Subject: | Neder-L, no. 9410.b |
From: | Ben Salemans |
Reply-To: | Elektronisch tijdschrift voor de neerlandistiek |
Date: | Mon, 24 Oct 1994 19:10:55 MET |
Content-Type: | text/plain |
********************* *-------------------------- Neder-L, no. 9410.b -----------ISSN-0929-6514-* | ************************************************************ | | * Neder-L, elektronisch tijdschrift voor de neerlandistiek * | | ************************************************************ | | | | Onderwerpen in dit bulletin: | | ============================ | | (1) Vra: 9410.09: Hulp gezocht bij interpreteren van 'hoofs' distichon | | (2) Lit: 9410.10: Bundel met voorredes uit 18e-eeuwse grammaticale | | werken verschijnt in december 1994 | | (3) Col: 9410.11: Column Coppen: Linguistisch Miniatuurtje XVI: | | "Hoeveel wegen" | | (4) Lit: 9410.12: Bundel Hummelen: Spel in de verte. Tekst structuur en | | opvoeringspraktijk van het rederijkerstoneel. | | (Voorintekening voor 1 november 1994) | | (5) Med: 9410.13: Aankondiging TIN-DAG 1995 van de Algemene Vereniging | | voor Taalwetenschap: Utrecht, 21 januari 1995 | | (6) Col: 9410.14: Column Wim Husken: Eerlycke Tytkorting, no. 4: | | "Vondels Dierentuin" | | (7) Med: 9410.15: Bijeenkomst Werkverband Geschiedenis van de Taalkunde | | op 4 november 1994, VU Amsterdam | | (8) Med: 9410.16: LVVN-studiemiddag IPO op 24 november te Eindhoven; | | onderwerp: spraak & computer | | (9) Col: 9410.17: Column Willem Kuiper, no. 11: "Het mes in de keel" | |(10) Lit: 9410.18: Inhoudsopgave Toegepaste Taalwetenschap in Artikelen, | | no. 49, 1994 (2). | |(11) Med: 9410.19: Announcing a Symposium on Local & Global Electronic | | Networking in Foreign Language Learning & Research, | | Hawai'i, July 1995 (n.a.v. Neder-L-artikel 9410.03) | | | | Informatie over Neder-L: | | ======================== | | Algemene informatie opvragen over Neder-L: stuur mail naar | | listserv@nic.surfnet.nl met daarin de boodschap: GET NEDER-L INFO | | Abonnement nemen op Neder-L: stuur mail naar listserv@nic.surfnet.nl | | met als boodschap: SUB NEDER-L | | Oude Neder-L-bulletins opvragen: stuur mail naar listserv@nic.surfnet.nl| | met daarin een boodschap als: GET NEDER-L LOG9206 | | (resultaat: logboek met Neder-L-artikelen van juni '92 wordt gestuurd)| | Gopher-toegang tot Neder-L: alle oude en nieuwe Neder-L-bulletins zijn | | via Gopher in te zien op gopher.nic.surfnet.nl, in de directory | | SURFnet informatie/LISTSERV archieven (nic.surfnet.nl)/NEDER-L | | Neder-L wordt ook verspreid via de Internet newsgroup bit.lang.neder-l | | Bijdrage voor Neder-L opsturen: stuur mail naar neder-l@nic.surfnet.nl | | (dit geldt ook voor Internet-gebruikers die bijdragen willen leveren) | *-------------------------- --------------------------* *********************
(1)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Mon, 10 Oct 1994 10:02 +0100 (MET)
From: WILLEM KUIPER <KUIPER@ALF.LET.UVA.NL>
Subject: Vra: 9410.09: Hulp gezocht bij interpreteren van 'hoofs' distichon
Mijn/onze Amerikaanse collega Monica Green (Duke University, Durham, North Carolina) stuitte bij haar onderzoek naar de middeleeuwse TROTULA – een legendarische, vrouwelijke auteur van een gynaecologisch werk – op een handschrift uit een particuliere collectie. De codex bevat allerlei medische, gynaecologische en obstetrische Latijnse tractaatjes gelardeerd met Middelnederlandse spreuken en recepten. Aan het slot van deze 124 folia tellende codex heeft iemand in grote sierletters het volgende versje geschreven:
. SIEDI . IONFUROUWE .
. WAT . DAER . STAET .
. ET . ES . TROUWE . DIE .
. MI . UERSLAET .
. AMOR . UINCIT . OMNIA .
Om met de laatste regel te beginnen, die is van Vergilius en staat in de Bucolica (herdersgedichten):
Omnia vincit amor, et nos cedamus amori
Oftewel: De liefde overwint alles, laten wij ons daarom ook aan de liefde onderwerpen.
Het Middelnederlands is een tweeregelig vers met binnenrijm: Ziet u jonkvrouwe wat daar (geschreven) staat, het is trouw die mij overwint. Opvallend is dat er sprake is van “TROUWE”, niet van “minne”- en van DAER, waar ook “hier” zou kunnen staan.
De spelling “ET ES” is uitgesproken Vlaams. De spelling “IONFUROUWE” bewijst wat het schrift – ik heb een fotokopie – laat zien: de hand van een decorateur, niet van een kopiist.
Wie kent dit versje? Is het (ook) een raadsel? Waar komt het nog meer voor?
Willem Kuiper – Kuiper@Alf.Let.UvA.NL
(2)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Wed, 05 Oct 1994 10:23:38 +0100 (MET)
From: Roland de Bonth <deBonth@LETT.KUN.NL>
Subject: Lit: 9410.10: Bundel met voorredes uit 18e-eeuwse grammaticale werken verschijnt in december 1994
Beste Neder-L-abonnee,
In het begin van december verschijnt bij de Stichting Neerlandistiek VU: VOOR REDE VATBAAR. Tien voorredes uit het grammaticale werk van Van Hoogstraten, Nyl”oe, Moonen, Sewel, Ten Kate, Huydecoper (1700-1730). Ingeleid, van commentaar voorzien en uitgegeven door drs. R.J.G. de Bonth en dr. G.R.W. Dibbets.
De voorwoorden uit de ‘spraakkunstige werken’ bevatten interessant materiaal voor hen die belangstelling hebben voor de geschiedenis van de taalkunde. Zij behelzen vooral een uiteenzetting over de bedoelingen, de (taalkundige) inzichten en werkwijze van de auteur. Verder bieden ze informatie over de ontstaansgeschiedenis van het boek, de bronnen die gebruikt zijn, en het publiek waarvoor het bedoeld is, kortom een introducerende kijk op het werk en de taalkunde van die tijd. Bovendien laten ze dikwijls iets zien van de ‘wetenschappelijke netwerken’ die er aan het begin van de achttiende eeuw hebben bestaan.
De bundel bevat de volledige voorredes uit:
(1) D. van Hoogstraten, Aenmerkingen over de geslachten der zelfstandige naemwoorden (1700);
(2) J. Nyloe, Aanleiding tot de Nederduitse taal (1703);
(3) A. Moonen, Nederduitsche spraekkunst (1706);
(4) J. Nyloe, Aanleiding tot de Nederduitsche taal (1707);
(5) W. Sewel, Nederduytsche spraakkonst (1708);
(6) D. van Hoogstraten, Aenmerkingen over de geslachten der zelfstandige naemwoorden (1710/11);
(7) W. Sewel, Nederduytsche spraakkonst (1712);
(8) D. van Hoogstraten, Lyst der gebruikelykste zelfstandige naemwoorden (1723);
(9) L. ten Kate, Aenleiding tot de kennisse van het verhevene deel der Nederduitsche sprake (1723);
(10) B. Huydecoper, Proeve van taal- en dichtkunde (1730).
De bundel wordt besloten met een lijst van personen, waarin informatie opgenomen is over de meeste persoonsnamen die in de teksten voorkomen, een literatuuropgave en een persoonsnamenregister.
Het boekje, dat ca. 200 pagina’s telt, gaat ongeveer f 35,- kosten. U kunt zich op de bundel intekenen door een briefje te sturen naar:
dr. J. Noordegraaf
Vakgroep Taalkunde VU
Postbus 7161
1007 MC AMSTERDAM
Een e-mailbericht naar hem sturen is ook mogelijk:
noordegj@jet.let.vu.nl
Roland de Bonth
vakgroep Nederlands, KUN
e-mail: deBonth@LETT.KUN.NL
(3)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Thu, 06 Oct 1994 11:29:31 +0100 (MET)
From: "Coppen, Peter-Arno" <U250005@VM.UCI.KUN.NL>
Subject: Col: 9410.11: Column Coppen: Linguistisch Miniatuurtje XVI: "Hoeveel wegen"
LINGUISTISCH MINIATUURTJE XVI: “Hoeveel wegen”
Een dezer dagen val ik nog eens door de mand met zo’n miniatuurtje. Ik heb me natuurlijk van te voren wel goed ingedekt met wat relativerende opmerkingen aan het begin van de reeks, maar statistisch gezien moet de dag niet ver meer zijn dat iemand me onder de neus wrijft dat wat ik in miniatuurtje nummer zoveel zeg eigenlijk al lang in de taalkundige literatuur tot op het bot is ontleed. Dat dit tot nog toe niet is gebeurd kan twee oorzaken hebben: ik verzin alleen maar dingen waar nooit iemand iets over heeft opgeschreven, of niemand leest deze stukjes. De mogelijkheid dat het om oninteressante zaken gaat komt gemakshalve niet bij me op. Aangezien u dit leest bent u nu eigenlijk gedwongen om te concluderen dat het eerste het geval is.
Soms aarzel ik met het opschrijven van het resultaat van een taalkundige mini-discussie. Ik denk dan: dit MOET iemand al ooit verzonnen hebben, dat kan niet anders. Laatst had ik zo’n discussie met een door mij begeleide doctoraalstudent die zich met het verschijnsel subcategorisatie onledig houdt. We kwamen over een of ander probleem (zo klein, echt de moeite niet waard) tot een conclusie, en ik dacht: iedere professionele linguist die hier naar kijkt moet binnen een uur tot dezelfde analyse komen. Jammer, hier zit helaas geen miniatuurtje meer in.
Wie schetst mijn verbazing toen ik enkele maanden later op de LINGUIST discussielijst een vraag zag over dezelfde constructie die ik met mijn doctoraalstudent bekeken had? Ik denk weer: nou zul je het krijgen, en ik wacht de reacties af van al die honderden linguisten die geabonneerd zijn op die lijst. Maar nee hoor.
Het ging over constructies met het werkwoord “wegen” (maar “meten” doet het ook, “tellen” misschien en waarschijnlijk nog wel een paar). Het probleem waar mijn student mee zat is: ik kan zeggen “iemand weegt iets/iemand”, of “iemand/iets weegt zoveel”. In gewone zinnen: “Jan weegt het pak papier” en “het pak papier weegt 3 kilo”. Heb ik hier te maken met twee toevallig homofone werkwoorden “wegen”, die wellicht alleen historisch met elkaar te maken hebben, of moet ik vanuit EEN subcategorisatieframe de twee vormen kunnen afleiden?
Nu kan ik me eigenlijk geen enkele linguist voorstellen die niet tenminste een poging doet om deze twee constructies uit EEN frame af te leiden. Hoe dat zou kunnen is dan niet erg moeilijk meer. De redenering is als volgt: bij een “weeg-gebeuren” zijn drie elementen relevant, de weger, het/de gewogene, en het resultaat van de weging. Dit zijn de drie thematische rollen die het werkwoord “wegen” in principe kan uitdelen. Hoe die rollen precies luiden is een interessante vraag waar ik zometeen nog op terugkom, maar voor de analyse is dit niet relevant. In ieder geval zijn twee van die rollen intern, eentje is extern. Schematisch: [iemand [iets zoveel wegen]]. Maar nu komt het: alhoewel “wegen” twee interne thematische rollen heeft, is er slechts EEN interne casuspositie beschikbaar.
Deze analyse zorgt ervoor dat er maar twee constructies kunnen worden afgeleid: ten eerste kan de “zoveel”-plaats oningevuld blijven. De iets-plaats krijgt de casus, en we krijgen: “iemand weegt iets”. ten tweede kan de externe thematische rol wegblijven. In dat geval kan de iets-kandidaat raisen naar die positie (een ergatief-achtige beweging). We krijgen dan: “iets weegt zoveel”.
Ik zal niet zeggen dat ik hiermee de ultieme uitwerking van deze constructie gevonden heb. Onduidelijk is bijvoorbeeld nog hoe die twee interne thematische rollen in de structuur staan (als “light verb constructie”?). Maar in ieder geval is de raising van object naar subject helemaal niet vreemd. In feite is dat gewoon passief of ergatief: alleen is het wegvallen van de themarol voor het subject nu niet gekoppeld aan het wegvallen van een casusrol voor het object.
Het verhaal heeft nog een staartje. Op de LINGUIST lijst was de vraag: welke thematische rol heeft “Jan” in de zin “Jan weegt 50 kilo”? Antwoorden neigden naar “thema” of “patiens”. De meeste aanhang kreeg de Jackendoff-analyse, die ervan uitging dat “wegen” iets met een positionering op een numerieke schaal van doen had. De 50 kilo is dan een locatief, en “Jan” is het thema.
Toen in de samenvatting van de reacties niemand de raising-analyse ter sprake bracht heb ik toch ook maar een mailtje gestuurd waarin ik opmerkte dat welke analyse je ook kiest, de rol van “Jan” in “Jan weegt 50 kilo” DEZELFDE moet zijn als die in “iemand weegt Jan”. Ik kreeg een vriendelijk mailtje terug waarin de betreffende linguist me vertelde dat hij de analyse van Jackendoff aannemelijk vond en de noodzaak van een raising-analyse niet inzag.
Ik moet zeggen dat dit antwoord me verbaasde. Ik heb niets tegen op de analyse van Jackendoff, en voor mijn part maak je een datief van “Jan” (hij krijgt het gewicht toegewezen). Maar de vaststelling van de feiten is toch juist het begin, en niet het einde van de discussie?
Peter-Arno Coppen
(4)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Thu, 06 Oct 1994 11:00:00 +0100 (MET)
From: Ben Salemans <B.Salemans@let.kun.nl>
Subject: Lit: 9410.12: Spel in de verte. Tekst structuur en opvoeringspraktijk van het rederijkerstoneel. (Voorintekening voor 1 november 1994!)
******************************************************
* *
* SPEL IN DE VERTE *
* *
* Tekst structuur en opvoeringspraktijk van het *
* rederijkerstoneel *
* *
* Bijdragen aan het colloquium ter gelegenheid *
* van het emeritaat van W.M.H. Hummelen (Nijmegen, *
* 25 juni 1993) *
* *
* Onder redactie van B.A.M. Ramakers *
* *
* (Jaarboek De Fonteine 41-42 (1991-1992)) *
* *
* Gent 1994 *
* *
* Ca. 220 p.; 25 ill. *
* Fl. 40,- (alleen bij voorintekening) *
* *
******************************************************
Op 25 juni 1993 vond aan de Katholieke Universiteit Nijmegen een colloquium plaats ter gelegenheid van het emeritaat van W.M.H. Hummelen, hoogleraar in de Oudere Nederlandse Letterkunde. Het colloquium was gewijd aan het specialisme van de emeritus: de tekst, de structuur en de opvoeringspraktijk van het rederijkerstoneel. Vijf onderzoekers, kenners van de literatuur en cultuur van de zestiende eeuw, behandelden een onderwerp dat verband hield met dit specialisme. Het werk van W.M.H. Hummelen diende als uitgangspunt of toetssteen. Vijf andere onderzoekers gaven hierop een reactie. Alle tien bijdragen zijn thans gebundeld en gereed voor publikatie. Ze laten een veelzijdige benadering van het rederijkerstoneel zien, varierend van textueel (poeticaal en filologisch) tot contextueel (cultuur- en kunsthistorisch) onderzoek.
INHOUD:
B.A.M. Ramakers, Spel in de verte. Ter inleiding
Dirk Coigneau, Strofische vormen in het rederijkerstoneel
Wim Husken, Strofische vormen in het rederijkerstoneel in historisch perspectief
Annelies van Gijsen, De tussenspelen uit de twee ‘Handel(s) der Amo(u)reusheyt’
W. Waterschoot, ‘Den Handel der Amoureusheyt’ (1621). Een geval van onaffe kopij?
Hubert Meeus, Verschillen in structuur en dramaturgie tussen het rederijkerstoneel en het vroege renaissancedrama. Poging tot het schetsen van een ontwikkeling
Anneke C.G. Fleurkens, De gelegenheid maakt het spel? Enkele beschouwingen over verschillen in structuur tussen het rederijkerstoneel en het vroege renaissancedrama
B.A.M. Ramakers, Horen en zien, lezen en beleven. Over toogspelen in opvoering en druk
Herman Pleij, Onvoltooide literatuur. Over dramatisch lezen, spiritueel herkauwen en de emotionele werking van gedrukte teksten in het algemeen
R.L. Falkenburg, Randfiguren op het toneel en in de schilderkunst in de zestiende eeuw
Mark A. Meadow, Aertsen’s ‘Christ in the house of Martha and Mary’ and the rederijker stage of 1561. Spatial strategies of rhetoric
VOORINTEKENING:
De bundel, onder de titel ‘Spel in de verte’, zal verschijnen als Jaarboek van de Koninklijke Soevereine Hoofdkamer van Retorica ‘De Fonteine’ te Gent, maar kan alleen bij voldoende voorintekening gerealiseerd worden. De prijs bedraagt fl. 40,- (ex. verzendkosten).
U kunt intekenen op ‘Spel in de verte’ door onderstaand strookje in te vullen en voor 1 november 1994 te retourneren aan:
B.A.M. Ramakers
Vakgroep Nederlands
Katholieke Universiteit Nijmegen
Erasmusplein 1
Postbus 9103
6500 HD NIJMEGEN
---Voorintekenstrookje------------------------------------------------- Naam: ................................................................. Instelling: ........................................................... Straat: ............................................................... Postcode / Plaats: ........ ......................................... Tekent in op .... exempla(a)r(en) van `Spel in de verte. Tekst structuur en opvoeringspraktijk van het rederijkerstoneel' -----------------------------------------------------------------------
(5)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Fri, 07 Oct 1994 14:13 +0100
From: Maarten Koch <KOCH@KUB.NL>
Subject: Med: 9410.13: Aankondiging TIN-DAG 1995 van de Algemene Vereniging voor Taalwetenschap: Utrecht, 21 januari 1995
DE ALGEMENE VERENIGING VOOR TAALWETENSCHAP
TIN-DAG 1995
De Algemene Vereniging voor Taalwetenschap, opgericht in 1951, stelt zich tot doel het bevorderen van taalkundig onderzoek in Nederland en daarbuiten. Zij heeft momenteel zo’n 500 leden.
Een belangrijke activiteit van de Algemene Vereniging voor Taalwetenschap is het organiseren van de jaarlijkse ‘Taalkunde in Nederland’-dag (TIN). Leden van de vereniging hebben op deze dag de gelegenheid verslag te doen van lopend taalkundig onderzoek. Een selectie van de lezingen wordt gepubliceerd in Linguistics in the Netherlands, uitgegeven onder redactie van leden van het bestuur. Leden van de vereniging krijgen deze bundel toegestuurd.
Daarnaast is in 1994 de Dissertatieprijs der Algemene Vereniging voor Taalwetenschap in het leven geroepen.
DE TIN-DAG 1995 TE UTRECHT
De jaarlijkse TIN-dag wordt in 1995 gehouden op zaterdag 21 januari, te Utrecht, Trans 10. Iedereen die op deze dag een voordracht wil houden wordt verzocht voor 10 november a.s. een samenvatting te sturen naar het secretariaat van de vereniging (zie bovenstaand adres). Voor deze samenvatting dient u zich te houden aan de richtlijnen die hieronder staan. Deze samenvatting kunt u eventueel versturen via e-mail naar bovenstaand e-mailadres.
De lezingen duren twintig minuten, gevolgd door een discussie van tien minuten. Ook deze keer wordt een bundel Linguistics in the Netherlands samengesteld. Sprekers kunnen na de TIN-dag een schriftelijke versie van hun lezing aanbieden aan de redactie van de bundel. De redactie beslist over opname van de aangeboden schriftelijke versies.
Richtlijnen ten aanzien van de vorm, lengte etc. van de bijdrage worden aan de sprekers toegezonden tegelijkertijd met het programma van de TIN-dag, dat medio december zal worden rondgestuurd.
RICHTLIJNEN VOOR DE SAMENVATTING VOOR DE TIN-DAG 1995
Indien u zich wilt aanmelden voor het houden van een voordracht op de TIN-dag, dient u zich te houden aan de volgende richtlijnen voor de samenvatting. De samenvatting wordt, op een apart A4 (21 x 29,7 cm) geprint, ingeleverd. Het lettertype is Times Roman, 12 punts, laserprinter. Regelafstand 1,5, Maximaal 13 regels met een brede marge links en rechts. Voorafgaand aan de samenvatting vermeldt u:
uw naam
uw (werk)plaats
de titel van uw lezing.
Het houden van een lezing op de TIN-dag is voorbehouden aan leden van de Algemene Vereniging voor Taalwetenschap.
LIDMAATSCHAP ALGEMENE VERENIGING VOOR TAALWETENSCHAP
Het lidmaatschap van de Algemene Vereniging voor Taalwetenschap kost per 1 januari 1994 fl. 30,– voor studenten, AiO’s en OiO’s en werkloze taalkundigen. Werkende taalkundigen betalen fl. 45,–.
U kunt zich opgeven als lid door overmaken van het desbetreffende bedrag op gironummer 474579 ten name van penningmeester AVT, Postbus 90153, 5000 LE Tilburg onder vermelding van ‘lidmaatschap AVT’. Vermeld duidelijk uw naam en adres, indien een ander voor u betaalt. Betaling voor begin juni garandeert de ontvangst van de bundel Linguistics in the Netherlands.
ALGEMENE VERENIGING VOOR TAALWETENSCHAP
secretariaat:
Roeland van Hout
Maarten Koch
Faculteit der Letteren KUB
Postbus 90153
5000 LE Tilburg
Girorek. 474579
email koch@kub.nl
(6)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Fri, 07 Okt 1994 14:35 +0100 (MET)
From: Wim Husken (per e-adres: B.Salemans@lett.kun.nl)
Subject: Col: 9410.14: Column Wim Husken: Eerlycke Tytkorting, no. 4: "Vondels Dierentuin"
Wim Husken Eerlycke Tytkorting, no. 4
Vondels Dierentuin
Het is nog maar betrekkelijk kort geleden dat in Europa de eerste publiekelijk toegankelijke dierentuinen werden ingericht. Amsterdams Artis was daarbij zelfs een van de eerste ter wereld. Toch bestaat ook deze tuin nog niet langer dan zo’n dikke honderdvijftig jaar. Voor die tijd waren er alleen particuliere verzamelingen. Vorsten of rijke handelslieden spaarden als curiositeit allerlei exotische voorwerpen waaronder ook uitheemse planten en dieren. Zo beschikte keizer Rudolf II van Habsburg (1552-1612) in zijn Praagse kasteel al over een eigen dierentuin. Gewone mensen hadden in de zestiende en zeventiende eeuw echter nauwelijks de gelegenheid om wilde of vreemde dieren uit eigen aanschouwing waar te nemen. Toen in het najaar van 1520 op de kust van Walcheren een enorme walvis was aangespoeld, trok deze gebeurtenis honderden kijklustigen naar het strand. Ook Albrecht Durer, juist op reis door de Nederlanden, hoorde ervan en trok op 10 december van dat jaar richting Zierikzee. Bij aankomst bleek het dier evenwel al weer in zee verdwenen. Een paar jaar eerder had hij een ets gemaakt van een neushoorn, een geschenk aan de Portugese koning Emanuel I. Aangezien weinigen ooit een dergelijk dier hadden gezien (ook Durer kopieert een tekening van een ooggetuige), voegde de kunstenaar er maar een beschrijving aan toe: de huid is vergelijkbaar met die van een gespikkelde schildpad en het dier is even groot als een olifant, althans zo meende Durer.
Wie vreemde dieren wilde zien, kon dus niets beters doen dan zijn toevlucht nemen tot plaatjesboeken. Echte biologieboeken waren deze werken nu ook weer niet. De natuur werd immers eerder bestudeerd om er God mee te leren kennen ~ per slot van rekening was de aarde Zijn schepping en kon men via haar dus ook Zijn geheimen ontcijferen ~ dan omwille van zichzelf. Pas in 1554 verscheen een echt plantenboek in het Nederlands, Rembert Dodoens Cruydeboeck. In boeken over dieren gaat het evenwel nog lang voornamelijk over de vraag wat de mens uit hun gedrag kan leren. Die belangstelling gaat terug op een oude traditie, in de Middeleeuwen ingezet met een werk uit de tweede eeuw na Christus, de Physiologus. Hier vindt men beschrijvingen van allerlei dieren (fabeldieren, zoals de zeemeermin, niet uitgezonderd), voornamelijk interessant omwille van een of andere karaktertrek, voor de mens van nut om te overwegen of om zich er juist voor te hoeden. In die zin stelde ook Jacob van Maerlant zijn Der Naturen Bloeme samen.
In 1567 verscheen in deze traditie een boek dat tot ver in de zeventiende eeuw grote invloed zou uitoefenen op: De warachtighe fabulen der dieren. De titel lijkt dubbelzinnig: de verhalen zouden zowel waarachtig zijn, dus waarheidsgetrouw, als verzonnen (fabel). Maar zoals wel vaker in de oudere literatuur het geval is, wordt daarmee uitgedrukt dat een en ander weliswaar niet perse letterlijk moet worden opgevat, maar op een hoger niveau niettemin universele waarheden bevat. De schrijver heeft zich bovendien stellig gebaseerd op bronnen waarvan men de autoriteit moeilijk in twijfel kon trekken. Wie zal het immers wagen vraagtekens te plaatsen bij “observaties” van geleerde en heilige mannen als Albertus Magnus? De warachtighe fabulen der dieren was een co-produktie van twee vooraanstaande Bruggelingen: de kunstenaar Marcus Gheeraerts en de dichter Eduard de Dene. De bundel heeft ook op Vondels tafel gelegen toen deze in 1617 op verzoek van de Amsterdamse drukker en uitgever Dirck Pieterszoon Pers een bewerking van het Brugse boek publiceerde onder de titel Vorsteliicke Warande der Dieren. De ontstaansgeschiedenis van Vondels werk is overigens tamelijk ingewikkeld. (Zie: Dirk Geirnaert en Paul J. Smith in: Literatuur 9 (1992), blz. 22-33.) Alleen de afbeeldingen staan in direkt verband met De warachtighe fabulen ~ Pers had de oorspronkelijke koperplaten op de kop weten te tikken ~ hun onderschriften zijn echter vertaald uit een Duitse bewerking van De warachtighe fabulen. Vondels aandeel bestond in het schrijven van een “Vermaeckelijcke Inleydinghe” en, bij elk van de honderdvijfentwintig etsen, een moraliserend gedicht. (De tekst is het gemakkelijkst toegankelijk in het eerste deel van de zogenaamde WB-editie van De werken van Vondel. Amsterdam: Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, 1927.)
Vondel lijkt in de “Vermaeckelijcke Inleydinghe” tot zijn Warande te suggereren dat de lezer terecht is gekomen in een aards paradijs. De eigenlijke verhaaltjes die de honderdvijfentwintig etsen begeleiden, zullen echter het tegendeel bewijzen. In die “Inleydinghe” nu beschrijft de dichter hoe hij met een aantal makkers zijn jacht laat aanmeren bij een lommerrijke omheinde plaats. Er is een wachter die hen toegang verleent tot de tuin, maar dit niet vooraleer hem verzekerd is dat men hem zijn moeite zal belonen. In eerste instantie belandt het gezelschap in een doolhof waar het bijna omkomt van de dorst. Gelukkig stuit men na verloop van tijd op een wijn spuitende fontein. De fel begeerde drank vloeit uit het hart van een standbeeld, de kuise Lucretia voorstellend, waarmee wordt benadrukt dat onoirbare handelingen in deze tuin uit den boze zijn. Men mag er alleen verblijven om van de natuur te genieten en te leren van de erin levende dieren. Zo arriveert de groep in een bloementuin en beklimt er een eikeboom van waaruit allerlei in de zee levende dieren worden geobserveerd. Terug op de grond keert men de ogen opwaarts en is het de beurt aan de vogels. Tot slot volgt een beschrijving van dieren die op het land leven. Elk heeft blijkbaar zijn eigen plaats. Het ene wordt slechts genoemd, terwijl bij het andere uitvoerig wordt stilgestaan:
Den Arend krom gebeckt is Keyser van dit rijck, Die Iupijns blixem voert, daer elck voor knielt int slijck. De Kraen, de blancke Zwaen, de roode Kalikoenen, De Gier en Paeuw dat zijn sijn heeren en baroenen. Den Haen wil Koningh zijn, om dat hij is ghecroont, Om dat hij moedigh sich in ’t bloedich oorloogh toont, En sich met d’handschoen licht laet tot den kamp bekoren, Vertrouwende op sijn moet en op sijn scherpe sporen. (vs. 147-154)
Het is duidelijk waar Vondel op uit is. De les die hij ons wil leren is niet onbekend, al zal hij hier en daar wel een eigen geluid laten horen:
Zoo ijmand maer wat tijds of uren wil besteden In ’t groen van dees _Warande_, en gae slaen over [wil bekijken] al t’Gevogelte en t’ghediert: eerlanghe hij worden sal Een trefflijck Philosooph, vermids des wijsheydts leesten Ghevormt zijn nae ’t bedrijff van vogelen en beesten. (vs. 198-202)
Vondel leunt met deze “Inleydinghe” aan bij het nog prille genre van het hofgedicht, een poezievorm waarin de verheerlijking van het buitenleven centraal staat. (Zie hiervoor verder het enige recente artikel over de Warande van H.-J. Raupp in Jetzt kehr ich an den Rhein. Keulen 1987, pp. 245-269.) De bundel zelf staat in een emblematische traditie waarbij een min of meer raadselachtige afbeelding door de lezer met behulp van op- en onderschrift dient te worden ontcijferd. Dat raadselachtige zit hem in dit geval vaak in de samenvoeging van twee dieren die ogenschijnlijk weinig met elkaar te maken hebben. Zo bijvoorbeeld het verhaal van de wolf en de kraanvogel (nr. 13). Door zijn tomeloze vraatzucht had een wolf zich verslikt in de botten van een schaap. Een kraanvogel was bereid hem de keel met zijn lange snavel van het obstakel te verlossen, in de hoop er een flinke beloning voor op te kunnen strijken. Eenmaal het levensbedreigende bot kwijt, weigert de wolf zijn helper tegemoet te komen. Hij zou hem in plaats daarvan dankbaar moeten zijn dat hij hem het leven had gelaten, toen hij zijn kop in diens bek had gestoken. Daarmee is de geschiedenis evenwel nog niet uit want nu volgt Vondels moraal: de ondankbare is nooit bereid iemand voor hulp erkentelijk te zijn. En met een knipoog naar de klassiek geschoolde geletterden onder zijn lezers oordeelt Vondel daarom over een dergelijk persoon: “Zich zelven kent hy niet, blijft trots, stout en hovaerdigh”. Inderdaad: nosce te ipsum, ken u zelf (Cicero). Misschien verwijst Vondel zelfs naar de Griekse versie van deze spreuk gnothi seauton, een frase die men volgens de overlevering op de tempel van Delphi kon vinden. Zo benadrukt Vondel nogmaals waar het hem in de honderdvijfentwintig moralistische doch niettemin smeuige verhalen van de Vorsteliicke Warande steeds om zal draaien, het leren kennen van zichzelf door middel van de bestudering van Gods natuur.
Hoewel Vondel nog geen dertig jaar oud was toen hij zijn onderschriften voor de Warande schreef, beschikte hij blijkbaar wel over voldoende zelfbewustzijn om erin, vergeleken met de vele voorgangers op wie hij zich baseerde, zijn eigen weg te gaan. Voor het hierboven besproken embleem geldt nog dat hij zijn voorbeeld vrij letterlijk kon navolgen. Het proza-onderschrift bij deze afbeelding (door Dirck Pieterszoon Pers letterlijk vertaald uit het Teatrum Morum, een in 1608 in Praag door Egidius Sadeleer gedrukte navolging van De Dene’s Warachtighe fabulen~ zie het eerder genoemde artikel van Geirnaert en Smith) luidde:
Aldus gingh het den genen, die Basilium Macedonum den Griekschen Keyser van ’t perijckel des doods bevryde. Want als een Hert op de jacht desen Basilium hard op ’t lijf liep, ende hem by de hoornen in zijn gordel gevat hadde, ende hem also optilde om hem in ’t Bosch te dragen, soo sprong een trou Dienaer toe met een bloot sweerdt, ende sneet met haeste den gordel ontwee, en verloste alsoo den Keyser van de doodt. Dies de ondancbare Keyser vertoornde, ende liet hem het leven nemen, om dat hy hem met een bloot sweerdt soo dicht aen ’t lijf quam.
Wat Vondel in zijn onderschrift in poezie doet is het weer terugvoeren van de strekking van dit embleem (in principe gelijk bij Sadeleer en Vondel) tot zijn oorspronkelijke uitgangspunt: de afbeelding die een wolf en een kraanvogel toont. Hij vormt het totaal weer om tot een echt embleem waarbij het raadselachtige van de ets niet alleen in het onderschrift wordt uitgelegd maar bovendien door de moralisatie een dubbele bodem op de koop toe krijgt. Was dat het niet, waar het echte Renaissancisten aan het begin van de zeventiende eeuw in Nederland om ging? Namelijk het in een nieuw jasje steken en geheel en al aan nieuwe vormen aanpassen van ouder voorbeeldmateriaal. Zo kon ook Vondel zijn kennis van de fabelliteratuur toepassen op een van de paradepaardjes van de Renaissance in het noorden van Europa, het genre van de emblematiek. Natuurlijk gebruikt hij daarbij bovendien als versvorm de alexandrijn. En dat niet alleen omdat hij vindt dat dit zo hoort, maar ook om aan te tonen hoe vlot ermee gerijmd kan worden. De tijdgenoot die na deze drievoudige prestatie nog mocht twijfelen aan Vondels leiderschap als Neerlands meest vooraanstaande dichter in de jonge Republiek, moest wel van zeer goeden huize komen.
(7)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Mon, 10 Oct 1994 16:57:41 +0100 (MET)
From: Roland de Bonth <deBonth@LET.KUN.NL>
Subject: Med: 9410.15: Bijeenkomst Werkverband Geschiedenis van de Taalkunde op 4 november 1994, VU Amsterdam
Beste Neder-L-abonnee,
Op vrijdag 4 november 1994 vindt in zaal 7A-05 van het VU-gebouw (De Boelelaan 1105, Amsterdam) de eenentwintigste vergadering van het Werkverband Geschiedenis van de Taalkunde plaats. De vergadering begint om 13.30 uur.
De agenda luidt als volgt:
- Opening.
Inhoudelijk gedeelte:
- Lezing van drs. Gerrit Jongeneelen: ‘Kentheoretische achtergronden van 18e-eeuwse taalkunde’.
(Over de weerlegging van Spinoza in Adriaen Verwers “Het Mom-aensicht der Atheistery afgerukt in een Verhandeling van den aengeboren stand der Menschen” en over de interpretatie van Ten Kates en Huydecopers taalbeschouwing vanuit Verwers kentheorie.) Aio-presentatie van drs. Sophie van Romburgh: ‘Taalkundige wetenswaardigheden uit de correspondentie van Franciscus Junius F.F. (1591-1677)’.
Theepauze.
Zakelijk gedeelte:
- Mededelingen, verslagen en mededelingen.
- Plaats en datum van de volgende bijeenkomst.
- Wat verder ter tafel komt en rondvraag.
- Sluiting.
De vergadering is toegankelijk voor alle belangstellenden.
Roland de Bonth
Vakgroep Nederlands, KUN
(8)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Mon, 17 Oct 1994 15:03:06 +0100 (MET)
From: Korrie Korevaart <KOREVAART@rullet.LEIDENUNIV.NL>
Subject: Med: 9410.16: LVVN-studiemiddag IPO op 24 november te Eindhoven; onderwerp: spraak & computer
LVVN-studiemiddag IPO
De Landelijke Vereniging van Neerlandici organiseert op donderdag 24 november a.s. een studiemiddag te Eindhoven. Bezocht wordt het Instituut voor Perceptie-Onderzoek, waar vanaf 14.00 uur tot 16.30 uur verschillende lezingen worden gehouden. Aldiegenen die geinteresseerd zijn in het onderwerp spraak-computer zijn van harte welkom.
Voorziene sprekers en onderwerpen zijn:
Louis ten Bosch Herkenning van intonatie
Arthur Dirksen Multilinguale spraaksynthese
Jan Odijk Rosetta (automatische vertaling)
Joep Rous A Pleasant Personal Environment for Adaptive Learning (APPEAL)
Jacques Terken Prominentie en prosodie
Leo Vogten Spraaksynthese
Deelnamekosten zijn er vermoedelijk niet of zeer lage (maximaal fl. 10,- voor niet LVVN-leden).
Verdere informatie wordt op verzoek toegezonden. Het aantal deelnemers is beperkt; aanmelding vooraf is dus noodzakelijk. Schriftelijk via: LVVN, Postbus 11398, 1001 GJ Amsterdam. Via de e-mail gaat het ook: LVVN@alf.let.uva.nl.
Korrie Korevaart.
(9)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Mon, 24 Oct 1994 13:52 +0100 (MET)
From: WILLEM KUIPER <KUIPER@ALF.LET.UVA.NL>
Subject: Col: 9410.17: Column Willem Kuiper, no. 11: "Het mes in de keel"
Het mes in de keel
Als de tante van Mariken van Nieumeghen hoort dat de kasteelheer van Grave de oude hertog Arent heeft vrijgelaten, en dat hij feestelijk ontvangen is in ‘s-Hertogenbosch barst zij bijkans van woede. Nu zal, vreest zij, de jonge hertog, voor wie zij partij trok, het onderspit delven. Zo onverdraaglijk is haar deze gedachte dat zij besluit een eind aan haar leven te maken. Zij neemt een “opsteker” en plant die in haar strot. Honend kijkt de duivel toe. “Partie ende nidicheyt baet der hellen menich millioen” (439), luidt zijn commentaar.
In de vierde van de negen houtsneden die de druk van Willem Vorsterman van ca. 1515 verluchten – afgedrukt in de editie-Coigneau, en in het artikel van F.W. Willemsen in Spektator 2 (1972-1973), afl. 6, p. 349-359 en 348 – zien we een vrouw op de grond zitten die zich een zwaard in de keel gestoken heeft. Op de achtergrond zien we de ziel in baby-gedaante door twee duivels door de lucht afgevoerd worden. Jammer dat de techniek mij niet toestaat de houtsnede hier te reproduceren.
Wie de moeite neemt deze houtsnede te bekijken, kan zich met mij over een aantal dingen verbazen.
1) Waarom ziet de vrouw die zich van kant maakt, eruit als het meisje in de houtsneden 1, 2, 5 en 6, en niet als de vrouw in houtsnede 2 die model staat voor de tante?
2) Hoe komt de vrouw aan een zwaard?
In de tekst is sprake van een “opsteker”, zeg maar dolk. Op de houtsnede zien we iets dat meer op een zwaard lijkt. Hoe komt een vrouw (als Marikens tante?) aan een zwaard, en sinds wanneer kan zij dat hanteren?
3) Waarom is de vrouw linkshandig?
Op linkshandigheid rust gedurende de Middeleeuwen, en nog lang daarna, een taboe. Je linkerhand is je vieze hand. Met je linkerhand veeg je je reet af. Een hoofse vrouw plast door de vingers van haar linkerhand om geen geklater te laten horen, dat was dorper. Je linkerhand gebruik je voor zwarte magie. Maar zelfmoord plegen? Nee, dat doe je met je rechterhand.
4) Waarom pleegt zij op deze manier zelfmoord?
Stel u wilt zichzelf euthanaseren met een mes, hoe doet u dat? Als u het bij een poging wilt laten, snijdt u zich de polsen door. Is het u ernst dan zet u zich het mes op de borst, stoot het richting hart, en valt voorover. Succes verzekerd. Kijk maar naar Floris als hij zich omwille van Blancefloer met de schrijfstift die hij van haar gekregen heeft, van het leven wil beroven. [Dat een schrijfstift daarvoor gebruikt kon worden, lezen we bij Suetonius, die beschrijft hoe Julius Caesar zich tijdens de aanslag in de senaat met zijn griffel verdedigt en iemand die hem bij zijn keel gegrepen had de pols doorboort.]
Tot op heden ben ik nog maar een ‘middeleeuwer’ tegengekomen die zich van het leven berooft door zich het mes op de keel te zetten: Pontius Pylatus. De tekst is bij mijn weten (nog) niet uitgegeven, maar staat in het Comburgse handschrift, pal na de REYNAERT. Het is getiteld VAN PYLATUS GHEBORTE ENDE SINE DOOT. Een fabeltastisch, waar gebeurd verhaal over een koning Tyrus die in de sterren ziet dat als hij die nacht een zoon zal verwekken, die zoon een groot heerser zal worden. Vervelend genoeg is hij op reis en is zijn echtgenote niet in de buurt. Dus dan maar een andere vrouw gezocht en gevonden: Pyla, de dochter van een molenaar, Atus geheten. Omdat Tyrus na de verwekking meteen weer opstapt, zonder zijn naam bekend te maken, noemde zijn moeder het kind toen maar Pylatus.
Op driejarige leeftijd, d.w.z. als hij van de borst is, wordt hij naar het hof gestuurd. Daar groeit hij op met zijn ongeveer even oude halfbroer. Uit nijd doodt Pylatus zijn halfbroer en voor straf wordt hij naar Rome gestuurd. Daar vermoordt hij, wederom uit nijd, de zoon van een Frans edelman die daar voor hetzelfde zat. De Romeinen besluiten hem al rechter naar het eiland Pontes te sturen. Het volk daar is zo slecht, dat alleen iemand die nog slechter is ze de baas kan. Het lukt, en zo komt hij aan zijn volledige naam, Pontius Pylatus. Hij sluit vriendschap met Herodes en staat de Joden toe Jezus uit nijd te doden.
Om keizer Tiberius die zich over dit onschuldig gestorte bloed zou kunnen vertoornen, tevreden te stellen, stuurt hij een vertrouweling, Adrofinus geheten, met schepen en geschenken naar Rome. Door een storm belandt de vloot in Galicie, te Sint Jacobs. Daar heerst de Romeinse landvoogd Vespacianus, die zijn naam dankt aan de wormen (vespa) in zijn neus. ‘Jammer’, zegt Adrofinus, ‘in Jeruzalem hadden we iemand die dat ongetwijfeld had kunnen genezen, maar die is helaas nu dood.’ Miraculeus genoeg blijkt het geloof dat deze wonderdokter hiertoe inderdaad in staat zou zijn voldoende om hem van zijn wormen te verlossen. In Rome hoort keizer Tiberius die aan lepra lijdt, ook van de Joodse gebedsgenezer, en via zijn vertrouweling Albanus, vraagt hij Pontius Pylatus hem naar Rome te sturen. Pontius houdt Albanus aan het lijntje, maar kan niet verhinderen dat deze kennis maakt met Veronica, die Jezus’ gelaat in een doek bezit. Samen gaan ze naar Rome, genezen Tiberius en vertellen wat er gebeurd is. Pontius Pylatus wordt gearresteerd en ter dood veroordeeld. “Als pylatus dit verstoet doe nam hi een mes ende sneet hem seluen de storte ontwee.” (fol. 216ra).
Het zichzelf de keel doorsteken is gedurende de Middeleeuwen geen realiteit, geen zelfmoordtechniek, maar een ikonografisch tafereel. Het is een verbeelding van de hoofdzonde ‘Ira’ (woede). Tante is woedend, des duivels, letterlijk en figuurlijk. Om dat te onderstrepen verhangt zij zich niet, of springt zij niet van een toren, of verdrinkt zich in de Maas (wat zij Mariken toewenst), maar steekt zij zich een mes/zwaard in de keel.
De houtsneden van MARIKEN VAN NIEUMEGHEN vallen uiteen in twee stijlgroepen. De eerste zes zijn met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid ‘oud’. Ze illustreren gebeurtenissen te Nijmegen. De Antwerpse jaren zijn niet in beeld gebracht. De laatste drie houtsneden zijn ‘jong’. Ze horen bij de sacramentale omwerking van dit van oorsprong volksdevotionele mirakelverhaal.
Behalve in de derde houtsnede zijn alle personen in de eerste zes linkshandig afgebeeld. De man en vrouw zwaaien het meisje vriendelijk met hun linkerhand uit, de mannen op de markt te Nieumeghen ballen hun linker vuist.
De verklaring moet gezocht worden in de manier waarop deze houtsneden tot stand kwamen: het zijn kopieen. Een afdruk is een positief. Snijd je die na dan krijg je een negatief. Druk je dat af dan krijg je een afbeelding die spiegelbeeldig is ten opzichte van het origineel.
Maar hoe zit het dan met de derde houtsnede. Daarop zien we het meisje (Mariken?) en een man met hoorns (Moenen?). De hoorn hebben waarschijnlijk als functie de persoon in kwestie als duivel te typeren. De man steekt zijn rechterhand uit, het meisje draagt haar mandje rechts. Zoals het hoort. Hoe kan dat?
Het kan omdat deze houtsnede van een andere hand is! Kijk maar naar de kleding van het meisje.
Uitgerekend deze houtsnede komt ook voor in een andere Vorsterman-druk: de prozaroman MARGARIETA VAN LYMBORGH (1516). Omdat de houtsneden die MARIKEN VAN NIEUMEGHEN illustreren ook al voorkwamen in MARY OF NEMMEGEN, de Engelse vertaling van Jan van Doesborch – men veronderstelt dat de houtsneden van Willem Vorsterman kopieen zijn van de houtsneden van de druk van Jan van Doesborch – is men er altijd vanuit gegaan dat Willem Vorsterman zijn MARGARIETA VAN LYMBORGH geillustreerd heeft met een houtsnede uit MARIKEN VAN NIEUMEGHEN. Daaraan dankt de MARIKEN ook haar datering ca. 1515, want MARGARIETA VAN LYMBORGH dateert van 1516. Dat is zeker.
Kijken we nu nog eens naar die houtsnede 3. De man lijkt niets aan zijn ogen te mankeren. Links op de achtergrond zien wij bloemen… Op de andere houtsneden komen geen bloemen voor. Vergis ik mij, of zijn het margrieten?
Willem Kuiper – Kuiper@Alf.Let.UvA.NL
(10)=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Fri, 14 Oct 1994 12:23:01
From: Ben Salemans <B.Salemans@let.kun.nl>
Subject: Med: 9410.18: Inhoudsopgave Toegepaste Taalwetenschap in Artikelen, no. 49, 1994 (2).
Dr. B. Weltens, secretaris van de ANELA (de Nederlandse Vereniging voor Toegepaste Taalwetenschap), stuurde mij de hieronder weergeven inhoudsopgave van Toegepaste Taalwetenschap in Artikelen, no. 49, 1994 (2); ISSN 0040-7550. Prijs: fl. 29,50. Te koop bij uw boekhandel of rechtstreeks te bestellen bij de uitgever: VU Uitgeverij, De Boelelaan 1105. 1081 HV Amsterdam.
Ben Salemans.
INHOUDSOPGAVE TOEGEPASTE TAALWETENSCHAP IN ARTIKELEN NO. 49, 1994 (2).
7 Everhard DITTERS, Sake JAGER, Arthur LEMMENS & Bert WELTENS,
Computer-ondersteund talenonderwijs: een woord vooraf
17 Marcel J.A. MIRANDE, Het schot en de roos. Over het invoeren van
computer-ondersteund onderwijs
115 Summary: Hitting the bull’s eye. About the implementation of computer-aided learning
27 Gellof KANSELAAR & Gijsbert ERKENS, Menu-gestuurde ‘natuurlijke taal’ interfaces voor intelligente onderwijssystemen
116 Summary: Menu-based natural language interface for intelligent tutoring systems
45 Jan BROUWER, Camille, multimedia in het T2-curriculum
116 Summary: Multimedia in the L2-curriculum
53 Ton KOET & Heleen VAN LOON, COO-oefeningen met audio
116 Summary: CALL exercises with audio
61 Frederike LELIEVELD, Luistervaardigheidstraining met video en WinCalis
117 Summary: Teaching listening comprehension with WinCalis and Video
69 Martin REYNAERT, Paradise: open call-programma bij uitstek
118 Summary: Paradise: CALL-authoring system par excellence
79 Rick DE GRAAFF, COO Spaans: Cuanto Antes en La Conexi”n Espaola
118 Summary: CALL Spanish: Cuanto Antes and La Conexi”n Espaola
83 Sake JAGER, COO Engels: (Ver)stand van zaken
119 Summary: CALL English: State of affairs
89 Martine JETTEN & Annemiek DE VRIES, COO NT2: Knellende kinderschoenen
119 Summary: Computer programs for Dutch as second language: Painful infancy
95 Appendix
121 Lijst van auteurs
(11)=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Fri, 07 Oct 1994 15:22:01 -1000
From: National Foreign Language Resource Center <nflrc@uhunix.uhcc.Hawaii.Edu>
Subject: Med: 9410.19: Announcing a Symposium on Local & Global Electronic Networking in Foreign Language Learning & Research, Hawai'i, July 1995 (n.a.v. Neder-L- artikel 9410.03)
BS Enkele Neder-L-abonnees hebben laten blijken dat zij het artikel 9410.03 van Piet Meijer in het vorige Neder-L-bulletin, getiteld “Dutch for for Foreigners: over cursussen Nederlands voor buitenlanders” met veel interesse hebben gelezen. Wellicht zijn diverse Neder-L-abonnees ook geinteresseerd in onderstaande aankondiging van een symposium over het leren van vreemde talen met behulp van computers en computernetwerken. Ben Salemans.
******************************************************************** * * * NATIONAL FOREIGN LANGUAGE RESOURCE CENTER * * at the University of Hawai'i announces * * * * ================================================================ * * A Symposium on Local & Global Electronic Networking * * in Foreign Language Learning & Research * * ================================================================ * * * * July 10 - July 14, 1995 * * Pre-symposium Workshop : July 6 - 7, 1995 * * * ********************************************************************
Advances in computer technology have created remarkable new ways to connect language learners – whether in a single classroom or across the globe. This symposium seeks to facilitate the sharing of resources, ideas, and information about all aspects of electronic networking for foreign language teaching and research, including electronic discussion and conferencing, international cultural exchanges, real-time communication and simulations, resource retrieval via the Internet, and research using networks.
It also has the goal of helping build ongoing structures for communication and collaboration so that nationally coordinated work in these areas can continue beyond the symposium. The symposium will consist of five parts:
1) A PRE-SYMPOSIUM TWO-DAY WORKSHOP covering basic and intermediate Internet skills for the language professional
2) SYMPOSIUM PRESENTATIONS on any topic related to the theme of the conference, for example:
+ The virtual foreign language classroom
+ Distance foreign language learning
+ International cultural exchanges and team teaching projects
+ Alternative pedagogies for teaching languages through electronic networking
+ Research projects involving electronic networking
3) SPECIAL HANDS-ON WORKSHOPS on topics related to the theme of the conference, for example:
+ Accessing authentic foreign language media and information
+ MOOs, MUDs and MUSH: Real time simulations for foreign language teaching
+ Using electronic networking with non-romanized languages
4) MEETINGS OF SPECIAL INTEREST GROUPS, organized by language, by research interests, and by technological focus
5) A FINAL SESSION in which the interest groups will report back on what they have discussed and on their plans and structures for ongoing work and collaboration.
================================================================
>>>REGISTRATION FEE $25 Enables participants to attend any of the activities listed
>>>STIPENDS AVAILABLE Awarded on a competitive basis to defray expenses
$750 Mainland U.S.
$250 Neighbor Islands
$100 Island of O’ahu
================================================================
>>>>>> APPLICATION POSTMARK DEADLINE: FEBRUARY 15, 1995 <<<<<<
================================================================
To obtain application packets, send an email message saying “symposium information” to: nflrc@uhunix.uhcc.hawaii.edu or write to:
NFLRC Networking Symposium
University of Hawai’i at Manoa
East-West Rd, Bldg. 1, Room 6-A
Honolulu, HI 96822
phone: (808) 956-9424
fax: (808) 956-5983
-Einde-------------------- Neder-L, no. 9410.b --------------------------
Laat een reactie achter