Chris van Geel
05-11-2025
MET DE ZAKLAMP OP STAP
Schijn ik ermee de wei in, gloeien
verspreid tien ogen op, vijf koeien.
Bij tijgers staan ze even wijd
uiteen als bij dit zwarte vee.
Bron: Barbarber, september 1968
04-11-2025
AVOND EN MORGEN IN NOVEMBER
Geen wolk, geen borden in een rek,
geen witte marmeren koninginnen:
een grijze nacht en wind en helderheid,
geen mist, geen licht. –
Des ochtends zon
boven de duinen, laag, rood, rond,
een non, een borst, een duif, een gouden ring,
een kap, een kalken nul op ruiten,
woorden, wellust, meid.
Bron: Spinroc en andere verzen, 1958
03-11-2025
WINDMACHINE
Een jute lap op snel draaiende latten, dat is de windmachine.
Bron: Barbarber, september 1969
02-11-2025
ALLERZIELEN
Over drempels loopt vuur uit de huizen.
Naaldhakputjes vult de regen.
Bron: Het zinrijk, 1971
01-11-2025
KERKHOF IN HET BOS
Het bos is breekbaar waar ik ga.
Ik wil niet dat de takken breken.
Ik denk aan het ontstaan van boombast,
het ingewikkelde vergaan
en hoor de wind uit zijden lucht
opsteken, dunne godenknieën
de takken breken, dorre droge
lippen een poging doen te spreken
vanuit een groene zonbeschenen
lage in bos begraven wei.
Bron: Spinroc en andere verzen, 1958
31-10-2025
HERFSTDRAAD
Het enige in deze kamer
en in het uitzicht buiten is
op het bordes tussen de spijlen
een herfstdraad waard om op te schrijven.
Maar hij is weg nog voor het werd
voltooid, de dove draad van rijm
vervuld, gebroken en verwaaid,
guirlande, uit wat spint ontstaan.
Vergankelijk rag door een
nog sterfelijker stof omwoeld,
hangt in een boog zichtbaar door rijp,
door vrieskou tot bestaan gebracht.
Bron: De Revisor, februari 1974
30-10-2025
ALS IK HEKSEN KON HEKSTE IK
Een gouden kroontje,
een roze jurkje,
gouden houten kleppers,
witte kniekousjes,
een koets met twee zwarte
paarden er voor met witte stippels,
zegt ze, maar geef me nu me thee.
Bron: Barbarber, mei 1965
29-10-2025
TOR BESPIED
Hij slaat zijn schaatsen uit
op korrels schuivend zand.
Zijn poten willen greep,
zand eet hem zonder slikken.
Bron: Enkele gedichten, 1973
28-10-2025
POLDER
Alleen te horen in het riet
verscheurt de wind de wind, verspild
aan snelle slaap van dagen en van nachten.
Een kraai krast in zijn zeilen
boven de sloot, bebloemde zwaan
op weg onder het dichte dak van waterplanten,
een veer van rouw, een vlinder in zijn bek.
Kou graast naast nacht,
hun zachte lippen maken groen blad dor,
de stille hoeven van de winter
gaan tot de grond, zij winnen veld,
gras krimpt, de hemel stijgt, lijft in.
Bron: Uit de hoge boom geschreven, 1967
27-10-2025
KROMBOOM
Een naar één kant topzwaar verwaaide
boom, diepzwart, naast naar één kant
topzwaar verwaaide bomen – nacht.
Mijn hart is vol verstand van angst.
Bron: Soma, mei-juni 1970