
In een vroeg gedicht van Gerrit Kouwenaar gaat een hand op pad: ‘Op de weg loopt mijn hand naakt op vijf poten. / Hij komt een andere spin tegen.’ Het avontuur dat de hand beleeft is erotisch van karakter en wordt via een droomverslag in verband gebracht met een bevalling.
Het gedicht eindigt aldus: ‘De hand vervolgt lezend mijn weg.’ We kunnen ons met recht afvragen of het goede poëzie is, maar de regels blijven in het geheugen hangen omdat we van nature schrikken bij de gedachte dat ledematen of organen hun eigen agenda hebben. Het lichaam behoort centraal georganiseerd te zijn, de taken van de lichaamsdelen worden geacht ten dienste van het geheel uitgevoerd te worden, zoals een bedrijf of een maatschappelijke institutie gebaat lijkt te zijn bij samenhang en weloverwogen sturing.
Niettemin gaan lichaamsdelen soms hun eigen gang. Ze gedragen zich op een manier die hun vermeende eigenaar niet voor zijn rekening zou willen nemen. Ze raken soms zelfs gescheiden van hun medeleden en beginnen iets nieuws, zoals gebeurt in het verhaal ‘De neus’ van Nikolaj Gogol. Een ziek orgaan wordt vervangen door een plaatsvervanger die uit een ander lichaam afkomstig is. Of een lichaam besluit om onduidelijke redenen dat een van zijn onderdelen daar niet thuishoort en afgestoten moet worden. Dat is bizar en eng.
Laat een reactie achter