80 jaar Gerrit Komrij
03-08-2024
Het is steeds eender wat ik zoek:
Een mooie jongen, een mooi boek.
Of ik een huid streel of een band,
Er is alleen maar buitenkant.
Bron: Handschriftbijlage bij de negen 9 luxe-exemplaren van De bibliofiel (1980)
02-08-2024
Dat is de familie die je niet van huis uit meekrijgt maar voor jezelf ontdekt: Swift, Kraus, Mencken, Tucholsky Börne. (1979)
Bron: ‘Intimiteiten’ in De buitenkant (1995)
01-08-2024
Deel je in Nederland wegwuivend mee op iets heuvelachtigs te wonen, dat kan de Nederlander verdragen. Maar als je zegt dat je op een berg woont, dan klinkt het: Hoor hem! Hoor hem! Meneer woont op een berg! (1992)
Bron: ‘Nederland’ in De buitenkant (1995)
31-07-2024
Wat ik in dit land nog zoek? Stiekem een vieze kroket uit de muur eten. Drie haringen achter elkaar naar binnen slaan. Een halve rookworst halen bij de Hema. Dat zijn de mooie dingen die het vaderland te bieden heeft. (1990)
Bron: ‘Nederland’ in De buitenkant (1995)
30-07-2024
Het kan er bij mij niet in dat een deel van de mensheid zeer goed zou zijn en het beste met de mensen voorheeft, en dat de mensen die zij behandelen, bestrijden, verzorgen of bewelzijnen het slechte deel vormen. Men let te weinig op de boze kanten in zichzelf. (1988)
Bron: ‘Naastenliefde’ in De buitenkant (1995)
29-07-2024
Is het wel zo wenselijk dat mensen elkaar de waarheid zeggen? Dat ze het zo lang bij elkaar uithouden heeft toch, dunkt me, alles te maken met het feit dat ze de waarheid regelmatig uit het oog verliezen. Dat ze liegen, huichelen, poetsen. De leugen bevordert de vrede. (1986)
Bron: ‘Maskerade’ in De buitenkant (1995)
28-07-2024
Ik zou die oude interviews niet meer durven lezen, al werd ik er door de rechtbank toe veroordeeld. (…) Elk interview is een mystificatie. Soms is het erg onaangenaam om met je eigen aanstellerijen geconfronteerd te worden. (1982)
Bron: ‘Interviews’ in De buitenkant (1995)
27-07-2024
Ik zou nu aan het eind van het gesprek best nog even heel treurig willen zijn, als een grote hond met waterige ogen voor me uitkijken. Iets zeggen wat de mensen een snik in de keel brengt. Dat ze denken: gut, ’t is toch een echt mens. Zulke momenten zijn altijd prachtig in interviews.
Bron: ‘Interviews’ in De buitenkant (1995)
26-07-2024
Zeker, ik ben altijd erg verlegen geweest. Maar ik zeg nu dat ik mensenschuw ben, dat klinkt zo allemachtig veel interessanter, dat heeft zoiets misantropisch. Een mens moet toch vóór alles zijn best doen om interessant te lijken. (1978)
Bron: ‘Interviews’ in De buitenkant (1995)
25-07-2024
Wat niet weet wat niet deert. Tot mijn zestiende of zeventiende dacht ik dat ik de enige homoseksueel op de wereld was. In zo’n dorp, in de jaren vijftig, kon een dergelijke naïviteit lang standhouden: je had er nooit van gehoord, dus het was geen probleem. (1978)
Bron: ‘Homoseksualiteit’ in De buitenkant (1995)