80 jaar Gerrit Komrij
23-08-2024
Waarom ik schrijf? Omdat een wondermooie drang mij dat opdraagt. (1971)
Bron: ‘Schrijversvak, Het’ in De buitenkant (1995)
22-08-2024
Ik ben opgehouden, heel stilletjes weliswaar, met het schrijven van literaire kritieken op het moment dat ik de eerste schrijvers leerde kennen. Dat is onvermijdelijk in een land waar je in drie uur doorheen fietst. (1983)
Bron: ‘Recensent’ in De buitenkant (1995)
21-08-2024
Sommige van de door mij besproken schrijvers reageerden op mijn negatieve kritieken kruiperig, vriendelijk, boterzacht. Ik vond het nooit een verheffend gezicht dat iemand die een trap krijgt vervolgens je voeten komt likken, maar het zij zo. (1978)
Bron: ‘Recensent’ in De buitenkant (1995)
20-08-2024
Bij mij neemt de pen het over en dan gaat hetgeen ik over een boek te zeggen heb buiten mijn eigen kleine-menselijkheid om. Dan heb ik dat geschreven en lig ik in bed en denk: zal ik er nu uitstappen teneinde me te vervoegen aan het adres van de beledigde schrijver om hem te omhelzen? Om hem vergiffenis te vragen? (1974)
Bron: ‘Recensent’ in De buitenkant (1995)
19-08-2024
Ondanks het feit dat ik een groot liefhebber van de Nederlandse literatuur ben moet ik constateren dat het geen literaire wijn is die ik te proeven krijg. Nee, allemaal glaasjes prik. Emmers vol prik. Prik zonder prik bovendien. (1971)
Bron: ‘Recensent’ in De buitenkant (1995)
18-08-2024
In omgekeerde volgorde leven, dat lijkt me iets wat meer recht doet aan de magie van het bestaan. Zoals het nu is is het louter stompzinnigheid, spilzucht en treiterij. (1983)
Bron: ‘Utopie’ in De buitenkant (1995)
17-08-2024
Vandaar dat de mooiste gedachte altijd is om het leven te zien als iets wat uit de kist ontstaat. Langzaam van wormen en maden worden ontdaan en volstrekt stompzinnig en gelukzalig terugkeren in de moederschoot. (1983)
Bron: ‘Utopie’ in De buitenkant (1995)
16-08-2024
Het is een ongerechtigheid in het systeem dat iemand een leven lang rijk is als ongelukkig kind terwijl een ander zich gestraft voelt als zijn jeugd één grote zorgeloosheid, zon en vreugde is geweest.
Op zich is dat een van de gruwelijkste inconsequenties van het leven waaraan ik maar heel moeilijk kan wennen. (1983)
Bron: ‘Utopie’ in De buitenkant (1995)
15-08-2024
Ik heb een erg gelukkige jeugd gehad. Ik was gelukkig als kind en ik vind het onrechtvaardig daar met een heel leven voor gestraft te worden. (1983)
Bron: ‘Utopie’ in De buitenkant (1995)
14-08-2024
De wens om uiteindelijk te komen tot een mooie maatschappij die door zachtroze lampen beschenen wordt, waarin alleen maar achttienjarige, beeldschone jongens in satijnen jurken rondlopen, terwijl ergens een beekje klatert, waar mooie palmen staan te ruisen, en waar ik zelf ook, als een soort ouwe geilaard, doorheen mag fladderen. (1978)
Bron: ‘Utopie’ in De buitenkant (1995)