Subject: | Neder-L, no. 9411.a |
From: | Ben Salemans |
Reply-To: | Elektronisch tijdschrift voor de neerlandistiek |
Date: | Wed, 9 Nov 1994 20:38:42 MET |
Content-Type: | text/plain |
********************* *-------------------------- Neder-L, no. 9411.a -----------ISSN-0929-6514-* | ************************************************************ | | * Neder-L, elektronisch tijdschrift voor de neerlandistiek * | | ************************************************************ | | | | Onderwerpen in dit bulletin: | | ============================ | | (1) Vra: 9411.01: Wie was Buur-lala of Pierre-lala en wie kent de | | Nederlandse versie van een Nederduits lied over hem? | | (2) Lit: 9411.02: Nieuwe publikaties over Weyerman bij Astrea: 1. J. | | Campo Weyerman, `Opkomst en val van een koffiehuis- | | nichtje' (ed. Andre Hanou) en 2. F. Lievens Kersteman,| | `Zeldzaame levens-gevallen van J.C. Wyerman' (ed. M. | | van Vliet) | | (3) Rea: 9411.03: Reactie n.a.v. Linguistisch Miniatuurtje XVI (9410.11)| | `Hoeveel wegen' van P.A. Coppen | | (4) Col: 9411.04: Column Coppen: Linguistisch Miniatuurtje XVII: | | "Nog meer wegen; een antwoord aan Jan Odijk" | | | | Informatie over Neder-L: | | ======================== | | Algemene informatie opvragen over Neder-L: stuur mail naar | | listserv@nic.surfnet.nl met daarin de boodschap: GET NEDER-L INFO | | Abonnement nemen op Neder-L: stuur mail naar listserv@nic.surfnet.nl | | met als boodschap: SUB NEDER-L | | Oude Neder-L-bulletins opvragen: stuur mail naar listserv@nic.surfnet.nl| | met daarin een boodschap als: GET NEDER-L LOG9206 | | (resultaat: logboek met Neder-L-artikelen van juni '92 wordt gestuurd)| | Gopher-toegang tot Neder-L: alle oude en nieuwe Neder-L-bulletins zijn | | via Gopher in te zien op gopher.nic.surfnet.nl, in de directory | | SURFnet informatie/LISTSERV archieven (nic.surfnet.nl)/NEDER-L | | Neder-L wordt ook verspreid via de Internet newsgroup bit.lang.neder-l | | Bijdrage voor Neder-L opsturen: stuur mail naar neder-l@nic.surfnet.nl | | (dit geldt ook voor Internet-gebruikers die bijdragen willen leveren) | *-------------------------- --------------------------* *********************
(1)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Sun, 30 Oct 1994 13:57:41 +0100 (CET)
From: Henk Wolf <H.A.Y.Wolf@stud.let.ruu.nl>
Subject: Vra: 9411.01: Wie was Buur-lala of Pierre-lala en wie kent de Nederlandse versie van een Nederduits lied over hem?
Een tijdje geleden kreeg ik van een uit Duitsland afkomstige vriend het hieronderstaande lied toegestuurd. Het wordt gezongen in het Nederduits. Het is afkomstig van een uitzending van de NDR. Volgens de presentator is het oorspronkelijk een uit Vlaanderen afkomstig protestlied tegen Napoleon. De hoofdfiguur in het lied, Buur-lala, zou daarin Pierre-lala (of Pierlala?) heten. Ik vraag me af of iemand de Nederlandstalige versie hiervan kent en of iemand weet wie deze Pierre-lala was.
As Buur-lala geboren was,
daar was hei noch zoo luet.
Ziin mouder neem em wol op den arm
un leeg em in de weig’ zoo warm.
“Dek mii tou,” zegt hei,
“Dek mii tou,” zegt hei,
“Dek mii tou,” zegt Buur-lala.
As Buur-lala naa de schoul hen-keem,
dun weer hei noch zoo dum.
Hei wues ouk nich wou uut, wou arns,
verleet zik gans op Hans un Frans.
“Zeg mii tou,” zegt hei,
“Zeg mii tou,” zegt hei,
“Zeg mii tou,” zegt Buur-lala.
As Buur-lala ran-wussen weer,
’n staatschen keirl hei weer.
Dat haar weer kort kort vun kop ofschoren,
de kragen gung em bit euver de oren.
“Stait mii goud,” zegt hei,
enz.
As Buur-lala op d’n posten stuend
wol mit ’n geladen geweer,
dun keem ’n keirl uut Frankriik heer,
dei wul geirn weten waar Duytschland weer.
“Ik scheit dii doot,” zegt hei,
enz.
As Buur-lala nuu storven weer,
gans muzing-stil hei leig’.
Ziin oeldern stunden wol an ziin grav
un wischten zik de tranen af.
“Wein man nich!” zegt hei,
enz.
As Buur-lala naa d’n himmel keem,
bii Petrus klopt hei an.
Ach Petrus, leiven Petrus miin,
ik mug nuu zoo geirn in d’n himmel ziin.
“Maak mii op!” zegt hei.
enz.
As Buur-lala in d’n himmel keem,
uns Her-Got streuk em an.
Na, Buur-lala, wii gevalt dat dii
hiir baven in d’n himmel mit mii?
“Och, dat gait,” zegt hei.
enz.
Henk Wolf
H.A.Y.Wolf@stud.let.ruu.nl
(2)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Tue, 01 Nov 1994 17:44:29 +0100 (MET)
From: Rietje van Vliet <M.van.Vliet@WAG.HRO.NL>
Subject: Lit: 9411.02: Nieuwe publikaties over Weyerman bij uitgeverij Astrea: 1. J. Campo Weyerman, 'Opkomst en val van een koffiehuisnichtje' (ed. Andre Hanou) en 2. F. Lievens Kersteman, 'Zeldzaame levens-gevallen van J.C. Wyerman' (ed. M. van Vliet)
Twee nieuwe publikaties, van en over Weyerman, zien in november 1994 het licht: Opkomst en val van een koffiehuisnichtje (1727) door Jacob Campo Weyerman en de Zeldzaame levens-gevallen van J.C. Wyerman door Franciscus Lievens Kersteman. Beide zijn uitgegeven door de Leidse uitgeverij Astraea, door Andre Hanou en Rietje van Vliet opgericht om moeilijk toegankelijke teksten uit de achttiende eeuw voor een groter publiek bereikbaar te maken.
De Opkomst en val van een koffiehuisnichtje staat in een aantal opeenvolgende nummers van Weyermans tijdschrift de Echo des Weerelds. De geschiedenis beschrijft de op- en ondergang van een Noordhollands plattelandsmeisje. Door haar familie naar de grote stad gestuurd, krijgt zij een baan in een koffiehuis: in die dagen de verzamelplaats van de incrowd. Tal van mannen dingen om de gunsten van de nieuwe frisse bloem. Uiteindelijk valt zij voor een militair. Zij neemt met hem de benen, maar vergooit daardoor haar kans op elk huwelijk.
Wanneer de liefde bekoeld is, blijkt zij zwanger en zonder inkomsten. Zij zoekt haar toevlucht bij een hoerenwaardin, die ervoor zorgt dat zij binnen korte tijd de bekendste callgirl van Amsterdam wordt. Haar faam duurt slechts kort. Het leven als prostituee sloopt haar. De goot wenkt…
De tekstuitgave is voorzien van uitvoerige annotaties en een index, geschreven door Andre Hanou en een groep studenten van de Universiteit van Amsterdam. Het is een verhaal over naiviteit en hartstocht, en over de zelfkant van de beschaving, in het tijdperk van de Verlichting.
De tweede publikatie gaat over broodschrijvers. Duidelijk blijkt uit de Zeldzaame levens-gevallen van J.C. Wyerman (1756) en het Aanhangzel (1763): de een z’n dood is de ander z’n brood. Broodschrijver Franciscus Lievens Kersteman maakte goede sier met collega-broodschrijver Jacob Campo Weyerman. Het werd een biografie die een ongekend succes kende. Menigeen was indertijd geinteresseerd in de avonturen van de beroemde schrijver Weyerman.
Beide teksten zijn integraal afgedrukt, zonder annotaties, wel met index. In de inleiding belicht Rietje van Vliet de levensgeschiedenissen van beide broodschrijvers. Die blijken een aantal parallellen te vertonen: een schrijverscarriere met een indrukwekkende staat van dienst, geen duidelijk ‘echt’ beroep, een avontuurlijk en vooral reizend bestaan, zwendelpraktijken, een leven eindigend in ziekte en armoe. Bekeken wordt of beide broodschrijvers wel op een hoop kunnen worden geveegd.
De tekstuitgaven zijn schriftelijk te bestellen bij uitgeverij Astraea, Zoeterwoudsesingel 69, 2313 EL te Leiden: J. Campo Weyerman, Opkomst en val van een koffiehuisnichtje, ed. Andre Hanou (ISBN 90-75179-01-4; – ca f 30,-) en F. Lievens Kersteman, Zeldzaame levens-gevallen van J.C. Wyerman, ed. M. van Vliet (ISBN 90-75179-02-2; – ca f 40,-).
Rietje van Vliet
(3)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Tue, 25 Oct 1994 10:41:05 +0100
From: Jan Odijk <odijkje@prl.philips.NL>
Subject: Rea: 9411.03: Reactie n.a.v. Linguistisch Miniatuurtje XVI (9410.11) 'Hoeveel wegen' van P.A. Coppen
Reactie n.a.v. Linguistisch Miniatuurtje XVI ‘Hoeveel wegen’ van Peter-Arno Coppen
Hoewel ik van mening ben dat idealiter de twee gebruiksmogelijkheden van het werkwoord ‘wegen’ op principiele manier aan elkaar gerelateerd moeten worden, betwijfel ik of dit moet inhouden dat we ‘vanuit EEN subcategorisatieframe de twee vormen moeten kunnen afleiden’, en ik betwijfel zeer of het door Peter-Arno Coppen geschetste voorstel de correcte analyse is.
Hij stelt dat er 1 werkwoord ‘wegen’ is, dat 3-plaatsig is: [iemand [iets zoveel wegen]]. Twee van deze argumenten zijn, zoals schematisch aangegeven intern. Er is slechts 1 naamval beschikbaar binnen de VP, zodat slechts 1 van de twee interne argumenten gerealiseerd kan worden. Als het ‘zoveel’ argument geen naamval wordt toegekend, dan blijft dit argument weg, en krijgen we het transitieve ‘wegen’, zoals in ‘hij weegt het pak papier’. Laten we het externe argument weg (Coppen stipuleert dit als mogelijkheid, maar het zou kunnen volgen uit de assumptie dat geen naamval wordt toegekend aan het direct object, plus Burzio’s Generalisatie), dan kan het lijdend voorwerp onderwerp worden, zoals normaal bij ergatieve werkwoorden, en het ‘zoveel’ argument kan de ene interne naamval toegekend krijgen.
De opvatting dat ‘wegen’ 3-plaatsig is vind ik al zeer tegenintuitief, en wordt niet direct gemotiveerd door Coppen. Maar wellicht is de assumptie toch te verdedigen als daarmee een aantal feiten verklaard kunnen worden. Vervolgens is het blijkbaar volgens P.A. Coppen mogelijk zomaar een argument weg te laten (nl het ‘zoveel’-argument). Dat kan -voorzover ik zie- op twee manieren. Een mogelijkheid is dat het een argument is dat wel in de argumentsspecificatie optreedt, maar niet syntaktisch gerealiseerd wordt (of misschien door een heel speciaal leeg element). Dan is er sprake van een impliciet argument. In dit geval kunnen we zonder meer spreken van een en hetzelfde werkwoord dat op verschillende manieren gebruikt kan worden. Maar dat lijkt mij voor het hier besproken geval toch zeer implausibel. Impliciete argumenten kunnen normaal gesproken wel syntaktisch gerealiseerd worden (vgl bv. ‘Ik at’ v. ‘Ik at een boterham’; ‘er werd gedanst’ v. ‘er werd door mij gedanst’, etc.), maar dit zou dan een voorbeeld zijn waar dat niet geval is. Verder kunnen impliciet argumenten optreden als controller (bv. Ik gaf opdracht te vertrekken, er werd besloten te vertrekken), maar daar is in dit geval geen evidentie voor. Bovendien, als het ‘zoveel’ argument impliciet kan (zelfs: moet) blijven, waarom kan het dit dan beslist niet bij het andere gebruik van het werkwoord (vgl. *het pak papier weegt). Kortom, van een impliciet argument kan hier m.i. geen sprake zijn.
Blijft over de andere mogelijkheid: het geheel weglaten van het argu- ment, zowel in de argumentsspecificatie, als in de syntaxis. Onder deze mogelijkheid kunnen we m.i niet meer spreken van een en het zelfde werkwoord dat op verschillende manieren wordt gebruikt, maar is er sprake van twee verschillende (maar wellicht systematisch gerelateerde) werkwoorden.
De vraag is nu nog of het weglaten van het ‘zoveel’ argument een algemene regel is die deze twee werkwoorden systematisch kan relateren. Wellicht, maar dat zal beargumenteerd moeten worden. Tot nu toe is een dergelijke regel gepostuleerd op basis van de eigenschappen van 1 lexicaal item, een wat minimale motivatie. Laten we eens kijken of verwante werkwoorden verdere evidentie verschaffen.
Als we naar andere, maar vergelijkbare gevallen dan ‘wegen’ kijken, dan is er niet zo verschrikkelijk veel systematiek: Naast ‘het boek kost 10 gulden’ bestaat niet ‘hij kost het boek’ (met ‘kosten’ in de betekenis ‘de prijs bepalen’); Weliswaar bestaat ‘hij meet de afstand’, maar ‘de afstand meet 3 meter’ klinkt mij zeer onnatuurlijk in de oren. We hebben ‘de ruimte beslaat 10 vierkante meter’, maar niet ‘hij beslaat de ruimte’ (in de betekenis: ‘hij bepaalt de omvang van de ruimte’. Evenzo met de werkwoorden ‘innemen’, ‘in beslag nemen’, ‘omvatten’. En met eenheden van tijd: wel ‘de voorstelling duurt drie uur’, maar niet ‘hij duurt de voorstelling’.
En als we het gebied enigszins uitbreiden, naar mijn inziens vergelijk- bare werkwoorden zoals ‘smaken’ , ‘ruiken’, ‘klinken’, ‘aanvoelen’: we hebben wel ‘dat smaakt lekker’, ‘dit klinkt mooi’, ‘dit voelt goed aan’, maar niet ‘hij smaakt het ijsje’, ‘hij klinkt de klok’, of ‘hij voelt de stof aan’ (in de betekenis: ‘hij bepaalt hoe de stof aan- voelt’). Alleen naast ‘dit ruikt lekker’ bestaat wel ‘hij ruikt de bloem’, maar niet in de betekenis van ‘hij bepaalt de reuk van de bloem’, maar in de betekenis ‘hij ervaart de reuk van de bloem’).
Kortom, een eerste verkenning van wat verwante werkwoorden lijkt geen enkele evidentie te geven die een regel van ‘zoveel’ weglating zou kunnen motiveren. Ik wil niet uitsluiten dat zulke evidentie wel bestaat, maar dat dient dan nog aangetoond te worden.
Samenvattend: de hypothese dat de twee gebruiksmogelijkheden van ‘wegen’ gebruiksmogelijkheden van een en hetzelfde werkwoord zijn lijkt mij onhoudbaar. De hypothese dat deze gebruiksmogelijkheden twee verschillende werkwoorden betreft lijkt mij juist. Het is ook wenselijk deze twee verschillende werkwoorden op systematische wijze aan elkaar te relateren, maar de evidentie voor de manier om deze werkwoorden te relateren zoals geschetst door Peter-Arno Coppen is geheel afwezig, en lijkt ook niet te vinden in zeer aan ‘wegen’ verwante werkwoorden.
Jan Odijk
odijkje@prl.philips.nl
(4)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Fri, 04 Nov 1994 11:51:16 +0100 (MET)
From: Peter-Arno Coppen <U250005@VM.UCI.KUN.NL>
Subject: Col: 9411.04: Column Coppen: Linguistisch Miniatuurtje XVII: "Nog meer wegen; een antwoord aan Jan Odijk"
LINGUISTISCH MINIATUURTJE XVII:
“Nog meer wegen; een antwoord aan Jan Odijk”
Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat Jan Odijk na het schrijven van zijn reactie op mijn miniatuurtje over het werkwoord “wegen” met dezelfde kater zit als ik na het lezen ervan. Immers, zijn taalkundige gevoel zegt hem dat het een absurd toeval zou zijn wanneer er in het Nederlands twee verschillende werkwoorden zouden bestaan die allebei de fonetische vorm “wegen” zouden hebben en ook nog eens qua betekenis zo sterk gerelateerd zijn. Daarom vindt hij het “idealiter” wel “wenselijk” dat de twee vormen aan elkaar gerelateerd worden, maar hij weet niet hoe. In ieder geval is hij niet overtuigd door mijn analyse. Laverend tussen de Skylla en Charibdis van een (in zijn ogen) slechte analyse en “dan maar geen analyse” kiest hij voor het laatste. Maar ja. Daarmee zijn we terug bij af.
De kern van mijn voorstel betreft een “3-plaatsig” werkwoord “wegen”: [iemand [iets zoveel wegen]]. Deze drie argumenten zijn niet alle drie tegelijk realiseerbaar in de zin.
Odijk vindt het 3-plaatsige “wegen” al onwaarschijnlijk. Dat is vreemd, omdat het vanuit de thematische betekenis goed beargumenteerd kan worden. Er is een weeg-actie, met een agens en een object, en er is een resultaat. Geen van de drie is voorstelbaar zonder de andere twee. Als je zegt “Jan weegt een pak papier”, dan blijft het resultaat in het ongewisse, en bij “Het pak papier weegt 10 kilo” is de weger irrelevant.
Odijks belangrijkste bezwaren richten zich tegen de afleiding van zinnen uit deze abstracte structuren. Waarom kunnen of moeten er allerlei dingen weggelaten worden? Met name de weglating van “zoveel” lijkt problematisch.
Allereerst kunnen we constateren dat “zoveel” geen referentiele NP is, maar een predicatieve. In de zinsontleding zou het een soort bepaling van gesteldheid zijn: “als gevolg van de weeg-actie IS (het gewicht van) het pak papier 10 kilo”. Maar in dat geval is het helemaal niet raar dat het weggelaten kan worden! Immers, in “hij verft het hek groen” kan “groen” ook straffeloos impliciet gelaten worden. Dat “zoveel” geen PRO kan controleren is niet vreemd. Alleen referentiele NPs kunnen dat.
Eigenlijk is het gekker dat ”zoveel” niet kan blijven staan dan dat het weggelaten kan worden. Waarom kunnen we net zoals in “hij verft het hek groen” niet zeggen “hij weegt het pak papier 10 kilo”? Mijn antwoord was: naamval. Al is 10 kilo een predicatieve NP, het blijft een NP. En die heeft casus nodig. Als “wegen” maar 1 casus heeft, dan is het optreden van alledrie de argumenten uitgesloten.
Het is de vraag of het beroep op Burzio’s Generalisatie terecht is, maar in ieder geval is het voorstelbaar dat die ene casus van “wegen” naar de predicatieve NP gaat en niet naar de objects-NP. Als Burzio’s Generalisatie nu inhoudt dat een casusloze objects-NP een thetaloos subject tot gevolg heeft, volgt de rest vanzelf.
Samenvattend: “wegen” is drieplaatsig, met 1 casus voor een interne NP. Stel, die casus gaat naar de predicatieve NP. In dat geval treedt Burzio’s Generalisatie in werking en krijgt de subjects-NP geen theta. Stel echter, die casus gaat naar de objects-NP. In dat geval worden subject en object gewoon gerealiseerd. Maar de predicatieve NP heeft dan geen casus en MOET dus wel weggelaten worden.
Alle eigenschappen die hier ter sprake zijn gekomen zijn afzonderlijk heel algemeen: er zijn genoeg drieplaatsige werkwoorden waarvoor het derde argument een resultatieve werkwoordbepaling is. Zo’n bepaling kan ook best een NP zijn (“ik vind hem een geschikte kerel”). Resultatieve werkwoordbepalingen mogen in het algemeen worden weggelaten.
Zijn er werkwoorden met vergelijkbare eigenschappen? Ik denk het wel. Odijk noemt zelf al “meten”. De door hem gegeven voorbeelden suggereren anderszins, maar het paar “ik meet dat veldje” en “dat veldje meet 3 bij 3 meter” lijkt me duidelijk en onproblematisch. Een ander voorbeeld is “ik telde de groep studenten” en “de groep studenten telde 10 personen”. Van Jan van Bakel vernam ik dat in het Brabants de uitdrukking “ik tel dat niet zwaar” voorkomt. Een mooier voorbeeld had ik niet kunnen bedenken.
Odijk signaleert nog een paar andere werkwoorden: “smaken”, “ruiken”, en “voelen” (“hij voelt de stof” en “die stof voelt prima”). Al deze werkwoorden lijken verwant, maar zijn verschillend. Mag ik eens een ruwe schets geven? “Smaken” heeft een thetaloos extern argument en intern een object, een datief en een predicatie. Dus: [0 [iets iemand zus-of-zo smaken]]. De predicatie heeft geen casus nodig (geen NP) en kan altijd weggelaten worden. Het werkwoord deelt geen casus uit. De interne datief heeft inherente casus (het is een PP?). Bedenk zelf welke zinnen nu volgen. “Ruiken” en “voelen” hebben geen interne datief maar een externe agens. “Ruiken” in ieder geval, maar wellicht ook “voelen”, kent de bekende ergativisatie bij toevoeging van een predicatie (vgl. “de pen schrijft lekker”).
Mijn analyse kent dus geen enkele vreemde aanname, en alle betrokken eigenschappen zijn afzonderlijk heel normaal. Wat willen we nog meer? Jan Odijk geeft me en passant nog een extra argument: een impliciet argument kan vaak dienen als controleur van PRO. Bekijk nu de volgende zin: “die koffer woog veel te zwaar om PRO t te tillen”. Wie is PRO? Ik zou zeggen: dat is het impliciete externe argument van “wegen” dat weggelaten is om ruimte te maken voor de ergatieve raising van het interne argument “die koffer”. Mooi toch?
Peter-Arno Coppen
-Einde-------------------- Neder-L, no. 9411.a --------------------------
Laat een reactie achter