Het was in augustus 1976 dat ik Fred leerde kennen. We waren toen beiden bij de opleiding Nederlands aan de Vrije Universiteit benoemd als docent voor de letterkunde van de Middeleeuwen. En al gauw kwam ik tot het gevoelen: hier aan de VU is Fred mijn beste vriend en collega.
In alle vrijheid mochten wij het tijdvak onder ons verdelen. De grote doctorale werkcolleges nam Fred voor zijn rekening. Hij was een gedreven, strenge en veeleisende docent. Maar ook een geliefde leermeester. Een relatief groot aantal studenten koos voor de colleges van Fred en ook velen zijn met hun scriptie bij hem afgestudeerd.
In die tijd deelden wij een werkkamer en na enige tijd voegde zich een derde bij ons, Henk Duits, docent voor de letterkunde van de Renaissance. Toen werd onze kamer beroemd, en voor sommigen berucht, in akoestische zin door toedoen van Fred. Van menige gebeurtenis deed hij ons verslag, steevast begeleid met een luide lach. Nog altijd schieten mijn vriendin en ik bij het zien van een komisch op te vatten voorval in de lach en zeggen dan tegen elkaar: ‘Fred zou nu het volgende gezegd hebben.’
Aan ons vertelde Fred regelmatig over zijn thuis. Over Caroline, Joost en Mechtelt. En ook over een vriendschap tijdens zijn studiejaren in Utrecht. De naam van deze vriend luidt, zo herinner ik mij: George Keukens. Bij navraag reageerde een collega van Utrecht met de mededeling: ‘Fred en George waren denkelijk het meest intiem met Wim, van alle wetenschappers. Ze zijn decennia lang met elkaar opgetrokken in de vorm van samen eten.’ Met Wim is bedoeld Wim Gerritsen, bij wie Fred in Utrecht is afgestudeerd.
Vorige week hebben wij vele oud-collega’s en vakgenoten ingelicht over het overlijden van Fred. Waarop zij reageerden met een uiting van droefheid en altijd met een mooie typering van Fred. Zo schrijft een collega van de UvA: ‘Fred kwam altijd op voor zijn studenten. Groot verlies, ontzettend innemende man en een geweldig goede docent.’
Een ander schrijft over Fred: ‘Ik heb het destijds buitengewoon knap gevonden dat en hoe hij zijn werkterrein heeft verwisseld van de Middeleeuwen naar de Romantiek.’ Even toelichten. Na het overlijden van de docent voor de letterkunde van de 18de eeuw, zeg maar de Romantiek, stelde onze hoogleraar letterkunde aan Fred voor om voor een gedeelte van zijn aanstelling colleges voor die periode te verzorgen. Fred heeft zich voortreffelijk in deze periode ingewerkt en met groot plezier de colleges gegeven.
Als we Fred zouden typeren als een blijmoedige en goedlachse magister, moeten wij bedenken, dat het bij dit lachen gaat om een intellectuele activiteit, wat hem verbindt met sprekers of vertellers in middeleeuwse literatuur. ‘Op vrolijke toon een waarheid verkondigen’. Zo gingen geleerde auteurs en ook dichters in de Middeleeuwen te werk. Daarom neem ik aan, dat Jean de Meun Freds favoriete auteur is geweest. De grote tekst van Jean de Meun, van omstreeks 1270, een uitvoerige voortzetting van de Roman de la Rose, met al die lange betogen: voor Fred een reden tot plezier, want het biedt hem gelegenheid een satirische bedoeling op te sporen en die vervolgens met een vrolijk gezicht aan de studenten, ik zou haast zeggen, te openbaren.
Tot aan zijn pensioen heeft Fred gedoceerd aan de VU. Bijna dertig jaar lang, onafgebroken, nooit een dag verzuimd. Bij het afscheid een goede gelegenheid voor anderen om aan hun grote waardering voor Fred uiting te geven. Dat gebeurde met de bundel getiteld: ‘Daer omme lachen die liede’. Opstellen over humor in literatuur en taal voor Fred de Bree (Amsterdam-Münster, 2005). De titel van de bundel is ontleend aan een vers in een tekst van Jan van Boendale, uit de 14de eeuw. Deze auteur heeft het daarin over de therapeutische functie van komische vertellingen: bij voordracht brengen die de toehoorders aan het lachen.
Bijna dertig auteurs hebben voor Fred een artikel geschreven. De bundel opent met een artikel van W.P. Gerritsen, de leermeester van Fred, getiteld: ‘Doe louch zeere sente Brandaen. Lachen en ironie in De reis van Sint Brandaan’. Een veelzeggend citaat uit het begin van Gerritsens artikel: ‘In deze bijdrage, die ik opdraag aan mijn goedlachse oud-student, langjarige promovendus en gewaardeerde vakgenoot Fred de Bree …’
Laten wij nu in de geest van deze woorden altijd aan Fred denken, met vreugde.
Tekst van de toespraak van Roel Zemel, gehouden bij de afscheidsbijeenkomst op dinsdag 15 oktober 2024.
E.van der Smit zegt
Wat een indrukwekkemd betoog.
Ontroerend deze mooie mens.
Moge hij in vrede rusten.
Maarten Klein zegt
Mooi stukje, Roel, maar wat een droevig nieuws! Ik zat met Fred (en Ludo Jongen) in de redactie van vakTaal. Een ongelofelijk sympathieke collega en vriend, waar je altijd van op aan kon.
Maarten Klein