Chris van Geel
15-05-2025
APRIL, VROEG
Lang voor de zon opkomt, in licht
nog nat van nacht, niet één geluid
hetzelfde, ziedend fluiten zij
elkander moord en doodslag toe,
de veren die hun messen slijpen,
de snavels die de zon aanvuren,
de vogels die van licht bedaren.
Bron: Uit de hoge boom geschreven, 1967
14-05-2025
PARKEREN
Met glazen ogen staan zij zij
aan zij te wachten voor de huizen,
soms start één schor en stottert weg.
Bron: datering: omstreeks 1967; in Een schrijvende partikulier, postuum verschenen, 1982
13-05-2025
FRAGMENT OP POTSCHERF
De goden somberen in onze slaap
en breken in in onze dromen.
Bron: datering; 1971-1972; niet eerder gepubliceerd
12-05-2025
LOOPMUIS
Niet eenzamer, maar even eenzaam,
welk huis hij kiest of welke plaats,
zijn poten laten hem niet los,
hij loopt, soms eet hij uit zijn poot,
hij loopt,
tot hij zijn graf haalt, inderhaast.
Bron: Enkele gedichten, 1973
11-05-2025
BOMEN
Zij was te Hollands nuchter om een gesprek met ze te beginnen, maar de sfeer voor een gesprek was er wel.
Een boom was een ‘du’ voor haar. Zij was geen bomenmaniak, maar een landschapsvriendin, en ook geïnteresseerd in de houtprijzen.
Booy over Wilhelmina
Bron: Barbarber, juli 1970
10-05-2025
FAZANT GEZIEN
De fazant ontbreekt het aan armen,
hij heeft een cape van batik om,
zijn zwarte schone tenen warmen
zich aan stenen in de zon.
Bron: Dierenalfabet, postuum verschenen, 1978
09-05-2025
OMGANG
Als je trouwt, kijk naar de moeder, als je een vriend hebt, kijk naar de vrouw.
Bron: datering; 1971-1972; niet eerder gepubliceerd
08-05-2025
APRIL
Schoon en helder is het voorjaar
aan zijn dodelijk beminnen,
aan zijn nieuwe dood begonnen.
Strakgetrokken is de tuin
laat nog op kort in april.
Bron: Hollands maandblad, maart 1969
07-05-2025
GETWEEËN
Twee lange stokken met een vaantje
wil ik naast haar steken in de grond
als de soldaten deden in de tijd
van toen met hun gevangen vrouwen.
Ik zit dan voor haar voor mij uit
te staren naar de lucht aan de einder,
de storm toe te spreken soms.
Geëmailleerde vaantjes kletteren
in de woestijn, gelijk het palmblad
van plaatijzer, de palmen aan
Djiboeti’s boulevard’. Ik wil haar
trouwen.
Bron: Spinroc en andere verzen, 1958
06-05-2025
VOORJAAR
De varens steken vuisten op,
op springen staat de tuin,
vlier schiet zijn mergpijp uit,
het groene kwaad verschijnt,
de rozen zijn gestrikt.
Wat edel is heeft duur,
geen kwinkslag heeft geheugen.
Bron: Het zinrijk, 1971