Subject: | Neder-L, no. 9406.b |
From: | Ben Salemans |
Reply-To: | Elektronisch tijdschrift voor de neerlandistiek |
Date: | Thu, 16 Jun 1994 00:33:20 +0100 |
Content-Type: | text/plain |
********************* *-------------------------- Neder-L, no. 9406.b -----------ISSN-0929-6514-* | Onderwerpen: | | ============ | | (1) Lit: 9406.06: Pas verschenen: deel 2 van "Elck Raept Wat", | | toneelgids met inhoudsopgaven van ernstige | | Nederlandstalige toneelstukken uit 1575-1650 | | (2) Vra: 9406.07: Overeenkomst tussen "Het zwevende Schaakbord" van | | Louis Couperus en "Der Erwaehlte" van Thomas Mann; | | secundaire literatuur hierover gezocht | | (3) Rea: 9406.08: Verbindingsletter (n.a.v. Vra: 9406.03) | | (4) Med: 9406.09: Programma TABU-dag, Groningen, 24 juni 1994 | | (5) Med: 9406.10: Congres Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de | | Nederlanden, Nijmegen, 14 oktober 1994 | | (6) Col: 9406.11: Column 1 Wim Husken: Eerlycke Tytkorting, no. 1: | | "`Toegerust ten reijs': Van der Vinne's _Dagelijckse | | Aentekeninge_" | | (NIEUWE Neder-L-column Wim Husken over zestiende- en | | zeventiende-eeuwse cultuur, literatuur, toneel, etc.) | | (7) Col: 9406.12: Column 8 Willem Kuiper: "De ridder met de baard" | | (8) Med: 9406.13: Lijst van in Nederland verschijnende elektronische | | tijdschriften | | | | Neder-L-tips: | | ============= | | Algemene informatie opvragen over Neder-L: stuur mail naar | | listserv@nic.surfnet.nl met daarin de boodschap: GET NEDER-L INFO | | Abonnement nemen op Neder-L: stuur mail naar listserv@nic.surfnet.nl | | met als boodschap: SUB Neder-L | | Oude Neder-L-bulletins opvragen: stuur mail naar listserv@nic.surfnet.nl| | met daarin een boodschap als: GET NEDER-L LOG9206 | | (resultaat: logboek met Neder-L-artikelen van juni '92 wordt gestuurd)| | Gopher-toegang tot Neder-L: alle oude en nieuwe Neder-L-bulletins zijn | | via Gopher in te zien op gopher.nic.surfnet.nl, in de directory | | SURFnet informatie/LISTSERV archieven (nic.surfnet.nl)/NEDER-L | | Neder-L wordt ook verspreid via de Internet newsgroup bit.lang.neder-l | | Bijdrage voor Neder-L opsturen: stuur mail naar neder-l@nic.surfnet.nl | | (dit geldt ook voor Internet-gebruikers die bijdragen willen leveren) | *-------------------------- --------------------------* *********************
(1)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Mon, 06 Jun 1994 16:13:56 +0200
From: Hubert Meeus <crn.meeus.h@alpha.ufsia.ac.be>
Subject: Lit: 9406.06: Pas verschenen: deel 2 van "Elck Raept Wat", toneelgids met inhoudsopgaven van ernstige Nederlandstalige toneelstukken uit 1575-1650.
Bij het Centrum Renaissancedrama aan de Universitaire Faculteiten St.-Ignatius te Antwerpen verscheen een nieuw deel van de toneelgids:
G. van Eemeren & Hubert Meeus, ‘Elck raept wat.’
Inhoudsopgaven van de ernstige Nederlandstalige toneelstukken uit de periode 1575-1650. Deel 2, Antwerpen 1994 (361 pagina’s).
Dit tweede deel bevat 81 toneelinhouden in chronologische volgorde, vanaf Van Nieuwelandts ‘Claudius Domitius Nero’ (1618) tot I.I.V.N. ‘Nederlantsche Oorlogen’ (1632). Dit keer is er bovendien een cumulatieve index op onder andere motieven en namen aan toegevoegd.
Belangstellenden kunnen deze bundel op werkdagen afhalen op het Centrum, Prinsstraat 13 te Antwerpen, tegen betaling van 940 fr of 49 fl per deel. Indien men het boek toegezonden wenst te krijgen, wordt het bedrag per zending verhoogd met 50 fr/4 fl verzendkosten. In dit geval gelieve men dus 990 fr/53 fl over te maken (bankkosten zijn voor uw rekening!). Ook het eerste boekdeel van deze reeks inhoudsopgaven is daar nog verkrijgbaar tegen betaling van 400 fr of 21 fl per deel, of bij verzending 450 fr/25 fl per deel. De kosten dienen op voorhand te worden voldaan door overschrijving op nummer 000-0061095-82 t.n.v. UFSIA, Financiele Dienst, Venusstraat 35, 2000 Antwerpen, onder vermelding van “Centrum Renaissancedrama-toneelinhouden. Deel 1 en/of 2” en met duidelijke opgave van naam en adres.
(2)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Thu, 09 Jun 1994 14:13:42 +0200
From: "A.R.Deighton" <A.R.Deighton@german.hull.AC.UK>
Subject: Vra: 9406.07: Overeenkomst tussen "Het zwevende Schaakbord" van Louis Couperus en "Der Erwaehlte" van Thomas Mann; secundaire literatuur hierover gezocht
Beste Neder-L’ers,
Ik kan me niet voorstellen dat ik de enige ben die bij het lezen van “Het zwevende Schaakbord” van Louis Couperus niet aan “Der Erwaehlte” van Thomas Mann heeft moeten denken. Beide zijn, weliswaar niet op dezelfde manier, ironisch commenterende reacties op middeleeuwse werken die gebruik maken van taalvermengingen: bij Mann hoog- en nederduits, frans, engels en latijn uit verschillende eeuwen, bij Couperus modern en middeleeuws nederlands; twee werken, overigens, die, in 1922 en 1951 als boek verschenen, in de schaduw van grote oorlogen werden geschreven.
De weinige delen van de BNTL die ik heb kunnen raadplegen zwijgen wat vergelijkende studies over deze werken (trouwens, ook over Couperus en Mann ueberhaupt) betreft. Dat betekent natuurlijk nog lang niet dat er op dit gebied niets bestaat. Ik zou het zeer op prijs stellen als er iemand onder de lezers van Neder-L mij de richting zou kunnen aanduiden waar ik mijn speurtocht moet voortzetten.
Bij voorbaat dank,
Alan Deighton
a.r.deighton@ger.hull.ac.uk
(3)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Thu, 09 Jun 1994 09:55:03 +0100 (MET)
From: "Coppen, Peter-Arno" <U250005@VM.UCI.KUN.NL>
Subject: Rea: 9406.08: Verbindingsletter (n.a.v. Vra: 9406.03)
In Neder-L-bericht Vra: 9406.03 schrijft Henk Wolf:
> De laatste tijd kom ik nogal eens samengestelde woorden tegen van het type werkwoordcluster, klantproblemen. Bij deze samenstellingen wordt geen tussenletter gebruikt. Ik vind dat opvallend. Zelf zou ik werkwoordScluster en klantENproblemen schrijven. Ik vraag me af of dit een dialectisme is in mijn eigen taal of dat er hier werkelijk iets aan het veranderen is. Ik zou graag willen horen hoe anderen dit ervaren, of iets dergelijks hun ook is opgevallen en of zij wellicht een verklaring kunnen geven. Referenties zijn ook bijzonder welkom.
Over de verbindingsklank in samenstellingen bestaat een uitgebreide literatuur, maar voorzover mij bekend geen consensus. Het verwondert me telkens dat –ook in recente!– publicaties over de spelling van de tussen-s regelmatig woorden opduiken waar de realisatie van de klank /s/ zelfs twijfelachtig is. Is het “spellingskwestie” of “spellingkwestie”? “spellingswijziging” of “spellingwijziging”? Zoek al die woorden met als eerste lid “spelling” maar eens op in verschillende woordenboeken (Groene Boekje, van Dale, etc) en je zult zien dat er geen peil op te trekken valt. Willem Kuiper schrijft in NEDER-L 9402 bijvoorbeeld “spellingswijziging”, terwijl GB en VanDale “spellingwijziging” geven.
Zelf ben ik in mijn studententijd eens betrokken geweest bij een doctoraalwerkgroep die tendenzen in het gebruik van de tussenklank -e- en -s- probeerde op te sporen.
We hebben destijds een experiment uitgevoerd om de volgende twee hypothesen te toetsen: (A) wanneer het eerste lid abstract of menselijk (dierlijk?) is, is de tussenklank waarschijnlijker dan wanneer dat niet het geval is (vgl portierskruk en portierkruk, met semantisch verschil). (B) Wanneer het eerste lid het object van een genominaliseerd werkwoord als tweede lid is, is het gebruik van de tussenklank onwaarschijnlijker dan wanneer het subject is (vgl. maanonderzoek en maansverduistering —hee, klopt die eigenlijk wel?).
Dit alles natuurlijk onder de conditie dat meervoud geen rol speelt en dat beide vormen (met en zonder tussenklank) acceptabel zijn. Van den Toorn heeft nog ooit de resultaten van dit onderzoek meegenomen in zijn twee artikelen “Tendenzen in het gebruik van de verbindingsklank in nominale samenstellingen”, in de Nieuwe Taalgids (zo rond 1980). Mijn eigen ervaring is dat tussenklankproblemen vaak op deze twee variabelen terug te voeren zijn. “Spelling” is abstract, dus de /s/ is waarschijnlijk. Aan de andere kant is “wijziging” een nominalisatie en “spelling” het object, en dat werkt weer tegen de /s/.
Bij het woord “werkwoordcluster” (ikzelf gebruik het altijd zonder /s/) kun je “clusteren” opvatten alsof het van een werkwoord “clusteren” afgeleid is. Dan is “werkwoord” het object. Het woord “klant(en)probleem” kan natuurlijk een meervoudskwestie zijn. Niettemin zou het menselijk karakter van “klant” de verbindingsklank op moeten roepen. Hebben we hier te maken met een “ontmenselijking” van de klant (mensen als nummers, het harde zakenleven)? Ik weet wel dat dit buiten de taalkunde valt, maar met mijn twee taalkundige handgrepen kan ik een heel eind uit de voeten.
In ieder geval, het zijn allemaal maar tendenzen. Er speelt ongetwijfeld een hele hoop meer mee in de keuze voor de tussenklank. Kijk, misschien kunnen we de spelling(s?)commissie inruilen voor een morfologiecommissie. Kunnen we DAAR tenminste eens wettelijke voorschriften voor krijgen…
Peter-Arno Coppen
(4)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Fri, 10 Jun 1994 10:30:35 +0200
From: Klarien van der Linde <VDLINDE@let.rug.nl>
Subject: Med: 9406.09: Programma TABU-dag, Groningen, 24 juni 1994
********************************** * * * Programma TABU-dag, * * * * 24 juni 1994, * * * * Harmoniegebouw, RU Groningen * * * **********************************
De TABU-dag is een jaarlijkse, eendaagse conferentie in Groningen waarop lezingen worden verzorgd op het brede terrein van de taalkunde: vrijwel alle soorten taalkunde worden aan de orde gesteld. Deze lezingendag vindt dit jaar plaats op vrijdag 24 juni in de zalen 45, 47, 48 en 49 op de benedenverdieping van het Harmoniegebouw van de Rijksuniversiteit Groningen, het gebouw waar de Faculteit der Letteren is gehuisvest. Het Harmoniecomplex is te vinden op het adres Oude Kijk in ’t Jatstraat 26, op ongeveer een kwartier lopen vanaf het station. Voorinschrijvingen e.d. zijn niet noodzakelijk. Voor meer informatie kunt u bellen met Klarien van der Linde, tel. 050- 635558.
Hieronder volgt de beschrijving van het programma, dat is opgebouwd uit een aantal parallel-sessies. U kunt daarom uw TABU-dag naar eigen voorkeur indelen. Merk op dat sommige lezingen een uur duren.
09.30-10.00 uur:
Zaal 45 Mark Kas & Frans Zwarts; Interventie-verschijnselen en de uitgebreide monotonie calculus
Zaal 47 Bob de Jonge; Variatie in aspect: voltooide tijden in het Spaans van Spanje en Spaans-Amerika
Zaal 48 Marjolein Verspoor; ‘-ing’ constructions: a cognitive analysis
Zaal 49 Dicky Gilbers; Dus
10.00-10.30 uur:
Zaal 45 Petra Hendriks; Categoriale grammatica en comparatief deletie
Zaal 47 Arie Molendijk & Henriette de Swart; Over wat er niet gebeurt in narratieve teksten
Zaal 48 Karen Lattewitz; Het mysterie van IPPs
Zaal 49 Edith Kaan; The structure of Dutch main clauses: Some external evidence
10.30-11.00 uur:
Zaal 45 Jack Hoeksema & Hennie Klein; Het Nederlands ontbeert any
Zaal 47 vervolg lezing Molendijk & de Swart
Zaal 48 Elly van Gelderen; The mixture of government and Spec-Head
Zaal 49 Helen de Hoop; ‘Alleen’ een kwestie van context?
11.00-11.15 uur: koffie
11.15-11.45 uur:
Zaal 45 Larry Horn; Polarity, inversion, and epiphenomenal negation
Zaal 47 Leonie Bosveld-de Smet; Indefiniete versus definiete object-NP’s in ‘habituele’ zinnen
Zaal 48 Eric Hoekstra; Over de distributie van infinitieven op -E en -EN in het Fries en het Westfries
Zaal 49 Roelien Bastiaanse; Het verschil tussen koeien en tafels: een theorie over de semantische representaties van dieren
11.45-12.15 uur:
Zaal 45 vervolg lezing Horn
Zaal 47 Brigitte Kampers-Manhe; De structuur van Franse composita
Zaal 48 Jan-Wouter Zwart; Intonation and word order in Dutch
Zaal 49 Anneke Pape; Spraakverstaan in achtergrondlawaai bij kinderen
12.15-12.45 uur:
Zaal 45 Hotze Rullmann; De ambiguiteit van comparatieven met ‘minder’
Zaal 47 Ineke Schuurman; Het werkwoordsysteem
Zaal 48 Guido Vanden Wijngaerd; Partikelwerkwoorden in het Nederlands
Zaal 49 Charlotte Koster & Sjoukje van der Wal; Kennis van restricties op hoeven bij driejarigen
12.45-13.30 uur: lunch
13.30-14.00 uur:
Zaal 45 Peter I. Blok & Jaap Hoepelman; Komparatief, komparatiever, komparatiefst
Zaal 47 Samir Khalaily; A syntax of Cognate Objects
Zaal 48 Arnold Ernest Evers; Particle stress
Zaal 49 Heleen van Ommeren & Willemijn Zeegers; Agreement
14.00-14.30 uur:
Zaal 45 vervolg lezing Blok & Hoepelman
Zaal 47 Sjef Barbiers; De ambiguiteit van kale infinitiefcomplementen
Zaal 48 Marcel den Dikken & Eric Hoekstra; Het Participium-Pro-Infinitivo effect
Zaal 49 Daniela Weber & Tessa Heintjes; Werkwoordgebruik bij lichte afasie
14.30-15.00 uur:
Zaal 45 Ronny Boogaart; Tekstuele implicaties van een semantisch verschil tussen de Engelse en Nederlandse verleden tijd
Zaal 47 Anko Wiegel; Casus en anaforische relaties
Zaal 48 Marcel den Dikken; Incorporating ‘be’ and ‘have’
Zaal 49 Liesbeth Laport; Cognitieve aspecten van kwantoren
15.00-15.30 uur: thee
15.15-15.45 uur:
Zaal 45 Bill Ladusaw; Thetic and categorical, stage and individual, weak and strong
Zaal 47 Mettina Veenstra; Naar een formalisatie van een gegeneraliseerde transformatie
Zaal 48 Paulien Rijkhoek & Joao Marques da Costa; On adverbs
Zaal 49 Marc van Oostendorp; Klinkerlengte en klinkerkwaliteit in het Nederlands
15.45-16.15 uur:
Zaal 45 vervolg lezing Ladusaw
Zaal 48 vervolg Rijkhoek & Marques da Costa
Zaal 49 Hans van de Velde; De diftongering van /E./ en /O./ in het standaard Nederlands
16.30-17.00 uur:
Zaal 45 Joost Zwarts; Een algebraische semantiek voor lokatieve PPs
Zaal 47 Ron van Zonneveld; Nevenschikking en negatie
Zaal 48 Sjaak de Mey; Temporeel en skalair ‘al’ en ‘nog’
Zaal 49 Tjeerd de Graaf; Jiddisch in de voormalige Sovjet-Unie
17.00-17.30 uur:
Zaal 45 Martin Honcoop; Tegengesteld bereik en ‘Skolem’-functies
Zaal 47 Maarten de Wind; Licensing interrogative subject pronouns in Romance
Zaal 48 Sjaak de Mey & Paulien Rijkhoek; Vertelstructuren en hun representaties
Zaal 49 Rogier Nieuweboer; Het Plautdiitsch van de Mennonieten in Zuidwest-Siberie
Tot vrijdag 24 juni!
Roel Jonkers en Klarien van der Linde, organisatoren van de TABU-dag 1994.
(5)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Thu, 09 Jun 1994 16:10:37 +0100 (MET)
From: Anda Schippers <U216009@VM.UCI.KUN.NL>
Subject: Med: 9406.10: Congres Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit
de Nederlanden, Nijmegen, 14 oktober 1994
********************************************
* *
* CONGRES-AANKONDIGING *
* *
* Middeleeuwse *
* Verzamelhandschriften *
* uit de Nederlanden *
* *
* Nijmegen, vrijdag 14 oktober 1994 *
* *
********************************************
In 1992 is besloten een nieuwe reeks edities uit te geven, onder de titel ‘Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden’. Het eerste deel van die reeks, een editie van handschrift Brussel KB 837-845 – dat het ‘Geraardsbergse handschrift’ is gedoopt – zal op vrijdag 14 oktober 1994 worden aangeboden aan dr. J. Deschamps.
Met de uitgave van handschriften van kaft tot kaft hoopt men een impuls te geven aan andersoortig onderzoek binnen de medioneerlandistiek. Verzamelhandschriften lenen zich namelijk bij uitstek voor studie naar het functioneren van teksten en teksttypen in de middeleeuwen. Naast het bestuderen van teksten als op zichzelf staande fenomenen, bestaat nu ook de mogelijkheid de directe, materie”le context waarin zij zijn overgeleverd te onderzoeken. Een dergelijke studie kan een beeld schetsen van het bredere scala aan teksten waarbinnen de huidige canon heeft gefunctioneerd: hoe en waarom werden teksten samengebracht, hoe werd met teksten omgegaan en binnen welke milieus gebeurde dat?
Tegen deze achtergrond zal, voorafgaand aan de aanbieding van het ‘Geraardsbergse handschrift’ in Nijmegen een congres plaatsvinden over het belang en de mogelijkheden van verzamelhandschriften in het algemeen en het ‘Geraardsbergse handschrift’ in het bijzonder.
PROGRAMMA
09.30-10.30 Ontvangst en koffie
10.30-11.00 drs. H. Kienhorst (K.U. Nijmegen), ‘Typen verzamelhandschriften: een codicologische benadering’
11.00-11.30 dr. P. Wackers (K.U. Nijmegen), ‘Het belang en de mogelijkheden van de studie van verzamelhandschriften’
11.30-12.00 Pauze
12.00-12.30 prof.dr. R. Jansen-Sieben (UL Brussel), ‘De Artes in enkele verzamelhandschriften’
12.30-13.00 prof.dr. J. Janssens (UFSAL Brussel), ‘Het Comburgse handschrift’
13.00-14.15 Lunch
14.15-14.45 drs. M. Govers (Nijmegen), ‘Meertaligheid in het Geraardsbergse handschrift’
14.45-15.15 drs. G. Sonnemans (K.U. Nijmegen), ‘Hoort Brussel KB 837-845 in Geraardsbergen thuis?’
15.15-15.45 Pauze
15.45-16.15 prof.dr. H. van Dijk (R.U. Groningen), ‘De reeks Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden’
16.15 Aanbieding van het eerste exemplaar van het ‘Geraardsbergse handschrift’ aan dr. J. Deschamps Aansluitend receptie met ‘intermezzo’
17.30 Afsluiting
Dit congres is mede mogelijk gemaakt door financie”le steun van het Constantijn Huygens Instituut, de Faculteit der Letteren en de Vakgroep Nederlands van de Katholieke Universiteit Nijmegen en de Gemeente Geraardsbergen.
INSCHRIJVING
Voor inschrijving wordt u verzocht gebruik te maken van bijgevoegde aanmeldingskaart. De sluitingsdatum voor inschrijving is 2 september 1994.
Het inschrijfgeld bedraagt f40,-, voor studenten f25,-. Dit is inclusief koffie, lunch en borrel.
Gelieve het bovengenoemde bedrag voor 2 september over te maken op gironummer 2333985 t.n.v. Katholieke Universiteit, inzake Faculteit der Letteren, Nijmegen, onder vermelding van budgetnummer 23/830010.
PLAATS
Het symposium zal plaatsvinden in de ‘Foyer’ van de Nijmeegse stadsschouwburg, Van Schaeck Mathonsingel 2 (080-228344). Dit is 2 minuten lopen vanaf het NS-station: u loopt de straat rechts van het gebouw ‘Metterswane’ in, de Van Schaek Mathonsingel, tot aan het Keizer Karelplein. De ‘Foyer’ ligt nu aan uw linker hand. Voor automobilisten is er rondom het Keizer Karelplein voldoende parkeergelegenheid.
Voor informatie en inschrijving kan men zich wenden tot: Congresadministratie ‘Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden’, p/a Vakgroep Nederlands, Postbus 9103, 6500 HD Nijmegen.
Telefonisch: 080-615491 (M. Goris) of 080-612881 (A. Schippers).
AANMELDINGSKAART
-knip---AANMELDINGSKAART-------------------------Neder-L--------------- (Sturen naar: Congresadministratie MVN p/a Vakgroep Nederlands Postbus 9103 6500 HD NIJMEGEN) Dhr. / Mw. ............................................................ Instelling ............................................................ Straat ................................................................ Postcode / Plaats ..................................................... Telefoon .............................................................. Geeft zich op voor deelname aan het symposium 'Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden': O student (f25,-) / O overigen (f40,-) Het verschuldigde bedrag is overgemaakt naar gironummer 2333985 t.n.v. Katholieke Universiteit, inzake Faculteit der Letteren, Nijmegen, onder vermelding van budgetnummer 23/830010. -knip---AANMELDINGSKAART-------------------------Neder-L---------------
Het verschuldigde bedrag is overgemaakt naar gironummer 2333985 t.n.v.
Katholieke Universiteit, inzake Faculteit der Letteren, Nijmegen, onder
vermelding van budgetnummer 23/830010.
(6)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
BS Voortaan zal dr. Wim Husken (eigenlijk/feitelijk met een trema op de u) een maandelijkse column in Neder-L voor zijn rekening nemen, onder de titel “Eerlycke Tytkorting”. Daarin zal hij aandacht besteden aan cultureel-literaire onderwerpen uit de zestiende en zeventiende eeuw. Zijn eerste column volgt aanstonds. Dat er nog vele mogen volgen. Ben Salemans.
Date: Thu, 02 Jun 1994 15:00 +0100 (MET)
From: Wim Husken (per e-adres: B.Salemans@lett.kun.nl)
Subject: Col: 9406.11: Column 1 Wim Husken: Eerlycke Tytkorting, no. 1: "'Toegerust ten reijs': Van der Vinne's Dagelijckse Aentekeninge
"
Wim Husken Eerlycke Tytkorting, no. 1
‘Toegerust ten reijs’: Van der Vinne’s Dagelijckse Aentekeninge
Wie drie- of vierhonderd jaar geleden een reis ondernam, diende daar veel tijd voor uit te trekken. Bovendien zag men zich onderweg geconfronteerd met allerlei ongemakken en problemen, zaken waarvan de thuisblijver verschoond bleef. Zanderige of juist modderige wegen, rivieren en struikgewas waren nog de minst ernstige obstakels op het pad van de reiziger. Want welke gevaren wachtten hem zoal niet meer? Tenzij het een boer of een boerin betrof, was men er nooit zeker van of degene die je tegemoet kwam wel te vertrouwen was. Wie zich op ‘s-Heren wegen begaf, moest daar op zijn minst een goede reden voor hebben. En niet iedere herberg was geschikt als slaapplaats voor de nacht. Toch hebben al vroeg allerlei personen het gewaagd kortere of langere buitenlandse reizen te ondernemen, niet omwille van handel of beroep, maar louter voor het plezier. Tot een echte rage uitgegroeid is dat reizen bij de toenmalige verhoudingen natuurlijk nooit, al was het alleen maar om de hoge kosten die aan de twee, drie of meer jaren omvattende tocht verbonden waren. Vandaar dat het aanvankelijk uitsluitend de rijkere, aristocratische klasse was die zich een ‘Groote Tour’ kon veroorloven. Voor wie heden ten dage, vanuit welke plaats in Nederland ook, binnen een half etmaal de Alpen kan bereiken of mis- schien zelfs weet te passeren, is het onthullend om te lezen hoe veel ingewikkelder dat voor onze voorouders was. Welke moeilijkheden men zoal diende te overwinnen, kunnen we lezen in de verslagen die enkele van de toeristen daarvan destijds op schrift stelden. Uit een ervan, Vincent Laurensz van der Vinne’s Dagelijckse Aentekeninge, zullen we een paar interessante passages lichten. Maar eerst iets meer over het eigenlijke fenomeen van de buitenlandse reis zelf.
Al in de vijftiende en zestiende eeuw ondernamen Vlaamse, Brabantse en Hollandse kunstenaars, onder wie vooral schilders, reizen naar Italie om er zich verder te bekwamen in hun kunst. Zo ook Pieter Brueghel de Oude die, aldus Karel van Mander in zijn Schilder-Boeck (1604), ‘in d’Alpes [Alpen] wesende, al die berghen en rotsen had in gheswolghen, en t’huys ghecomen op doecken en Penneelen uytghespooghen hadde, soo eyghentlijck con hy te desen en ander deelen de Natuere nae volghen.’ Sommige kunstenaars komen na enkele jaren terug, anderen zullen er de hen nog resterende levensjaren doorbrengen.
Tezelfdertijd of iets later ontstaat in Engeland bij gefortuneerde patriciersgeslachten de gewoonte om de zonen, ter voorbereiding op een later invloedrijk ambt, op reis te sturen door diverse Europese landen. Frankrijk en Italie genieten daarbij de voorkeur. Zo sprak men, al naar gelang men de meeste tijd doorbracht in het ene dan wel in het andere land, weldra van de ‘Grand Tour’ en de ‘Gyro’. Volgens Anna Frank-Van Westrienen, schrijfster van een boek getiteld De Groote Tour (Amsterdam 1983), was de Grand Tour een typische educatiereis. Men trok erop uit om meer te weten te komen over vreemde landen, hun bevolking, talen, gebruiken en al wat dies meer zij. Een echte vakantiereis was het dus niet. Soms volgde men, als zo’n beroemde universiteit toch op het pad lag, een paar maanden lang college in Parijs, Heidelberg of Bologna, alles ter voorbereiding op een later beroep als diplomaat, politicus of jurist.
Hoewel we de trektocht van de kunstenaar in strikte zin geen Grand Tour mogen noemen, is er met de reizen die we daar wel toe mogen rekenen, geen al te groot verschil. Een toekomstig regent of jurist zal op zijn reis andere personen hebben willen ontmoeten en andere belangstellingen zijn nagegaan dan een schilder in-spe, maar voor elk van beiden gold dat kennismaking met verre landen en uitheemse gewoonten verrijkend werkte op de uitoefening van het latere beroep. Hoe vaak is er trouwens niet sprake van een vermenging van de twee categorieen? Denk alleen maar aan iemand als P.C. Hooft. Ondernam hij zijn ‘Italienische Reise’ als voorbereiding op een ambtelijke carriere ~ hij werd drost van Muiden en baljuw van Gooiland ~ of is zijn tocht hem eerder te stade gekomen bij zijn vrijetijdsbesteding als dichter en geschiedschrijver?
Naast de Grand Tour ~ door de Fransen ‘Promenade’ en door de Duitsers ‘Kavaliersreise’ genoemd ~ bestond er ook een kleine toer. Die had als reisdoel de kastelen en landstreken van het Loire-gebied. Het oudst bekende, uit 1571 daterende verslag van een door Nederlandse reizigers ondernomen ‘Groote Tour’ gaat terug op een reis door de neven Rembert Jensema en Johannes de Mepsche. Opsteller ervan was hun oom en in reizen ervaren metgezel Frederik Coenders. Toch waren velen hen in het maken van een Grand Tour al voorgegaan. Zo bijvoorbeeld de dichter-graveur Dirck Volckertszoon Coornhert, die, zoals zijn oudste biograaf ons meedeelt, tussen 1538 en 1540 ‘naer ghewoonte deses Landts’ Spanje en Portugal bezocht. Daar, in het buitenland, kwam men nogal eens in contact met personen die de katholieke godsdienst hadden verruild voor Lutheranisme, Calvinisme of andere ‘ketterse’ geloven. Om te voorkomen dat gesprekken met andersdenkenden zouden leiden tot afvalligheid, vaardigde de Brusselse landsregering op 4 april 1569 een plakkaat uit waarin zij kunst- of educatiereizen naar niet-katholieke landen ten strengste verbood. Erg doeltreffend zal het edict niet zijn geweest want inmiddels had zich reeds een afscheidingsbeweging van Spanje gevormd.
Bijna vierentwintig jaar oud aanvaardde Vincent Laurensz van der Vinne op 21 augustus 1652 uit Haarlem zijn kunstreis naar Duitsland en Italie, in het gezelschap van een tweetal collega-schilders. Doordat Zwitserland in een burgeroorlog verwikkeld was, zal Van der Vinne Italie nooit bereiken en in plaats daarvan door Frankrijk trekken. Dit alles beschrijft hij in zijn Dagelijckse Aentekeninge, een in 1979 door Bert Sliggers jr. uitgegeven reisverslag (Haarlem: Fibula ~ Van Dishoeck). Eerst gaat de reis richting Keulen. Allerlei zaken die nieuw voor hem zijn of in Nederland onbekend beschrijft hij in zijn reisaantekeningen. Zo snijdt het mes voor ons aan twee kanten: niet alleen verbazen we ons met Van der Vinne over buitenlandse usances, maar hij leert ons indirect welke gebruiken men er rond 1650 in Nederland op nahield. Zo bijvoorbeeld de kleding van weeskinderen. Daarover schrijft hij vanuit Keulen: ‘Na dien elck lant sijn besonder manier heeft en door Hollant gemeenlijck de weeskinderen een bont kleet ofte ten minsten een teken daer aen dragen, soo dragen de magestraets persoone meest een bont of getekent kleet als sij in processie ofte voorname recht plegingh gaen.’ Iets waarover Van der Vinne zich verder verwondert is de oude Keulse gewoonte waarbij men in de hele stad om negen uur ’s avonds de straten met ijzeren kettingen afsluit. En dan zijn er de steeds weer opnieuw veranderende munteenheden waarmee men moet rekenen. Voor ons is het om er dol van te worden. In Keulen doet een dukaat bijvoorbeeld negen kopstuck, vier en een halve kopstuck is een rijcxdaelder, oftewel negentien en een halve blaffert. Een blaffert is zes vetmantjes of twaalf koediefjes of achtenveertig heller, enzo- voort, enzovoort… Is men echter in Trier, dan gelden daar weer andere munten! Van der Vinne wekt echter niet de indruk al te zeer door deze ingewikkelde berekeningen ontmoedigd te zijn en af en toe merkt hij zelfs op dat bepaalde waren (vooral wijn!) uitgerekend goedkoop zijn.
Vanuit Keulen reist Van der Vinne zuidwaarts langs de Rijn en komt onder andere in het plaatsje Sankt-Goar. Daar houdt men er een uiterst merkwaardig gebruik op na: ‘elck, die hier passeert en nooijt te vooren daer geweest is, moet verheijnst worden, dat is aen den hals bant staen. De hals bant is een kopre-bant op de manier als de kaeck tot Heemstede, Sparendam en meer Hollantse dorpen, en hangt hier aen een der stadts poorte, welcke uw om den hals geslooten wert, waer vooren gij de compagnie daer gij mee reijst iets ten beste geven moet en wert gij in haer geseltschap voor een Christen, maer vooren [tevoren] voor een Joode aen genoomen.’ Hoe men tot ver in de zeventiende eeuw over Joden dacht, lezen we in Van der Vinne’s beschrijving van de stad Frankfurt. De auteur stelt het voor als een door de keizer aan hen geschonken ‘vrijheijt’, dat de talrijke Joden die de stad rijk was, leven in een straat die iedere avond ‘met een poort afgeslooten wert’. Toen sommige burgers hen ooit uit de stad wilden verjagen, beklaagden zij zich daarover bij de keizer en schonken hem een gouden kip gezeten op een nest eieren. De keizer besliste in het voordeel van de Joden met de wijze woorden: ‘men behoort sulcke hennen, die goude eijeren leggen niet uijt de stadt te jagen’.
Op zijn reis voorzagen Van der Vinne en zijn reisgezellen (doordat de een wat eerder huiswaarts keerde en een ander zich bij hen voegde, nu in een iets gewijzigde samenstelling) zich in hun levensonderhoud door in elke grotere stad schilderopdrachten aan te nemen en met name portretten van aanzienlijke personen te vervaardigen. Af en toe be- leefden zij hun tocht ook als echte touristen. Zo beschrijft Van der Vinne hoe hij op zekere dag een hoge berg beklimt en uiteindelijk boven de wolken komt, een voor toenmalige Nederlanders stellig onvergetelijke gebeurtenis. Vaak is de weg die het gezelschap volgt ~ het grootste gedeelte te voet! ~ niet erg begaanbaar of belanden zij midden in een burgeroorlog, zoals in Zwitserland. Op pad naar Bern raadt een herbergierster hen aan liever terug te keren naar Basel, want al wie de pech heeft in de armen van de boeren te vallen en zegt onderweg naar Bern te zijn, loopt het risico zonder pardon te worden terechtgesteld. Als je ze voorhoudt op weg te zijn naar Lyon laten ze je misschien gaan. Dit laatste proberen ze, maar zonder succes. Inderdaad stuit de groep Hollanders op een versperring door opstandige boeren. De meerderheid ervan wil hen vermoorden. Door er eerlijk voor uit te komen dat ze handwerkslieden zijn ~ een schoenmakersgezel en twee schilders ~ redden ze zich dankzij een hen gunstig gezinde ‘generaal’ uit de perikelen. Daarmee kunnen ze hun eigenlijke reisdoel Italie definitief vergeten. Zwitserland blijft ook voor hen gesloten.
Wel kunnen ze via de Jura verder richting Geneve en Grenoble. Tijdens een wat langer verblijf in de plaats Yverdon, waar ze logeren bij een uit Delft afkomstig edelman, maakt Van der Vinne voor de kinderen van zijn gastheer een vlieger. Het hele dorp loopt uit als het voor zijn bewoners onbekende ding de lucht in gaat: ‘Doch soo dra was sij niet inde lucht of ’theele stedeken was in roeren en niemant wist wat daer af te maken als een teken Godts, die yets van aenstaende oorlogh (gelijck alreede begon uijt te barsten) daer door bekent wilde maken.’
Zo reizen Van der Vinne en zijn kameraden verder. In het totaal zullen ze drie jaren en elf dagen van huis zijn en op 1 september 1655 terugkomen in Haarlem. Het verslag dat Van der Vinne van zijn reis heeft gemaakt, is ook nu nog zeer genietbaar en zou als reislectuur niet ongeschikt zijn voor wie van plan is de komende zomer Duitsland, Jura of midden Frankrijk te bezoeken. Het bevat allerlei wetenswaardigheden en beschrijvingen waarvan de tegenwoordige bezoeker vaak nog geheel op dezelfde wijze als zijn zeventiende-eeuwse voorganger kan proeven. Niet alles lijkt even waarheidsgetrouw weergegeven ~ of de stad Geneve bijvoorbeeld inderdaad genoemd is naar de jeneverbes die groeit op de bergen waar de stad tegenaan leunt, valt te betwijfelen ~ maar dat maakt het leesplezier van Van der Vinne’s Dagelijckse Aentekeninge er niet minder om.
Wim Husken,
Zwanenveld 71-32,
6538 RG Nijmegen.
(7)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Mon, 30 May 1994 16:26 +0100 (MET)
From: Willem Kuiper <KUIPER@ALF.LET.UVA.NL>
Subject: Col: 9406.12: Column 8 Willem Kuiper: "De ridder met de baard"
De ridder met de baard
Wat bezielt een mens een baard te dragen? In mijn geval was het een protestactie. Ik ging niet zo lekker op de middelbare school. Wat heet! En toen ik tot overmaat van ramp ook nog eens zakte voor het eindexamen Gymnasium B besloot ik mijn baard te laten staan. Omdat ik in die tijd ook nog behoorlijk lang haar droeg, werd ik regelmatig met ‘Jezus’ aangesproken. Terwijl die nooit een bril gedragen heeft.
Het zal u niet verbazen dat ik tijdens het eerste jaars-college van Lulofs al snel ‘den fellen metten roden baerde’ genoemd werd. Terwijl ik helemaal niet ‘fel’ ben. O.K., ik mag wel eens uit mijn slof schieten en van mijn hart geen moordkuil maken, maar dat heeft niets met ‘fel’ te maken. De middeleeuwse betekenis van ‘fel’ is een heel andere dan de tegenwoordige. In het Frans noemt men zo’n woord een ‘faux ami’, een valse vriend. Omdat je het woord kent, denk je dat het toen betekende wat het nu betekent. In het Middelnederlands is ‘fel’ een heel naar woord, dat zoveel als: boosaardig, trouweloos, verraderlijk enz. betekent. Het is de naam waarmee de dieren die Reynaert haten, het over hun aartsvijand hebben. ‘Den fellen metten roden baerde’ is een taboenaam. ‘vos’ durven ze niet te zeggen, uit vrees de magische krachten van de vos te activeren. ‘Reynaert’ evenmin. Het is dus NIET het oordeel van de verteller over zijn held! ‘De Rode Duivels’ is immers ook niet negatief bedoeld…
Het Middelnederlands wemelt van de valse vrienden, maar onderschat ook het minder verre verleden niet. Een van de redenen waarom Historische Letterkunde zo belangrijk is: niet om in een woordenboek te leren opzoeken wat ‘fel’ gedurende de Middeleeuwen betekende, maar om ons te realiseren dat de betekenis van een woord ondergeschikt is aan een historische situatie.
Wie het lot treft roodharig te zijn, kan niet opgroeien zonder zich daarvan bewust te worden. ‘Rooie, je moeder hep vlooie!’ ‘Rooie en vale benne donderstrale!’ ‘He fuurtore!’ ‘Stoplicht!’ In mijn geval kwam daar dan nog bij dat ik sinds de box brildragend ben – er zijn bijna geen kinderfoto’s van mij zonder fok – dus het was de hele dag ‘Rooie schele’ en ‘Schele rooie’. Gelukkig kon ik mij in het straatvoetbal gemakkelijk handhaven, en dat was nog belangrijker dan de kleur van je haar of naar welke school je ging (de Roomse in mijn geval, wat in de onkerkelijke Zaanstreek bepaald geen prae was). Waar ik opgroeide leerde je als kereltje eerst voetballen, daarna pas lopen.
Dankzij de Middeleeuwen kwam ik in contact met haardracht en haarmagie uit het verleden. Een andere wereld, niet te vergelijken met hoe wij nu met ons haar omspringen. Haar lag buitengewoon gevoelig en was onderhevig aan zeer strikte richtlijnen en wetten. Om te beginnen was men bang voor haar. Haar typeerde het dierlijke in de mens. Heel hoofse vrouwen epileerden zich, ja ook daar. Behaarde mensen waren ‘ruw’, letterlijk wel te verstaan, niet alleen figuurlijk zoals nu. Rood haar was een uiterlijk teken van lichamelijke en geestelijke onreinheid. De kwalificatie ‘Rode’, afgewisseld met ‘vule rode’ slaat echter niet op ‘roodharigen’, maar was het normale scheldwoord voor Joden, lees er Jacob van Maerlants SCOLASTICA – beter bekend onder de onjuiste naam RIJMBIJBEL – maar eens op na. Overdadig zwart haar werd even snel als moeiteloos met de duivel in verband gebracht. Soms gebeurt het wel eens dat een kind behaard over heel het lichaam geboren wordt. Niets aan de hand weten we nu. Valt er na een paar weken vanzelf af. Maar middeleeuwse ouders zullen zich doodgeschrokken zijn. Vraag het de ouders van Robert le Diable maar.
Het dragen van lang haar was een uiterlijk teken van onaangepastheid. Waanzinnigen dragen (in de literatuur) lang haar en een lange baard. Ook hun nagels zijn lang. Ze dragen geen kleren, maar bedekken hun naaktheid met beestevellen en bladeren. Hun wapen is een knots. Zo iemand heette een ‘wildeman’. Menig laat-middeleeuws dranklokaal had een wildeman als uithangbord. Enerzijds om de mensen te waarschuwen voor het wilde, onaangepaste gedrag dat men onder invloed kon vertonen (Wi willen van de kerels zingen. Si sijn van quader aert. Si willen de ruters dwingen. Si dragen enen langen baert. enz. (Het Kerelslied)). Anderzijds om de angst met gelach te camoufleren. Amsterdam kent nog twee Wildemannen, een op de Dam, de ander in de Nieuwezijds Kolksteeg, pal naast het pas ontdekte kasteel van de heren van Amstel. (Als het waar is. Rare plek voor een WOONburcht, goede plek daarentegen voor een DWANGburcht.) In de eerste Wildeman ben ik nog nooit geweest, in de ander kom ik te weinig.
Te lang haar was een teken van ijdelheid en verwijfdheid. Alles wat van adel was – ik heb het nog steeds over de mannelijke kunne – droeg het haar doorgaans tot op de schouders. Kort haar was een teken van onderhorigheid. Geestelijken schoren zich de kruin. Misschien herinneren sommigen van u zich nog dat kleine rondje op het hoofd van de kapelaan. In de Middeleeuwen was het precies anders om. Daar liet men nog een kransje haar staan, om te laten zien dat de kaalheid geen ouderdomsverschijnsel was, maar pure versterving.
Het dragen van een baard was niet zo zeer een vrijwillige keuze als wel een teken van een bepaalde ouderdom of een religieuze status. Baarden (en snorren) verdienden groot respect. Als Flovent, de oudste zoon van koning Clovis – die ten onrechte niet is opgenomen in VAN AIOL TOT DE ZWAANRIDDER – zijn leermeester, de hertog van Bourgondie, in diens slaap zijn baard afsnijdt, geintje, wordt hij daarvoor veroordeeld tot ballingschap, terwijl heel het hof zich uit solidariteit eveneens in de baard knipt. Als Huon de Bordeaux onwetend Charlot, de zoon van Karel de Grote, doodt, die hem in een hinderlaag opwachtte, moet hij, om zich met de koning van Frankrijk te kunnen verzoenen, de volgende zelfmoordopdracht uitvoeren: naar Babilonie gaan, naar het hof van de emir, de eerste man die hij in het paleis tegenkomt doden, drie maal diens dochter kussen, hem beledigen, en zijn baard alsmede zijn hoektanden meenemen. Vergeleken met het bemachtigen van de baard is de rest kinderspel. In de MERLIJN lezen we hoe koning Rioen een mantel draagt, versierd met de baarden (inclusief de huid!) van overwonnen tegenstanders. Als hij ook Arturs baard opeist, komt het tot een strijd, die natuurlijk door Artur gewonnen werd. In de Vier Heemskinderen dreigt Lodewijk, de zoon van Karel de Grote, de oude Aymijn, die niet onder de indruk is van het steenwerpen van de kroonprins, aan zijn baard te trekken, zodat zijn ogen scheef zullen wegdraaien. Dit dreigement is Aymijn te veel, en hij klaagt zijn nood bij Renout, met de dood van Lodewijk als gevolg. Als in de FERGUS de jonge held op zijn tocht naar het hof de aanval van de vier roofridders heeft afgeslagen, waarbij hij er twee doodde, dan hakt hij hen de hoofden af en bindt die met hun baard aan zijn zadel.
In de Keltische literatuur komen de nodige baarden voor. In de continentale literatuur veel minder. Bovengenoemde passage in de FERGUS is een grap om zowel FERGUS als een ‘Achterhoeker’ te typeren (Kelten gingen door voor koppensnellers), als diens tegenstanders, door ze een baard aan te meten. Ridders dragen geen baarden. Alleen zij die niet meer vechten dragen een baard. De Franse repertoria vermelden ook geen epitheton ‘met de Baard’. Afbeeldingen van Arturridders in handschriften tonen ons glad geschoren of kortbaardige ridders, wat een vrij zekere afspiegeling van de realiteit geweest zal zijn. Middeleeuwse ridders hadden het nog wel eens warm. Om maar niet te zeggen bloedheet. Warmtestuwing zouden we nu zeggen. Na afloop van de slag tussen de Vlaamse communes en het koninklijke Franse leger te Mons-en-Pevele (augustus, 1304), vond men aan weerszijden vele lichamen die geen uitwendige wonden vertoonden. Als doodsoorzaak wordt een combinatie van dorst, uitputting, verstikking (in de wapenrusting) en oververhitting opgegeven.
Een vechtende ridder met een (lange) baard is net zo absurd als een Tour de France-wielrenner met een (lange) baard – die scheren zelfs hun benen. Toch komt er aan het slot van de FERGUUT tijdens het toernooi met als eerste prijs Galiene een ridder voor met een (lange) baard. Nadat Ferguut op de eerste dag Keye verslagen heeft en zich daarmee gewroken heeft voor de belediging tijdens zijn komst, naar het hof, verslaat hij de tweede dag Pertseval:
Des derdes dages josteerde Boort
Ende op den vierden Sagramort,
Up den vijfsten mijn her Laquis,
Up den sesten Mereagis.
Dien sevensten stac hi vanden paerde
Heerecke, dien ridder metten baerde,
Den achtsten dach mijn her Yweine,
Upden negensten Agraveine,
Upden tiensten Gosengote,
Up den elfsten Lancelote;
(Ed. Rombauts 1982, vs. 5397-5406)
Jaren lang heb ik hier over heen gelezen. Erec, de Ridder met de Baard. Waarom ook niet, uit de GRIMBERGSE OORLOG en de BRABANTSE YEESTEN kende ik een hertog Godfried met de baard.
Maar toen ik in het kader van het Repertorium van Middelnederlandse (literaire) Eigennamen – INGM bij de ‘E’ van Erec (Herec, Heerecke dien ridder metten baerde) was gekomen, vroeg ik mij allereerst af: hoeveel Erecs komen er in de FERGUUT voor?
De FERGUUT is van oorsprong een Oostvlaamse tekst, geschreven in de taal van het Scheldestadje Oudenaarde (en oostelijke omstreken). De variant Herec naast de Oudfranse vorm Erec (ontleend aan Chretien de Troyes’ eerste Arturroman EREC ET ENIDE) stelt dus niets voor. Blijven over twee Erecken, eentje met en een zonder baard. EN TOEN ZAG IK HET:
Dien sevensten stac hi vanden paerde
Heerecke, dien ridder metten LIEbaerde,
Den achtsten dach mijn her Yweine,
‘Liebaert’ is Vlaams voor leeuw, in Brabant zou ‘lioen’ gebruikelijker zijn. Maar dat zou betekenen dat de bewerker van het tweede stuk de mening toegedaan was dat Erec de Ridder met de Leeuw was en niet Ywein. EN TOEN ZAG IK HET ECHT:
Dien sevensten stac hi vanden paerde
Heerecke. Dien ridder metten Liebaerde
den achtsten dach, mijn her Yweine.
Immers, niet Erec, maar Yvain is ‘Le Chevalier au Lion’. De tweede auteur heeft de toenaam, die normaal gesproken na de doopnaam volgt, omwille van het rijm naar voren geplaatst, waarna hij bij de vorige persoon werd getrokken. Niet alleen door hedendaagse komma’s en puntenzetters – “Interpungeren is interpreteren”, zei Lulofs altijd, en daarom leerde hij ons lezen aan de hand van diplomatische edities – maar zeer waarschijnlijk al door een dertiende- of veertiende-eeuwse kopiist. En vandaar de wijziging Liebaerde -> baerde?
Leuk he? Ja, heel leuk. Maar er is een schaduwzijde… Nu mag ik nooit geen grappen meer maken over Lanseloet van den Mere.
Willem Kuiper – Kuiper@Alf.Let.UvA.NL
(8)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Tue, 07 Jun 1994 13:39:31 +0200
From: Wim Vogel <Wim.Vogel@KONBIB.NL>
Subject: Med: 9406.13: Lijst van in Nederland verschijnende elektronisch tijdschriften
Hallo Neder-L,
Hierbij stuur ik de lijst van in Nederland verschijnende elektronische tijdschriften. Die tijdschriften gaan natuurlijk niet alleen over de neerlandistiek, maar ik denk dat jullie als gecomputeriseerde neerlandici er toch in geinteresseerd zijn.
De lijst bestaat op dit moment uit 15 tijdschriften. Aanvullingen zijn van harte welkom.
Met vriendelijke groet,
Wim Vogel
Redactie InfoServices
E-mail: wim.vogel@konbib.nl
Lijst van in Nederland verschijnende tijdschriften
Versie 1.0 samengesteld door Wim Vogel
- NEDER-L – Elektronisch tijdschrift voor de neerlandistiek
- NETNIEUW – Netnieuw: Elektronisch tijdschrift van SURFnet bv
- Internet Krant/
Name=InterNetKrant
Type=1
Port=70
Path=1/VU/Nieuws/InterNetKrant
Host=ohrid.cca.vu.nl
InterNetKrant is een door een aantal vrijwilligers gemaakte samenvatting van de nieuwsberichten uit verschillende Nederlandse dagbladen. Het accent van de InterNetKrant ligt op het binnenlandse nieuws. De samenstellers streven er naar in de loop van elke werkdag een aflevering uit te brengen. - COMPUTER NETWORKS FOR RESEARCH IN EUROPE is a new, joint publication by RARE and EARN.
- Erasmus Online
Erasmus Online is een intern voorlichtingsblad op het gebied van informatisering en automatisering aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. - VSNU NIEUWSFLITS
VSNU NIEUWSFLITS is het electronisch uitgegeven tijdschrift van de VSNU.
Name=VSNU
Type=0
Port=70
Path=0/uva.src/tijdschriften.src/VSNU-flitsen/00README
Host=barlaeus.ic.uva.nl - Virology electronic
Zoeterwoude : Electronic Information Services - TOM
De TOM, een electronisch tijdschrift dat reeds iets meer dan een jaar verschijnt. De volkskrant van 8 juni ’93 pag. 19 en het universiteitsblaadje van de TUE, de Cursor, van 27 januari ’94 hebben al ooit een artikel aan ons besteed.
Naam: TOM – TimeWasters Online Magazine
Info opvragen: tom-request@win.tue.nl
Abonnementen: tom-request@win.tue.nl
Artikelen insturen: tom@win.tue.nl
Administrator: owner-tom@win.tue.nl
Verschijningsfreq.: Verschijnt onregelmatig, eens in de 1.5 a 2 maanden
Kosten: Gratis
Aantal abonnees: 250 (op 15/4/94)
Status abonnees: Abonneelijst is geheim
gopher informatie:
Type=1+
Name=TimeWasters – TimeWasters Online Magazine (TOM)
Path=1/tue/tw
Host=gopher.win.tue.nl
Port=70
Admin=Wsk&I Gopher Team (Reinier Post/Arjan de Vet)
<gopher@win.tue.nl>
ModDate=Tue Mar 15 10:27:07 1994 <19940315102707>
URL: gopher://gopher.win.tue.nl:70/1/1/tue/tw
Omschrijving: De TOM is het electronische tijdschrift van de TimeWasters. De TimeWasters zijn een groepje voor het merendeel (ex) informatica studenten die graag hun tijd verdoen achter een computer, met name een die op het internet is aangesloten. De TOM is niet via ftp op te vragen, wel op drie andere manieren: 1. gopher, 2. e-mail naar tom-request@win.tue.nl, 3. mail naar timewasters-request@win.tue.nl met als subject TOM10 (als u b.v. TOM 10 wilt opvragen). - Winkelnieuws
Landelijk Secretariaat Wetenschapswinkels
Sarphatistraat 147
1018 GD Amsterdam
tel. 020 – 525 5515 / 5510
E-mailadres: LSW@SARA.nl (Irene van Eerd)
Winkelnieuws, een elektronische nieuwsbrief voor Wetenschapswinkels. Winkelnieuws is een elektronische nieuwsbrief voor medewerkers van Wetenschapswinkels in Nederland en verschijnt tien maal per jaar.
Uitgave: Landelijk Secretariaat Wetenschapswinkels (LSW)
REDACTIE: Irene van Eerd (LSW), Michiel Oele (Chemiewinkel UvA), Jan van Diepen Wetenschapswinkel UT), Liesbeth van Wijk (CRI, Leiden)
ABONNEMENT: U kunt zich abonneren door een bericht te sturen naar:
listserv@nic.surfnet.nl met in de eerste regel het commando:
SUBSCRIBE WINKELNIEUWS Voornaam Achternaam - In Wageningen verschijnt binnenkort een electronische versie van het WUB, het Wageningse Universiteits Blad. Daarnaast is nu ook besloten een electronisch tijdschrift uit te gaan geven op het gebied van informatietechnologie. Dit IT-Bulletin zal in eerste instantie door het rekencentrum opgezet worden, maar we hopen het ook uit te breiden zodat b.v. de UB en het bestuursgebouw en vakgroepen meedoen.
- Aan de Delft University of Technology:
http://wwwak.tn.tudelft.nl/JSE/Overview.html
Titel: Journal of Seismic Exploration
An international medium for the publication of research in seismic modeling, processing, inversion, interpretation, field techniques, borehole techniques,tomography, instrumentation and software.
EDITOR-IN-CHIEF: A.J. Berkhout (Delft, Netherlands)
EDITORIAL BOARD: F. Aminzadeh (Brea, CA, U.S.A.) L. Onkiehong (Delft, Netherlands) P.P. van Bemmel (Houston, TX, U.S.A.) J. Ridder (Delft, Netherlands) N. Bleistein (Golden, CO, U.S.A.) F.L. Rocca (Milan, Italy) V. Cerven=FD (Prague, Czechia) M. Schoenberg (Cambridge, U.K.) S.W. Fagin (Houston, TX, U.S.A.) P.L. Stoffa (Austin, TX, U.S.A.) J.T. Fokkema (Delft, Netherlands) L. Thomsen (Tulsa, OK, U.S.A.) B.A. Hardage (Austin, TX, U.S.A.) M.N. Toks=F6z (Cambridge, MA, U.S.A.) L. Hatton (New Malden, U.K.) T.J. Ulrych (Vancouver, Canada) P. Hubral (Karlsruhe, Germany) B. Ursin (Trondheim, Norway) E.R. Kanasewich (Edmonton, Canada) S. Vaage (Trondheim, Norway) P.G. Kelamis (Dhahran, Saudi Arabia) C.P.A. Wapenaar (Delft, Netherlands) R. Marschall (Hannover, Germany) A.B. Weglein (Cambridge, U.K.) G.A. McMechan (Richardson, TX, U.S.A.) M.H. Worthington (London, U.K.) I.R. Mufti (Dallas, TX, U.S.A.) O. Yilmaz (Gatwick, U.K.)
e-mail: W.H.Penninx@TWI.TUDelft.nl (InterNet)
s-mail: Mekelweg 4 TWI/SSOR
2628 CD Delft, The Netherlands
World-Wide-Web:
http://www.twi.tudelft.nl/People/W.H.Penninx.html>me</a>
tel: 015-782506 (FAX:015-787255) - Cultureel
http://www.twi.tudelft.nl/Local/FilmhuisDelft/Overview.html
met alle films die maandelijks in het Filmhuis Delft draaien. Verschijnt (maandelijks) - Informatie-tijdschrift voor de faculteit Technische Wiskunde en
Informatica op de TU Delft:
http://www.twi.tudelft.nl/TWI-info/TWIbul/Overview.html
verschijnt (twee-wekelijks) - NLNET NIEUWSBRIEF
NLnet, een Nederlandse Internet-provider voor de niet-academische wereld, brengt een nieuwsbrief uit die nu ook via het net te lezen is. In de nieuwsbrief staan, naast NLnet-nieuwtjes, ook onderwerpen voor die voor een breder publiek interessant zijn, zoals een artikel over ‘Crypotologie’, URL’s en boekbesprekingen. De NLnet nieuwsbrief is te raadplegen op verschillende manieren.
Via WWW op het adres: http://www.nl.net
via gopher op het adres: gopher.nl.net
kies het menu-item: Nieuwsbrieven
-Einde-------------------- Neder-L, no. 9406.b --------------------------
Laat een reactie achter