Subject: | Neder-L, no. 9402.a |
From: | Ben Salemans |
Reply-To: | Elektronisch tijdschrift voor de neerlandistiek |
Date: | Sat, 5 Feb 1994 19:55:35 +0100 |
Content-Type: | text/plain |
********************* *-------------------------- Neder-L, no. 9402.a -----------ISSN-0929-6514-* | Onderwerpen: | | ============ | | (1) Col: 9402.01: Column Coppen: Linguistisch Miniatuurtje VIII: | | "Een beetje te" | | (2) Col: 9402.02: Column Kuiper IV: "Al partij gekozen in de | | spellingstrijd?" | | (3) Med: 9402.03: Eerste Lambert ten Kate-lezing | | (4) Med: 9402.04: Dissertatieprijs Algemene Vereniging voor | | Taalwetenschap (AVT) | | (5) Rea: 9402.05: Nederlandse aktuele informatie (= toevoeging op | | bericht 9312.15; info over De Digitale Stad) | | (6) Med: 9402.06: Nadere informatie over De Digitale Stad als | | Nederlandstalige nieuwsbron (met o.a. NRC | | Handelsblad in elektronisch formaat) | | | | Neder-L-tips: | | ============= | | Algemene informatie opvragen over Neder-L: stuur mail naar | | listserv@nic.surfnet.nl met daarin de boodschap: GET NEDER-L INFO | | Abonnement nemen op Neder-L: stuur mail naar listserv@nic.surfnet.nl | | met als boodschap: SUB Neder-L | | Oude Neder-L-berichten opvragen: stuur mail naar listserv@nic.surfnet.nl| | met daarin een boodschap als: GET NEDER-L LOG9206 | | (resultaat: logboek met Neder-L-berichten van juni '92 wordt gestuurd)| | Gopher-toegang tot Neder-L: alle oude en nieuwe Neder-L-bulletins zijn | | via Gopher in te zien op gopher.nic.surfnet.nl, in de directory | | SURFnet informatie/LISTSERV archieven (nic.surfnet.nl)/NEDER-L | | Neder-L wordt ook verspreid via de Internet newsgroup bit.lang.neder-l | | Bijdrage voor Neder-L opsturen: stuur mail naar neder-l@nic.surfnet.nl | | (dit geldt ook voor Internet-gebruikers die bijdragen willen leveren) | *-------------------------- --------------------------* *********************
(1)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Tue, 25 Jan 1994 10:48:29 +0100 (MET)
From: Peter-Arno Coppen <U250005@HNYKUN11.URC.KUN.NL>
Subject: Col: 9402.01: Column Coppen: Linguistisch Miniatuurtje VIII:
"Een beetje te"
LINGUISTISCH MINIATUURTJE VIII: “Een beetje te”
Wat is “te” eigenlijk voor een gek woord in de Nederlandse syntaxis? Ik heb daar nou nog nooit een analyse van onder ogen gekregen die mij volledig overtuigde. Het woordje haalt taalkundigen het bloed onder de nagels vandaan, maar ook syntactisch blijkt het zich als een bloedzuiger te gedragen.
Er zijn minstens drie woorden “te” in het Nederlands, misschien wel vier. De vorm die in de generatieve grammatica de meeste aandacht heeft gekregen is “te” dat bij een infinitief staat (“te doen”). Eigenlijk zijn dit al twee soorten: “te” binnen het bereik van een hulpwerkwoord van aspect als “zitten, liggen, staan” (historisch afgeleid van “ende”: “zit ende wacht”), en “te” op andere plaatsen (historisch afgeleid van het voorzetsel “tot”). Uiteraard mogen wij niet aannemen dat zich in het taalvermogen van de huidige Nederlander kennis omtrent oudere taalfasen bevindt, maar het geeft te denken dat het eerste “te” vaak mag wegvallen in de werkwoordelijke eindgroep en het tweede meestal niet: “heeft zitten (te) wachten”, maar “heeft proberen *(te) wachten”.
De huidige generatieve grammatica worstelt nogal met de status van dit “te” (of deze “te’s”). Wat beschreven moet worden is dat “te” als een bloedzuiger aan z’n werkwoord vast zit. Zelfs in geval van een partikel als “op” bij “bellen”, dat toch eigenlijk als deel van het werkwoord beschouwd wordt, wurmt “te” zich daar nog tussen: niet *”te opbellen”, maar “op te bellen”.
Een tweede soort “te” is het graadpartikel. Wat dit ook voor een soort woord is, het zuigt zich in ieder geval weer vast aan het woord waar het bij hoort. Zet er iets tussen en “te” hoort bij dat woord. “Te rood” zegt iets over de graad van roodheid, “te diep rood” zegt iets over de graad van diepheid van het rood. Wanneer een adjectief een voorbepaling heeft, en “te” toelaat, staat “te” weer tussen voorbepaling en adjectief: niet *”ik ben (al veel) te het beu”, maar “ik ben het (al veel) te beu”.
De derde soort “te” is al net zo gek als de twee vorige: “te” als plaatsaanduidend voorzetsel in: “te Amsterdam”. Eigenlijk zijn in de produktieve variant van deze constructie alleen plaatsnamen toegestaan, direct ter rechterzijde van “te”. Niet *”te (de) hoofdstad” of *”te ’n dorpje”, en zelfs niet *”te Nederland”, of *”te bruisend Amsterdam”.
Er zijn wel een paar archaische constructies met “te” die aantonen dat er vroeger iets anders aan de hand is geweest: zo kennen we “ter sprake”, “ten halve”, “te allen tijde”, “te gelegener tijd”, en “te water”, maar waar in deze constructies “te” niet linksadjacent aan een nominale kern is (zoals in “te water”), is er een markante naamvalsmarkering op het onmiddellijk volgend element (eventueel zelfs versmolten met “te”). Alleen de archaische tijdsaanduiding “te twaalf uur” lijkt een uitzondering.
Ondanks het feit dat al deze vormen van “te” ongetwijfeld volslagen verschillend zijn en toevallig homofoon, irriteert het mij dat ze allemaal dat bloedzuigerige karakter hebben. Alle vormen van “te” staan direct linksadjacent aan een verbale, adjectivische of nominale kern (even afgezien van de archaische constructies).
In de generatieve grammatica is het tegenwoordig gebruikelijk om de eerste twee gevallen van “te” (voor het werkwoord en voor het adjectief) als kern van een functionele projectie te beschouwen. Het adjectief en het werkwoord is dan het complement van “te”. Zelfstandig kan “te” niet overleven, dus de kern van z’n complement (het werkwoord of het adjectief) moet naar “te” verplaatst worden en ermee samensmelten.
Dit is allemaal zeer problematisch: deze analyse zou voorspellen dat de plaatsing van complementen bij het werkwoord of adjectief zou verschillen van die bij het te-complex. Maar dat is niet zo. Een voorbepaling bij “beu” blijft een voorbepaling bij “te beu”. Een PP die links van het werkwoord moet staan (“tot moes”, “op de hoogte”) blijft ook links van het te-V-complex.
Stel nu dat we deze hele analyse overboord zouden gooien (ja, in zo’n miniatuurtje zit je nergens mee) en aannemen dat “te” een adjunct is aan een lexicale A-, N-, of V-kern. Dat zou betekenen dat het te-A-complex een A, en het te-V-complex een V is. Beide gedragen zich met betrekking tot hun complementen dan hetzelfde als andere adjectieven of verba.
Het te-N-complex zou nu ook een N zijn, en wel een eigennaam fungerend als een bijwoordelijke bepaling. Maar dan wel een bijwoordelijke bepaling die bij voorkeur gebruikt wordt als een soort complement van werkwoorden als “wonen, overlijden, geboren worden”. Je zegt wel “Jan woont te Nijmegen”, maar minder goed is ?”Jan is te Nijmegen bij vrienden op bezoek”. Hoewel de ANS zegt dat “te” gewoon “in” betekent, is duidelijk dat het te-N-complex een andere valentie heeft dan een PP met “in”. Het te-N-complex gedraagt zich niet zozeer als een adjunct, maar eerder als een complement. Als een NP, zullen we maar zeggen.
Peter-Arno Coppen
(2)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Thu, 03 Feb 1994 15:41 +0100 (MET)
From: Willem Kuiper <KUIPER@ALF.LET.UVA.NL>
Subject: column4 voor Neder-L
Subject: Col: 9402.02: Column Kuiper IV: "Al partij gekozen in de spellingstrijd?"
Al partij gekozen in de spellingstrijd?
Onze spelling is ontstaan in de dertiende eeuw. Niet dat er nooit eerder Dietsch geschreven werd, maar dat was dan wel hoogst ongebruikelijk. Schrift was magisch, heilig zelfs. Het waren enkel gewijde handen die konden schrijven, tot meerdere eer en glorie van Het Woord dat vlees geworden was. Schrift gebruiken voor de volkstaal grensde aan blasfemie, was net zo absurd als je hond wijn te drinken geven. Maar goed, vanaf ongeveer 1100 verliest de moederkerk haar monopoliepositie voor wat betreft pen, inkt en perkament en gaat men er langzaam maar zeker toe over ook in de volkstaal te schrijven. In de (zuidelijke) Nederlanden zal het verschriftelijkingsproces rond 1200 begonnen zijn, het noorden volgde later, en omstreeks 1350 was het volstrekt gewoon geworden in de volkstaal te schrijven.
De spelling van het dertiende-eeuwse Middelnederlands was direct afgeleid van het (middeleeuws) Latijn. Dit kende 23 letters: A B C D E F G H I K L M N O P W R S T V X Y Z. In feite waren het er slechts 20. De K kwam alleen maar voor in ‘kalenda’ en de Y en Z werden uitsluitend voor Griekse leenwoorden gebruikt. Met die twintig letters kon alles onder woorden gebracht worden.
Dat ging als volgt. Neem het werkwoord ‘komen’, de eerste persoon enkelvoud o.t.t. ‘ik kom’. Het Latijn kent het woord ‘hic’ (hier) en de lettergreep ‘com’ (samen). Dat werd dus ‘ic com’. Voor de verleden tijd maakte men gebruik van een ander woord ‘quam’ (als), dus: ‘ic quam’. Zo ontstond er een geschreven Middelnederlands aanvankelijk zonder K’s, Y’s en Z’s en met een letter voor zowel een korte als een lange klinker: ‘man’ kon dus zowel ‘man’ als ‘maan’ betekenen. Waar men de H als een zachte G uitsprak, ‘Gendrik’ bijvoorbeeld, spelde men H waar wij CH schrijven: ‘ic sah’. Dit Middelnederlands leest in onze ogen niet lekker weg. Je moet het uitspreken om te begrijpen wat er staat. Dat deden ze trouwens zelf ook. Men las hardop, meer met de oren dan met de ogen.
Vanaf de veertiende eeuw zien we twee ontwikkelingen naast en door elkaar. Enerzijds gaat men de spelling meer of beter aan de uitspraak aanpassen, anderzijds gaat men de spelling visueler maken. Omdat in het middeleeuws Latijn de C vaak als ’tsj’ werd uitgesproken ging men voor alle duidelijkheid de harde K van ‘kalenda’ toepassen: ‘ick’, ‘kerk’. De Z is zijn opmars aan de kust begonnen en daarna landinwaarts getrokken. De Y werd gebruikt in plaats van de I als er een visueel verwarrende letter naast staat, een U, M of N: ‘suycker’, ‘hynder’. Om dezelfde reden schreef men soms ‘jn’ (in) en ‘mj’ (mi). Om aan te geven dat een klinker lang was, verdubbelde men soms de klinker: ‘grot’ – ‘groot’, maar gebruikelijker was een E ‘groet’ of een I als aanwijzing dat de klinker lang was: ‘oirbaer’. De combinatie II ging men als IJ schrijven, een gewoonte die men aan de rekenkunde ontleende.
Anders dan men vaak hoort beweren door spellingvereenvoudigers spelde men gedurende de Middeleeuwen niet voor zijn mallemoerskont weg. Vergeet het maar. De gevarieerde spelling zoals we die in met name de profane belletrie aantreffen is het gevolg van een opeenstapeling van spellingconventies langs de assen tijd en plaats en niet van willekeur, onbenul of onverschilligheid. Ervaren schrijvers hanteerden een vaste spelling die een compromis was tussen de (Latijnse) traditie – ‘wtgeuen’, ‘clerk’ – de uitspraakpraktijk van alle dag: ‘mensche’, ‘ghenuechte’ – en de voortschrijdende verschriftelijking: ’tfolc’ en ‘opten’ worden geschreven als ‘dat volc’ en ‘op den’.
Vanaf de vijftiende eeuw zie je in het proza een ‘syntactisch’ onderscheid tussen hoofdletters en kleine letters. Voor die tijd hadden majuskels haast uitsluitend een decoratieve functie. Ook gaat men steeds vaker de volkstaal van interpunctie voorzien. Het Amsterdamse handschrift van de LEGENDA AUREA (AD 1438) waarvan ik het Zomerstuk nu bijna AF! heb, is in zijn presentatie al zeer ‘modern’. De combinatie majuskels (‘hoofdletters’, punten en rubriek (letters met rode verf doorhalen) heeft als resultaat een uiterst (voor)leesbare tekst.
In de zestiende en zeventiende eeuw krijgt het Nederlands een min of meer uniforme spelling, mede dankzij het vliegwieleffect van de Statenvertaling. Van tijd tot tijd paste men de schrijfwijze aan de uitspraak aan, maar andersom gebeurde ook: men paste de uitspraak aan de schrijfwijze aan: ‘kopij’.
Een geval apart vormen de eigennamen. Die zijn betekenisvol begonnen. Men heet niet zo maar De Rover, Goedegebuure of Grootendorst, daarvoor moet een reden geweest zijn. Maar zodra zo’n ’toenaam’ de status van familienaam krijgt, verliest hij zijn inhoud, wordt gefixeerd en dient alleen nog maar ter identificatie. Om die reden ontrekt de spelling van eigennamen zich vaak aan veranderingen in de spelling (‘Cruyff’) en verhullen de veranderingen in de uitspraak de oorspronkelijke betekenis. Men heet geen ‘Klever’ omdat men kleeft, maar omdat toen de naam ontstond ‘klaver’ als ‘klever’ werd uitgesproken. ‘Wyers’ is niet ‘Wij-ers’ zoals ze in Amsterdam zeggen, maar ‘Wiers’. Het is ook niet ‘Renee Zoutendijk’, maar ‘Zoetendijk’. In het Zeeuws gebruikte men OU waar wij OE schreven, dus ‘bouc’ in plaats van ‘boek’. ‘John van Loen’ heet eigenlijk ‘John van Loon’.
Vooral de I zaait verwarring: exploit, notoir, Oisterwijk, Spaink. Het is niet ‘notwaar’ maar ‘notoor’ enz. Ooit iemand in de klas gehad die Olijkan (met de klemtoon op lij) heette en die behoorlijk giftig werd toen ik hem aansprak met mijnheer Oliekan. Herinnert u zich schaatser Frits Schalie nog?
Een taal leren is moeilijk, ook de moedertaal. Mijn reservedochter van 4 jaar en 5 maanden worstelt momenteel met de sterke werkwoorden. Afschaffen en voortaan alles zwak vervoegen? Straks zal ze leren spellen. Ik herinner me nog de problemen van de Zaans sprekende kinderen in mijn eerste klas Lagere school. Je zult maar opgegroeid zijn in een wereld van skoen, skuur en skeet, schaai en schoda, waar je ‘ik kan’ uitspreekt als ‘ik ken’ en ‘ik lig’ als ‘ik leg’, waar een ‘keuken’ een klein kippetje is en een ‘kuiken’ het kookvertrek, waar S als een Z en de V als een F en omgekeerd wordt uitgesproken. En heb je het spellen een beetje onder de knie, dan gaan ze je ontleden leren.
Spelling is een compromis tussen schriftelijk en mondeling taalgebruik, tussen traditie en praktijk. Normale mensen die intensief lees- en schrijfonderwijs krijgen, kunnen – als zij dat willen – betrekkelijk foutloos leren spellen. Het opbouwen van een woordbeeld in het geheugen is een tijdrovende en arbeidsintensieve bezigheid. Maar is men eenmaal zo ver dat men woorden leest in plaats van letters of lettergrepen spelt, dan kan men in hoog tempo en praktisch moeiteloos geschreven of gedrukte teksten begripvol tot zich nemen.
Wanneer men nu dit psychische woordbeeld gaat aantasten door middel van een spellingswijziging ontstaat er een ortografisch Flying Enterprise-syndroom. Dit schip maakte zwaar slagzij, maar deed er desondanks drie maanden over om te zinken. Al die tijd bleef de kapitein aan boord. Weer aan wal gekomen kreeg de man ernstige evenwichtstoornissen. Iets dergelijks doe je ervaren spellers aan als je met een spellingshervorming aan komt zetten. Iets aanleren is moeilijk, iets afleren nog moeilijker. Nog afgezien van het feit dat taal niet consequent is en spelling dus ook niet.
Spelling is geen kwelling, maar ‘gewoon’ een kwestie van oefenen. Veel lezen, veel schrijven, en af en toe een woordenboek raadplegen, desnoods de spellingcorrector van je tekstverwerker. In een maatschappij waarin de boekhandel plaats heeft moeten maken voor de tijdschriftenwinkel, en waarin lezen verdrongen wordt door plaatjes kijken en MTV, is elke spelling moeilijk. Die moeilijkheden los je niet op met een commissie, net zo min als voetbalvandalisme of winkeldiefstal. Hoe dan wel? Verbeter de PABO’s, verklein de klassen.
Willem Kuiper.
(3)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Mon, 24 Jan 1994 16:10:36 +0100 (MET)
From: Roland de Bonth <deBonth@LETT.KUN.NL>
Subject: Med: 9402.03: Eerste Lambert ten Kate-lezing
Beste Neder-L-abonnee,
Lambert ten Kate (1674-1731) behoort samen met Balthazar Huydecoper (1695-1778) tot de belangrijkste Nederlandse taalkundigen uit de achttiende eeuw. Ten Kates Aenleiding tot de kennisse van het verhevene deel der Nederduitsche sprake (2 delen; 1723) mag zich in een toenemende belangstelling verheugen van historiografen van de taalwetenschap. Dat zal een van de redenen geweest voor de Stichting Geschiedenis van de Taalwetenschap om naar hem een lezing te vernoemen: de Lambert ten Kate-lezing.
Het doel van deze lezing is de aandacht van een groot publiek van taalkundigen en belangstellenden vestigen op het onderzoeksterrein van de geschiedenis van de taalwetenschap.
De eerste Lambert ten Kate-lezing wordt gehouden op woensdag 9 maart 1994 om 16.15 uur in zaal 003 van het Centraal Faciliteitengebouw Cleveringaplaats 1 te Leiden. Prof. dr. H. Schultink zal het spits afbijten met een voordracht onder de titel: Lambert ten Kate en hedendaagse, Nederlandse morfologie.
Alle belangstellenden zijn van harte welkom.
Wie zich wil aanmelden als donateur van de Stichting Geschiedenis van de Taalwetenschap of als lid van het Werkverband Geschiedenis van de Taalkunde, waarvoor de Stichting Geschiedenis van de Taalwetenschap het formele kader vormt, moet een briefje sturen naar: Willem de Zwijgerlaan 1, 2341 EG OEGSTGEEST. [Donaties zijn welkom op postrekening 6255109 t.n.v. de penningmeester van de Stichting Geschiedenis van de Taalwetenschap te Zoetermeer (van 1 januari tot 1 september 1994 te Alphen a/d Rijn)].
Met vriendelijke groeten,
Roland de Bonth
Vakgroep Nederlands, KUN
(4)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Tue, 01 Feb 1994 11:17 +0100
From: Maarten Koch <KOCH@KUB.NL>
Subject: Med: 9402.04: Dissertatieprijs Algemene Vereniging voor
Taalwetenschap (AVT)
De Algemene Vereniging voor Taalwetenschap heeft op haar jaarvergadering op 22 januari 1994 te Utrecht besloten tot de instelling van de AVT-DISSERTATIEPRIJS.
Onderstaand vindt u het reglement en de procedure die gevolgd moet worden om mee te dingen naar deze prijs. NB voor 1994 is een afwijkend schema.
REGLEMENT AVT-DISSERTATIEPRIJS
- De prijs wordt jaarlijks toegekend aan de beste dissertatie op het gebied van de studie van natuurlijke taal, verdedigd door een AVT-lid aan een Nederlandse universiteit in het kalenderjaar voorafgaande aan de uitreiking.
- De prijs bedraagt 2.000 gulden.
- De prijs wordt toegekend door een jury benoemd door de algemene ledenvergadering van de AVT in januari van het jaar van uitreiking. De voordracht voor de jury gebeurt door het AVT bestuur. De jury is geen verantwoording schuldig aan (het bestuur van) de vereniging, maar wordt geacht zich te houden aan de onder punt 7. gegeven richtlijnen. Het staat de jury vrij om deskundigen te raadplegen. Na afloop van de prijsuitreiking dient de jury een schriftelijk rapport uit te brengen aan het bestuur, waarin de keuze van de genomineerden en de winnaar wordt gemotiveerd. Het bestuur zorgt voor de verspreiding van een samenvatting van dit rapport.
- De bekendmaking van de winnaar vindt plaats op een openbare bijeenkomst in de eerste helft van september. Voor 20 juni maakt de jury de namen van maximaal vijf genomineerden bekend. Voor 1 juli stelt het secretariaat van de AVT zowel de genomineerde als de niet-genomineerde kandidaten schriftelijk op de hoogte van de nominatie. Voorafgaande aan de prijsuitreiking zullen de genomineerden in een voor een algemeen taalkundig publiek begrijpbare lezing inzicht geven in hun dissertatie-onderzoek, waarbij nadrukkelijk aandacht wordt besteed aan uitgangspunten en kaderstelling. Vervolgens motiveert de voorzitter van de jury de keuze van de winnaar.
- In december van elk jaar worden alle leden van de vereniging aangeschreven met het verzoek maximaal twee dissertaties voor te dragen voor de AVT-dissertatieprijs en hun voordrachten te motiveren. De leden wordt erop gewezen dat de voordrachten betrekking kunnen hebben op dissertaties op elk gebied van de studie van natuurlijke taal en dat de verdediging niet noodzakelijkerwijs hoeft te hebben plaatsgevonden aan een letterenfaculteit. De voordrachten dienen vo’o’r 15 januari van het daarop volgende jaar in het bezit te zijn van het secretariaat van de AVT. Nadat de samenstelling van de jury bekend is gemaakt, stuurt het secretariaat alle voorgedragen gepromoveerden het verzoek om voor eind februari elk jurylid een exemplaar van hun dissertatie toe te sturen. Niet-leden onder de voorgedragen gepromoveerden wordt erop gewezen dat alleen zij die zich voor eind februari hebben aangemeld als lid van de AVT kunnen meedingen. Het secretariaat doet vervolgens alle ontvangen voordrachten toekomen aan de jury. Het staat de jury vrij om voorgedragen gepromoveerden van wie ze eind februari geen dissertaties heeft ontvangen alsnog te verzoeken hun dissertaties in te zenden.
Procedure 1993/1994
Onder de aanname dat de ledenvergadering het instellen van de AVT-dissertatieprijs goedkeurt, moeten voor de eerste jaargang de termijnen verschoven worden om een ieder voldoende tijd te geven om kennis te nemen van dit initiatief. De eerste AVT-dissertatieprijs, uit te reiken in de eerste helft van september 1994, heeft betrekking op dissertaties verdedigd in het kalenderjaar 1993. De aanmeldingstermijn loopt voor deze eerste keer en bij wijze van uitzondering tot 10 februari. De termijn voor het inzenden van voorgedragen dissertaties loopt tot 10 maart. Ondanks het feit dat het bestuur enigszins vooruitloopt op het besluit van de algemene ledenvergadering, meent het bestuur erop aan te kunnen dringen om voordrachten voor de dissertatieprijs nu al in te dienen (een formulier voor voordracht is meegezonden). Het ligt vanzelfsprekend in de bedoeling om van de prijsuitreiking een inhoudelijk gezien boeiende bijeenkomst te maken (dat komt voor rekening van de lezingen van de genomineerden), omrand door de feestelijkheden die passen bij de verkiezing van een winnaar. - De jury bestaat uit vijf deskundigen, die tezamen geacht worden het volledige terrein van de taalwetenschap te overzien. De jury wordt bijgestaan door een bestuurslid van de AVT, dat fungeert als ambtelijk secretaris. Bij het voorstel tot samenstelling van de jury probeert het bestuur potentie”le kandidaten te vinden waarvan verwacht kan worden dat ze zo min mogelijk bemoeienis hebben met voor de prijs in aanmerking komende dissertaties. Juryleden mogen geen promotor, co-promotor dan wel projectleider zijn geweest van voorgedragen kandidaten. De jury kiest zelf uit haar midden een voorzitter.
- De te nomineren dissertaties dienen een duidelijke bijdrage te vormen tot ontwikkeling van de taalkunde in Nederland, dan wel tot de ontwikkeling van de taalkunde in het algemeen. Daarbij kan het bijv. gaan om verslag van origineel onderzoek dat baanbrekende idee n of methoden heeft opgeleverd, maar ook om gedegen descripties van niet eerder gesystematiseerde feiten of om inzichtelijke en bruikbare ‘state of the art’ rapporten. Helderheid van presentatie kan een doorslaggevende factor zijn.
- Dissertaties die niet zijn voorgedragen en/of dissertaties van personen die geen lid zijn van de AVT komen niet in aanmerking voor nominatie.
ALGEMENE VERENIGING VOOR TAALWETENSCHAP
DISSERTATIEPRIJS
Formulier voor voordracht kandidaten voor de AVT-dissertatieprijs
Naam kandidaat :
Adres kandidaat :
Titel dissertatie :
Datum promotie :
(Co)promotor(es) :
Universiteit :
Motivatie voordracht:
De voordracht moet worden gestuurd naar het secretariaat van de AVT: Roeland van Hout, Faculteit der Letteren KUB, Postbus 90153, 5000 LE Tilburg.
(5)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Thu, 20 Jan 1994 21:59:14 -0600 (CST)
From: Lucien Remmers <l.a.p.remmers@stud.let.ruu.nl>
Subject: Rea: 9402.05: Nederlandse aktuele informatie (= toevoeging op bericht 9312.15; info over De Digitale Stad)
Beste Neder-L Abonnees,
N.a.v. Rea: 9312.15: Nederlandstalige nieuwsbronnen (n.a.v. Vra: 9312.02)
> Voor hem en andere Neder-L-abonnees wil ik op een rijtje zetten welke Nederlandstalige informatiediensten ikzelf regelmatig raadpleeg. Ik hoop dat mijn tekst en uitleg, die ik in razend tempo aan het intikken ben, enigszins te volgen is. Laat het mij weten als u nadere informatie wenst en vergeeft u mijn gehaastheid. Ik wil dit bulletin voor de feestdagen de deur uit hebben! Extra aandacht wil ik nu al vestigen op de de Belgische MSR-mailserver die dagelijkse Nederlandse samenvattingen van voornamelijke Belgisch nieuws naar abonnees stuurt. Daarover vindt u informatie aan het eind van dit bericht.
en
> Ik besef dat dit wel erg korte, gehaaste informatie is. Weet u getroost: elke computerondersteuner of -goeroe in uw buurt zal u kunnen vertellen hoe u kunt ‘Gopheren’. En natuurlijk is daar ook nog altijd de Gids door SURFnet als informatiebron.
wil ik graag de aandacht vestigen op het project De Digitale Stad (DDS) in Amsterdam. De Digitale stad is opgezet in het kader van de gemeenteraadsverkiezingen die op 2 maart 1994 worden gehouden. Van 15 januari t/m 1 april is De Digitale Stad “vrij toegankelijk”. Naast onder andere de verkiezingsprogramma’s van de politieke partijen zijn er ook allerlei discussiegroepen rond aktuele (vooral “Amsterdamse”) onderwerpen opgenomen in het project. De Digitale Stad schijnt opgezet te zijn naar analogie van z.g. Freenet-systemen in Amerika. En werkt met Gopher.
Goede tips over het gebruik van Gopher staat in het Leidse CRI-bulletin, dat waarschijnlijk wel opgenomen zal zijn in het Leidse CWIS.
Tot zover dan maar nu,
met vriendelijke groeten,
L.A.P. Remmers (Lucien)
deeltijdstudent Nederlands
aan de Faculteit der Letteren
Universiteit Utrecht
E-mail: L.A.P.Remmers@stud.let.ruu.nl
(6)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Fri, 21 Jan 1994 23:12:12 +0100 (MET)
From: Ben Salemans <B.Salemans@lett.kun.nl>
Subject: Med: 9402.06: Nadere informatie over De Digitale Stad als Nederlandstalige nieuwsbron (met o.a. NRC Handelsblad in elektronisch formaat)
In het vorige bericht van Lucien Remmers (9202.05) wordt gesproken over De Digitale Stad (DDS). Ik wil hier ook wat informatie over DDS spuien.
U kunt via een modem ‘inbellen’ in De Digitale Stad: tel. 020-6225222. DDS staat hierdoor in principe open voor iedereen met een computer, een telefoonaansluiting en een modem. Modems zijn tegenwoordig niet meer zo duur: voor zo’n tweehonderd gulden heeft u er een. De Digitale Stad heeft zelf ook supersnelle modems (19.200 Baud) in de aanbieding voor ca. driehondervijftig gulden. Helaas zijn die modems tijdelijk uitverkocht.
Vooral dankzij een publiciteitsgolf in de Nederlandse media hebben vele duizenden Nederlanders (en buitenlanders) de afgelopen weken DDS ontdekt. U moet wel geluk hebben om modem-contact te krijgen met DDS. Vaak zijn de twintig modemlijnen bezet. Soms duurt het uren voordat u modem-toegang hebt verkregen tot DDS. Het DDS-telefoonnummer kent u dan inmiddels uit uw hoofd. En als u dan eenmaal kunt gaan wandelen door de Digitale Stad, is het wel flink doorstappen geblazen: na vijfenveertig minuten wordt de modem-verbinding verbroken. Hopelijk wordt vlug het aantal modemlijnen uitgebreid en de maximaal toegestane verbindingstijd verlengd. Het zou jammer zijn als DDS aan zijn eigen succes ten onder ging.
Die publiciteitsgolf in de pers en op televisie over De Digitale Stad is wel begrijpelijk. Zo is DDS aangesloten op het Internet. Wie de faciliteiten van dit wereldwijde netwerk nog niet kende, zal daar zeker van onder de indruk raken. En wie nog nooit eerder ‘gemaild’ of ‘gechat’ heeft, zal bijvoorbeeld vlug gefascineerd raken door de mogelijkheid om in de kroeg van DDS direct te converseren met overige kroeglopers van diverse pluimage. Ook aantrekkelijk is dat bij De Digitale Stad een gratis gebruikersnummer op de vrij toegankelijke Internet Unix-computer XS4ALL.hacktic.nl (‘Access for All’) met 1 Mb eigen schijfruimte kan worden aangevraagd. Meer ruimte kost geld: f 2,50 per maand per extra Mb. Via zo’n gratis — we blijven krenterige Nederlanders — ‘account’ op die Unix-computer bent u via elektronische post bereikbaar voor tientallen miljoenen Internet-computergebruikers verspreid over de hele wereld. De Digitale Stad kent inmiddels zo’n vijfduizend geregistreerde ‘bewoners’.
De Digitale Stad is ook via Gopher bereikbaar (Gopher-host-adres: dds.hacktic.nl). Diverse Gopher-campusinformatiesystemen in Nederland, waaronder die van de KU Nijmegen, bieden al toegang tot DDS via hun menu’s. De gemiddelde Gopher-gebruiker die al langer over het Internet heeft gezworven en al eerder mocht kennis maken met de prachtige faciliteiten van dit wereldwijde computernetwerk, zal waarschijnlijk niet echt onder de indruk raken van de DDS-Gopher: veel nieuws onder de zon biedt die Gopher niet. Alhoewel… Dagelijks verschijnt een uitgebreide elektronische versie van de kwaliteitskrant NRC Handelsblad in De Digitale Stad met een hoop artikelen die die dag in de papieren vorm in NRC zijn verschenen. Ongetwijfeld zullen die artikelen binnen enkele dagen ook via Nederlandse campusinformatiesystemen beschikbaar worden gesteld.
Dat DDS aan doorgewinterde Internet-gebruikers weinig nieuws te bieden heeft, is niet als kritiek bedoeld. We moeten ons goed realiseren dat DDS een publieke functie vervult. De Digitale Stad is vooral bedoeld als een openbaar informatiemedium voor een breed publiek dat nog geen aansluiting had op wereldwijde of nationale computernetwerken, welke van origine vooral door academici werden gebruikt. Het gegeven dat academische gebruikers van niet-openbare Nederlandse Gopher- campusinformatiesystemen de DDS-Gopher als een vanzelfsprekendheid zullen beschouwen, zegt meer iets over hun ‘verwendheid’ dan over de kwaliteit van de DDS-faciliteiten.
Ben Salemans.
E-post: B.Salemans@lett.kun.nl of Salemans@xs4all.hacktic.nl 😉
-Einde-------------------- Neder-L, no. 9402.a --------------------------
Laat een reactie achter