Chris van Geel
05-12-2025
De koeien schemeren door de heg,
het paard is uit taaitaai gesneden,
in ieder duindal ligt dun sneeuw.
De branding vlecht een veren zee
waar zon over omhoog stijgt, licht waarin
geen plaats om uit te vliegen is.
Bron: Uit de hoge boom geschreven, 1967
04-12-2025
KLEUTER
Hij zet zich aan tafel
als achter een stuurrad
vol knoppen en hendels
vol radar en lood.
Bron: Het Zinrijk, 1971
03-12-2025
UITSTAPJE
De bus trilt sneeuw uit het onbuigzame
skelet van het beijzeld bos,
stopt op een ruggegraat van sporen.
Ouden van dagen werpen zaad
voor de fazanten in de bomen.
Bron: Uit de hoge boom geschreven, 1967
02-12-2025
DOR BLAD OP WEG
Op weg naar zee haalt een dor blad mij haastig in,
het maakt zich snel van plassen los, loopt over water,
ratelt op klinkers, rolt en ritselt, drinkt, mij ver
vooruit, uit onverwachte plassen dicht bij zee.
Bron: Het Zinrijk, 1971
01-12-2025
DEC. ’55
Een boom alleen tussen de bomen,
tussen de boompjes, gras en grint.
Begin nu langzaamaan te komen,
ik krimp ineen tot bijna wind,
een boomstrohuls, een wikkelblad,
een schors rondom een koker lucht,
een wortelstomp, een hol, een gat
weg in de lucht gevlucht.
Bron: Spinroc en andere verzen, 1958
30-11-2025
OUD
Als vlindervleugels voelt ze aan
zo zacht en aan gewicht ook licht
is wat ze geeft, een hand, een speld
van pijn –
wij worden vlinders tot
in ons gewricht en ogen in
het stof getekend, droog, voor wij
doorstoken in het donker gaan.
Bron: Enkele gedichten, 1973
29-11-2025
UIL
Heldere vriesnacht, heldere uil,
pas veroordeeld tot geluk
als de zon in maanlicht schijnt,
net niet op, de maan niet onder:
vliegen met zijn prooi alleen.
Bron: Uit de hoge boom geschreven, 1967
28-11-2025
Een enkel dor blad
tilt wind van de grond,
het roodborstje daalt in de schemering.
Bron: Uit de hoge boom geschreven, 1967
27-11-2025
MIJMER BIJ DE AANSCHAF VAN HANDSCHOENEN
Het wordt al guur, het staat zo deftig,
ik dacht dat ik ze nodig had
en ik vergat vergeten paren
en hoeveel stuks ik al vergat.
Bron: Barbarber, maart 1968
26-11-2025
NOVEMBERBOMEN
Lichter van kleur dan in het voorjaar
en niet zo voorzichtig van doen,
niet als hun groet bijna benepen,
nemen ze afscheid, de doorzichtige bomen.
Plotseling ritselen zij zich kaal.
Enkele blaren tot diep in de winter,
besluiteloos aan spitse graten,
roerloze ogen haken
in losse wind.
Bron: Uit de hoge boom geschreven, 1967