80 jaar Gerrit Komrij
04-09-2024
Maar als die sukkels hier van me eisen dat ik een roman moet schrijven om mee te tellen, dan zal ik ze er een paar geven waar ze nog lang over na kunnen zingen. Het kost mij alleen pen en papier en verder niets. (1978)
Bron: ‘Roman’ in De buitenkant (1995)
03-09-2024
Het is zo raar: nu vindt men ineens weer dat ik een roman moet gaan schrijven, een genre moet beoefenen wat me misschien helemaal niet ligt. (…) Ik moet eerlijk toegeven dat mijn aard en temperament niet direct in de richting van een roman wijzen. (1978)
Bron: ‘Roman’ in De buitenkant (1995)
02-09-2024
Daar kunnen de schrijverij of de schilderkunst niet aan tippen. Dat is toch alles wat een schrijver zou willen: alles kunnen zeggen zonder één woord te gebruiken? Dat is van een jaloersmakende schoonheid. (1993)
Bron: ‘Muziek’ in De buitenkant (1995)
26-08-2024
Muziek een hobby van me noemen… de muziek kan het hebben, maar het lijkt me erg beledigend. Muziek is de enige waardevolle, behoorlijke kunst die er bestaat. (1993)
Bron: ‘Muziek’ in De buitenkant (1995)
25-08-2024
Gedachten zijn uiteindelijk niet doorslaggevend bij het schrijven. Wat wel? De muziek. Een zin moet klinken en pas als hij goed klinkt is hij waar. (1990)
Bron: ‘Muziek’ in De buitenkant (1995)
24-08-2024
Waarom zou een schrijver het realisme gaan beoefenen als hij door zijn talent in staat is alle geheimen van de wereld te verzinnen en ook alles te bekennen wat hij nooit gedaan heeft? (1980)
Bron: ‘Realisme’ in De buitenkant (1995)
23-08-2024
Waarom ik schrijf? Omdat een wondermooie drang mij dat opdraagt. (1971)
Bron: ‘Schrijversvak, Het’ in De buitenkant (1995)
22-08-2024
Ik ben opgehouden, heel stilletjes weliswaar, met het schrijven van literaire kritieken op het moment dat ik de eerste schrijvers leerde kennen. Dat is onvermijdelijk in een land waar je in drie uur doorheen fietst. (1983)
Bron: ‘Recensent’ in De buitenkant (1995)
21-08-2024
Sommige van de door mij besproken schrijvers reageerden op mijn negatieve kritieken kruiperig, vriendelijk, boterzacht. Ik vond het nooit een verheffend gezicht dat iemand die een trap krijgt vervolgens je voeten komt likken, maar het zij zo. (1978)
Bron: ‘Recensent’ in De buitenkant (1995)
20-08-2024
Bij mij neemt de pen het over en dan gaat hetgeen ik over een boek te zeggen heb buiten mijn eigen kleine-menselijkheid om. Dan heb ik dat geschreven en lig ik in bed en denk: zal ik er nu uitstappen teneinde me te vervoegen aan het adres van de beledigde schrijver om hem te omhelzen? Om hem vergiffenis te vragen? (1974)
Bron: ‘Recensent’ in De buitenkant (1995)