkers – bepaalde scherpe kantjes eraf heeft gehaald. Het is minder bloederig, er wordt niet aan homoseksualiteit gerefereerd, het spel met het obscene en taboe-achtige… Het is allemaal wat braver gemaakt. Maar het is nog steeds heel erg grappig en pure trickster.’
Dat de Reynaert aanleiding heeft gegeven tot zoveel uitgaven voor kinderen, is volgens Van Oostrom te danken aan Jan Frans Willems. Willems wilde dat de tekst een icoon zou worden van de Vlaamse taalstrijd. Om de tekst zo snel zijn weg te laten vinden naar het Vlaamse cultureel bewustzijn, publiceerde hij eerst een eigen bewerking van de tekst. Daarna kwam de Middelnederlandse tekst, en vervolgens een schooluitgave. Voor gebruik in het onderwijs was in die tijd kerkelijke goedkeuring nodig. ‘Nou, je kunt wel raden dat dat nog wel een en ander aan reparatie in de tekst vereiste, want de bisschop had zo zijn eigen mening over al die scènes. Dus dat is meteen de eerste gedempte versie geworden. Jan Frans Willems was er maar half gelukkig mee. Maar het heeft zijn doel gediend. Het werd het begin van de opgang van de Reynaert in Vlaanderen.’
Ziet Van Oostrom Reynaert als mens of als dier, wil Réthelyi weten. Daar hoeft de hoogleraar niet lang over na te denken. ‘Het is een dierenverhaal, zonder enige twijfel.’ Er komen immers allerlei dierlijke details in het verhaal voor. ‘De beer eet honing, de vos eet kippen en de kat eet muizen, en niet andersom.’ Misschien zorgde het feit dat de belangrijkste personages dieren waren ervoor dat de tekst in zijn eigen tijd als politieke satire werd aanvaard.
Réthelyi wijst naar het Reynaert-beeldje dat naast Van Oostrom op zijn bureau staat. Die Reynaert loopt rechtop, op zijn achterpoten, zoals een mens. Volgens Van Oostrom denkt vrijwel iedereen dat Reynaert op twee poten loopt. Toch staat in de tekst dat Reynaert voor zijn pelgrimage om vier schoenen vraagt. Er bestaan ook laatmiddeleeuwse houtsneden waarop Reynaert op vier poten wordt afgebeeld. Voor een toneelbewerking is dat minder geschikt. ‘Het zou me wat zijn als je de Reynaert zou opvoeren met een acteur die de hele tijd op handen en voeten moet! Ik denk niet dat een groot succes zou worden. Het zou ook afbreuk doen aan de grotere thema’s uit de tekst.’
Een kijker van het webinar vraagt via de chat of er een modern boek is waarmee de Reynaert vergeleken zou kunnen worden. Het brengt Van Oostrom op het werk van Annie M.G. Schmidt. ‘Dat een kinderboek een beetje schuurt en een beetje stookt, is natuurlijk een grote kwaliteit, als je dat op niveau weet te doen.’
Overigens maakt Van Oostrom zich weinig zorgen. ‘Onze tijd kan wat beter tegen een stootje. Sterker nog, onze tijd houdt wel van een beetje heftigheid. Die scène die er vroeger altijd uitgesneden werd, over de pastoor die zijn testikels verliest, is nu hét succesnummer als het op school over de Reynaert gaat.’
Van Oostrom weet te vertellen dat Tom Lanoye aan een hedendaagse bewerking van de Reynaert bezig is. Lanoye groeide op in Sint-Niklaas, in de streek waar de Reynaert ontstaan is, en hij deed als kind mee aan een massaspel, waarin hij een rolletje als ‘een vosken’, een van Reynaerts kinderen. Lanoyes werk kennende, verwacht Van Oostrom dat in deze nieuwe versie ‘bloed en seks niet geschuwd zullen worden’. ‘Dat zal ongetwijfeld een modern publiek, inclusief jongeren, trekken.’
Van Oostrom vindt het typerend voor de Reynaert dat de tekst nieuwe lezers telkens weer iets anders te bieden heeft. Niet voor niets heeft hij zijn boek de ondertitel ‘Leven met een middeleeuws meesterwerk’ meegegeven. ‘Daarmee bedoel ik uitdrukkelijk niet “mijn leven met een middeleeuws meesterwerk”, maar ons aller leven met een middeleeuws meesterwerk. Dat gaat nog wel even door, denk ik.’
Samenvatting: Ingrid Glorie
Jan Nijen Twilhaar zegt
Alle lof voor dit interessante artikel, maar zo jammer dat er geen gewag wordt gemaakt van de Nedersaksische vertalingen.