
De herfst kondigt zijn komst weer aan met regen en kou. Tijd om op de bank onder een deken te kruipen met een goed boek!
Adriaan van der Veen groeide op tijdens de economische crisis van de jaren dertig. De hierdoor veroorzaakte angst voor armoede, verlies en onzekerheid, en het bijbehorend wantrouwen jegens het leven, bleven een duidelijke invloed vormen in zijn werk. Van hem verschijnen deze maand drie romans en de novellenbundel De man met de zilveren hoed (1957).
Van Maurits Wertheim verschijnt, benevens twee verhalenbundels, de psychologische roman De laatste Levano (1962). Van Adriaan Venema komt Een sterfgeval in Duitsland (1971) online, over de vervolging van homoseksuelen in Duitsland in de 19e en 20e eeuw, in beeld gebracht door de dood van de Beierse koning Ludwig II. De novelle Grensconflict (1970) van Fokke Sierksma ten slotte gold jarenlang als een hoogtepunt uit de literatuur over het Nederlandse verzet in de Tweede Wereldoorlog.
Ook voor de jeugd is er genoeg te lezen, zoals een negental boekjes van Freddy Hagers, een pseudoniem van Guus Betlem waaronder hij boeken voor jonge en oudere meisjes publiceerde. De meeste waren deel van een serie, zoals de succesvolle reeks over Marjolein. De hoofdpersonen zijn vrolijke robbedoesjes, flapuiten met een hart van goud. In hetzelfde straatje: De olijke tweeling spant de kroon (1970), deel elf uit de bekende serie van Arja Peters.
Babo de krijgsolifant (1962) van C. Wilkeshuis is een spannend boek over een krijgsolifant uit het antieke Carthago die zelfs met Hannibal over de Alpen trekt. Waterrotten (1962) van K. Norel en Onraad op het radarscherm (ca. 1954) van P.J. van Emburg spelen zich af op het water. Ten slotte kunnen de beginnende lezertjes zich vermaken met Bontekoe op stal (1962) van C.E. Pothast-Gimberg, Tommie en Tim op reis (ca. 1945) van D.A. Cramer-Schaap en De avonturen van Joris Rugzak (1958) van Joop Löbler.
Deze maand verschijnen er ook enkele poëziebundels: Onder mijn groene huid (1967) van Jaap Zijlstra en Tegen de wind in (1962) van Hanny Michaelis. Kreeft en Steenbok (1963) bevat de verzamelde gedichten van G.J. Resink. Daarnaast is in Concurreren met de sterren (1959) een aantal artikelen bijeengebracht die Adriaan Morriën over poëzie heeft geschreven, vooral over het werk van jonge dichters.
Eindelijk verschijnt het derde en laatste deel van de briefroman Historie van den heere Willem Erfstee (1808-1809) van Petronella Moens. Zou het allemaal nog goedkomen met onze jonge held? De gevallen van Ruth (1764) van Anna van der Horst is een episch gedicht over het leven van de Bijbelse Ruth. Op technisch vlak is het niet zo goed, maar de schrijfster werd wel geprezen om de levendige en zuiver gevoelde manier waarop ze zich in het leven van haar heldin heeft ingedacht.
Vroeger werd er natuurlijk nog veel meer poëzie geschreven, zoals in Gedichten (1737) van Jakob Targier, Bondel van stichtelyke mengeldichten (1764) van Jacoba Petronella Winckelman en De geestelyken nachtegaal, zingende alle de nagelate gedichten (1752) van J. Adriana van der Veer.
Ook weer veel nieuwe tijdschriften. De meeste titels zijn inmiddels bekend, maar voor de afwisseling zijn er ook weer jaargangen van het Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, Optima en Levende Talen.
Laat een reactie achter