Subject: | Neder-L, no. 9601.a |
From: | Ben Salemans |
Reply-To: | Elektronisch tijdschrift voor de neerlandistiek |
Date: | Thu, 11 Jan 1996 02:16:30 MET |
Content-Type: | text/plain |
********************* *-------------------------- Neder-L, no. 9601.a -----------ISSN-0929-6514-* | ************************************************************ | | * Neder-L, elektronisch tijdschrift voor de neerlandistiek * | | ************************************************************ | | | | Onderwerpen in dit bulletin: | | ============================ | | Med: 9601.01: Wijziging in TIN-dag-programma (20 januari a.s.) | | Med: 9601.02: Aankondiging Leidse Letterendag over Taalnormen op | | zaterdag 24 februari 1996 | | Med: 9601.03: LCTL-T, nieuwe distributielijst voor docenten LCTL (Less | | Commonly Taught Languages | | Pro: 9601.04: "Werk in uitvoering": beschrijving van het promotie- | | onderzoek 'De Taalpsychologie van Genus' van Jos van | | Berkum (MPI - Nijmegen) (n.a.v. Vra 9511.04 over lopend | | of net afgerond promotie-onderzoek) | | Rec: 9601.05: Bespreking 'Grammatica in Gebruik' (1995) van Bakx, | | Jetten en Korebrits door Geert Verleyen | | Vra: 9601.06: Hulp gewenst bij onderzoek watermerk en bij formaat 'In-6'| | | | Informatie over Neder-L: | | ======================== | | Algemene informatie opvragen over Neder-L: stuur mail naar | | listserv@nic.surfnet.nl met daarin de boodschap: GET NEDER-L INFO | | Abonnement nemen op Neder-L: stuur mail naar listserv@nic.surfnet.nl | | met als boodschap: SUB NEDER-L | | Oude Neder-L-bulletins opvragen: stuur mail naar listserv@nic.surfnet.nl| | met daarin een boodschap als: GET NEDER-L LOG9206 | | (resultaat: logboek met Neder-L-artikelen van juni '92 wordt gestuurd)| | Gopher-toegang tot Neder-L: alle oude en nieuwe Neder-L-bulletins zijn | | via Gopher in te zien op gopher.nic.surfnet.nl, in de directory | | SURFnet informatie/LISTSERV archieven (nic.surfnet.nl)/NEDER-L | | WWW-toegang tot Neder-L: | | http://www.nic.surfnet.nl/nlmenu/tijdschriften/tijdschriften.html | | Neder-L wordt ook verspreid via de Internet-newsgroup bit.lang.neder-l | | Bijdrage voor Neder-L opsturen: stuur mail naar neder-l@nic.surfnet.nl | | (dit geldt ook voor Internet-gebruikers die bijdragen willen leveren) | *-------------------------- --------------------------* *********************
(1)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Wed, 10 Jan 1996 14:16:13 +0100 (MET)
From: Arie Verhagen <Arie.Verhagen@let.RUU.NL>
Subject: Med: 9601.01: Wijziging in TIN-dag-programma (20 januari a.s.)
In het programma van de TIN-dag (20 januari a.s. in Utrecht), zoals weergegeven in Neder-L-artikel 9512.08, treedt een wijziging op in de sectie in zaal 0.01:
De lezingen van Louise Cornelis en Jacqueline Hulst wisselen van plaats; Hulst (thema-rhema-structuur) spreekt dus om 9.30 uur, en Cornelis (Onmogelijke passieven) om 16.30 uur.
(2)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Fri, 29 Dec 1995 14:25:39 +0100 (MET)
From: KOREVAART@rullet.LEIDENUNIV.NL
Subject: Med: 9601.02: Aankondiging Leidse Letterendag over Taalnormen op zaterdag 24 februari 1996
Leidse Letterendag 1996: over TAALNORMEN
Zaterdag 24 februari 1996 organiseert de vakgroep Nederlands van de Rijksuniversiteit Leiden voor de vijfde keer een ‘Letterendag’, ditmaal over een onderwerp dat met taal en taalgebruik te maken heeft: taalnormen. Ieder die op een bewuste manier de taal gebruikt, komt ermee in aanraking: kan ik dit wel zo schrijven of zeggen? Heel speciaal geldt dit voor leraren, die de normen aan hun leerlingen moeten overdragen.
Het onderwerp zal van verschillende kanten belicht worden: waar komen die typische schoolmeesternormen vandaan als bijvoorbeeld ‘dan’ na de vergrotende trap? Hebben diegenen gelijk voor wie taalverandering al gauw hetzelfde is als taalverloedering? Hoe kan men mensen het beste voor hun taalgebruik adviseren? Wat doen woordenboeken met nieuwe woorden en betekenissen? Hoe komen nieuwe spellingregels tot stand? Deze vragen en andere zullen in vijf lezingen worden behandeld. Na iedere lezing is er gelegenheid tot discussie.
Alle geinteresseerden zijn op deze dag van harte welkom.
Deelnemers betalen fl. 35,- voor het programma. Daar zijn een lunch, koffie en thee en de afsluitingsborrel bij inbegrepen. Een gereduceerd tarief van fl. 10,- geldt voor studenten.
De bijeenkomst wordt gehouden in zaal 011 van het Centraal Faciliteitengebouw (Witte Singel/Doelencomplex, Cleveringaplaats 1). Er is parkeergelegenheid in de ondergrondse garage van het WSD-complex aan de noordkant, naast het (voormalig) Leidsch Dagblad (ingang Maliebaan, op zaterdag ook zonder pasje, opening van 9.30 tot 22.30 uur). Het gebouw ligt op loopafstand van het station (15 minuten) en is vandaar ook goed te bereiken met bus 43 (halte Paterstraat).
Voor nadere informatie: secretariaat van de vakgroep Nederlands, tel. 071-5272604 (maandag tot en met donderdag: 9.00-12.00 uur). Programma met aanmeldingsformulier kan aangevraagd worden via e-mail: korevaart@rullet.LeidenUniv.nl
Programma:
9.45 uur Ontvangst en opening
10.15 uur Marijke van der Wal: De grammaticus en de schoolmeester: externe taalnormen en taalverandering
De ontwikkeling van de Nederlandse standaardtaal is gepaard gegaan met codificatie: regelgeving in grammatica’s, woordenboeken en anderssoortige taalbeschouwende geschriften. Exogene taalnormering werd daarmee een feit en kon plaatsvinden op alle taalniveaus: de klankleer (uitspraak), de morfologie, de syntaxis en de semantiek (de woordenschat). In de argumenten die werden gehanteerd bij het vaststellen van de taalnorm, speelden onder meer de logica, het taalsysteem, ambiguiteit en autoriteit een rol. Werden taalgebruikers door de argumenten overtuigd en onderwierpen zij zich aan de gestelde regels? Hadden de grammaticus en de schoolmeester invloed op taalveranderingen?
11.00 uur Cor van Bree: Taalnormen en taalverandering
Voor veel mensen geldt: vroeger was alles beter. Vanuit die houding komt men er ook spoedig toe van taalverloering te spreken. De vraag is echter of een dergelijke negatieve kijk op taalverandering wel juist is. Talen veranderen voortdurend, ook zonder sturing van buiten af, en met de talen veranderen de aan die talen inherente taalnormen. Hoe moeten we ons dat precies voorstellen? En waarom veranderen ze? En waar komen de negatieve oordelen vandaan? De stelling kan verdedigd worden dat iedere verandering in die interne taalnormen gerechtvaardigd is. Maar we zullen zien dat ook externe taalnormering en taalattitudes hun rol spelen.
11.45 uur Koffiepauze
11.45 uur Frank Jansen: De rol van taalnormen in de praktijk van de taaladvisering
Wat is de beste schrijfwijze: ‘fulltime medewerker’, full-time medewerker’ of ‘fulltime-medewerker’? Is het ‘De VN heeft’ of ‘De VN hebben’? Het Taaladviesoverleg, een commissie van de Nederlandse Taalunie, heeft zich over deze en dergelijke adviezen gebogen, met het doel te komen tot een databank met taaladviezen. Inmiddels zijn er al zoveel adviezen goedgekeurd, dat het de moeite loont om na te gaan door welke normen deze adviezen geschraagd worden. Wanneer is bijvoorbeeld de frequentie van een vorm een doorslaggevend argument, wanneer analogie (dus leergemak) en wanneer de duidelijkheid? De hoofdmoot van deze lezing is gewijd aan normconflicten en hun oplossing in de praktijk van de taaladvisering.
13.00 uur Lunch
14.15 uur Ariane van Santen: Lexicale normen
Al sprekend of schrijvend gebruiken we niet alleen allerlei bestaande woorden, we maken ook nieuwe. Sommigen daarvan komen onopgemerkt de woordenschat binnen, andere, zoals ’totaalplaatje’ of ‘ontwikkelingssamenwerkingsbeleidsproblematiek’ stuiten op verzet. Ze halen wel de rubriek ‘wanwoorden’, maar niet altijd het woordenboek. Er zijn ook nieuwe woorden die geen weerstand oproepen, maar het toch niet redden, en eendagsvliegen blijven: ‘achterflapper’, ‘jeneveren’. Welke (gebruiks)normen liggen daaraan ten grondslag? En welke veranderingen treden er op in de norm? Waarom was bijvoorbeeld vroeger ‘dorst’ de norm, en tegenwoordig ‘durfde’? Registreren woordenboeken de bestaande woorden, of hanteren ze ook andere dan gebruiksnormen?
15.00 uur Piet van Sterkenburg: De nieuwe spelling in Leids groen
Nu normen in het taalgebruik weer mogen, is er opnieuw ruimte voor spellingverandering, en voorhet codificeren van die verandering in een nieuw Groen Boekje. Het Instituut voor Nederlandse Lexicologie stelde de nieuwe Woordenlijst samen. Over de wordingsgeschiedenis van die nieuwe lijst en het in praktijk brengen van de nieuwe regels handelt deze lezing. Speciale aandacht zal besteed worden aan de tussen-n- in samenstellingen.
15.45 uur Afsluiting
16.00 uur Borrel
(3)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Tue, 02 Jan 1996 14:07:02 -0600
From: Louis E Janus <janus005@maroon.tc.umn.edu> (Louis Janus)
Subject: Med: 9601.03: LCTL-T, nieuwe distributielijst voor docenten LCTL (Less Commonly Taught Languages)
Announcing LCTL-T, a new listserv for teachers of
Less Commonly Taught Languages.
The Less Commonly Taught Languages (LCTL) Project at the University of Minnesota has established a new listserv aimed at encouraging communication among teachers of LCTLs around the world. We define LCTLs as all languages other than English, French, German, and Spanish.
This listserv will complement the five specific language listservs also run by the project — celtic-t, china-t, hindi-t, nordic-t, and polish-t — as well as more general listservs for foreign language teachers like flteach, scolt.
Discussions will center on issues related to teaching specific LCTLs (e.g., “Does anyone know of a source for software to teach Bengali?) or on more general issues facing LCTL teachers (e.g., “Because I am the only Korean teacher at my school, we are the last ones to get funding… Any ideas for strengthening our position?”)
LCTL-T is open to anyone, and is unmoderated.
======================================================
To subscribe to LCTL-T, send the one line message
sub lctl-t yourfirstname yourlastname
to
<listserv@VM1.SPCS.UMN.EDU>
You will receive confirmation of a successful subscription along with information on how to unsubscribe, post messages. If you have any questions or problems, please contact:
Louis Janus
Less Commonly Taught Languages Project
Center for Advanced Research on Language Acquisition
University of Minnesota
UTEC–1313 5th Street SE, Suite 111
Minneapolis, MN 55414
612/627-1872 (voice)
612/627-1875 (fax)
janus005@maroon.tc.umn.edu
or
LCTL@maroon.tc.umn.edu
(4)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Wed, 03 Jan 1996 11:28:40 +0100 (MET)
From: Jos van Berkum <Jos.vanBerkum@MPI.NL>
Subject: Pro: 9601.04: "Werk in uitvoering": beschrijving van het promotie-onderzoek 'De Taalpsychologie van Genus' van Jos van Berkum (MPI - Nijmegen) (n.a.v. Vra 9511.04 over lopend of net afgerond promotie- onderzoek)
Nieuw proefschrift: DE TAALPSYCHOLOGIE VAN GENUS
Jos J.A. van Berkum (1996), The psycholinguistics of grammatical gender: Studies in language comprehension and production. Nijmegen, The Netherlands: Nijmegen University Press.
De meeste Nederlanders kennen woordgeslacht, of genus, vooral als datgene dat hun zo in de weg zat toen ze op school Frans of Duits kregen. Was het nou “un pipe” of “une pipe”? “Das Gabel” of “der Gabel”? Bij het gebruik van een vreemde taal vraagt genus vaak nogal wat aandacht. In de eigen moedertaal, daarentegen, is genus een buitengewoon onopvallend verschijnsel. Als je van jongs af aan al Nederlands hebt gesproken, dan sta je bijvoorbeeld niet stil bij het feit dat “huis” een het-woord is, en “hypotheek” een de-woord — tijdens een gesprek over het kopen van een huis komt er gewoon vanzelf vaak “het huis” of “de hypotheek” uit. Zonder moeite, en doorgaans zonder fouten. En als je gesprekspartner toch eens per ongeluk “het hypotheek voor de huis” zegt, dan hoor je dat meestal meteen, zonder dat je expliciet op zulke spreekfouten zat te letten.
Taalpsychologen maken graag een probleem van dingen die voor een moedertaalspreker juist onproblematisch zijn. Zo ook voor genus. Hoe komt het bijvoorbeeld dat Nederlandstalige sprekers die — naar we mogen aannemen — eigenlijk alleen maar ideeen willen overbrengen, de daarvoor benodigde woorden geheel automatisch van schijnbaar overbodige genus-annotaties voorzien? Waarom zeggen ze niet gewoon “de hypotheek” en “de huis”? Hoe weten deze sprekers eigenlijk dat “hypotheek” een de-woord is, en “huis” een het-woord? Hebben ze dat gewoon voor elk van minstens duizenden zelfstandig naamwoorden uit het hoofd geleerd? Of kunnen ze het wellicht afleiden uit andere eigenschappen van die woorden? Hoe kunnen ze die kennis zo snel tijdens het spreken mobiliseren, als je bedenkt dat de gemiddelde spreker zo’n 2 tot 3 woorden per seconde produceert? En wat hebben de toehoorders (of de lezers) eigenlijk aan al die extra informatie?
De rol van genus tijdens het lezen
In mijn promotie-onderzoek heb ik geprobeerd om een aantal van deze vragen althans ten dele te beantwoorden. Allereerst heb ik onderzocht of mensen tijdens het lezen wellicht sneller een zelfstandig naamwoord herkennen als ze kort daarvoor informatie over het genus van dat woord hebben gekregen. Wordt “huis” bijvoorbeeld sneller gelezen na het goede lidwoord “het” dan na het foute lidwoord “de” of het neutrale lidwoord “een”? Zo ja, dan zou dat een aanwijzing kunnen zijn dat men wel degelijk iets heeft aan al die genus-informatie in de taal — in het Nederlands wordt een zelfstandig naamwoord immers regelmatig voorafgegaan door een genus-gemarkeerd lidwoord (“de/het”), aanwijzend voornaamwoord (“deze/dit” “die/dat”) of adjectief (bijv. “rode/rood”).
Nu is het natuurlijk niet zo dat een lezer met voorkennis over het genus van een volgend woord meteen ook weet wat dat woord zal zijn. Maar uit eerder onderzoek is bekend dat tijdens het herkennen van een woord als “huis” in eerste instantie ook een groot aantal redelijk gelijkende alternatieven worden overwogen, waaronder bijvoorbeeld “buis”, “luis”, “huls”, en “huig”. In deze — overigens geheel onbewuste — fase van het woordherkenningsproces zou een lezer de voorkennis van het genus kunnen gebruiken om in een klap alvast een flink aantal rivalen uit te schakelen, om daarmee sneller op het uiteindelijk juiste woord te kunnen uitkomen.
Maken lezers in de praktijk nu ook gebruik van deze mogelijkheid? Waarschijnlijk niet. De resultaten van drie experimenten laten zien dat voorkennis over het genus van een geschreven woord niet meetbaar helpt bij de herkenning van dat woord, ook al was de onderzoeks- techniek zodanig dat een tijdswinst van slechts enkele milliseconden al zou zijn opgemerkt. Lezers lijken op dit vlak dus niets aan genus te hebben. Of dit ook geldt voor toehoorders valt overigens nog te bezien. Recent Italiaanstalig onderzoek suggereert namelijk dat genus wel degelijk een bijdrage kan leveren aan de herkenning van gesproken woorden, tenminste, in die taal. Voor het Nederlands is daar helaas nog niets over bekend.
Het gebruik van genus tijdens het spreken
Het tweede deel van mijn promotie-onderzoek was gericht op de vraag hoe mensen tijdens het spreken het genus van een te gebruiken woord uit hun geheugen halen. We weten inmiddels redelijk veel over hoe sprekers precies de klank van een woord als “huis” uit het ‘mentale lexicon’ ophalen. Maar als ze “het huis” of “een klein huis” willen zeggen hebben ze ook het genus nodig. Hoe komen ze daar zo snel aan?
Recent taalpsychologisch onderzoek leek te suggereren dat het genus van een woord veel sneller kon worden gevonden als de spreker het genus van datzelfde woord kort tevoren al eens eerder had gebruikt. Zo’n effect van herhaling op de korte termijn zou volgens de betrokken onderzoekers met name handig zijn bij het produceren van anaforische expressies. Daarin wordt immers regelmatig opnieuw het genus van de antecedent gemarkeerd — denk bijvoorbeeld aan “Toen ik het huis van binnen bekeken had, vond ik het toch niet zo mooi meer”. Zou het misschien zo kunnen zijn dat sprekers, wellicht analoog aan de PC op uw buro, een soort ‘disk-caching’ mechanisme in hun hoofd hebben? Een mechanisme dat het genus van een zojuist gebruikt woord een tijdje beschikbaar houdt, voor het geval dat de spreker het binnenkort nog eens nodig heeft?
In vijf experimenten heb ik deze hypothese verder onderzocht. Hoewel de eerste resultaten haar leken te ondersteunen, bleek uit verder onderzoek dat ze toch niet kon worden gehandhaafd. Zo waren sprekers die zojuist bijvoorbeeld “klein huis” en “kleine ster” hadden gezegd niet sneller in het vervolgens produceren van “het huis” en “de ster” dan sprekers die eerder alleen maar “huis” en “ster” hadden gezegd. Met andere woorden: voor het uitspreken van een genus-gemarkeerde NP (“het huis”) maakte het niet uit of het zelfstandig naamwoord kort daarvoor samen met zijn genus was gebruikt (“klein huis”) of dat alleen het zelfstandig naamwoord (“huis”) kort daarvoor was gebruikt. Al met al lijkt er dus geen speciaal geheugen-mechanisme te bestaan om de spreker te helpen bij het produceren van genus-gemarkeerde anaforische expressies.
Het Nederlandse genus-systeem
De twee zojuist beschreven onderzoeksprojekten vormen samen de kern van mijn proefschrift. Maar om taalpsychologisch onderzoek naar genus te kunnen doen moet je natuurlijk ook het een en ander weten over genus als taalkundig verschijnsel, en met name ook over genus in het Nederlands. Je hoort bijvoorbeeld wel eens dat er “meer de-woorden als het-woorden zijn”, maar hoe sterk is die asymmetrie nu eigenlijk? En wat zegt de verhouding tussen het aantal de- en het-woorden in het woordenboek eigenlijk over hun verhouding in een representatief stuk Nederlandse tekst? Een statistische analyse (gewoon woordjes tellen) in de CELEX Nederlandse lexicale database geeft op beide vragen een indicatief antwoord. Een andere kwestie die ik relatief uitvoerig in mijn proefschrift behandel is in hoeverre een moedertaalspreker het genus van de woorden in zijn of haar taal kan afleiden uit andere eigenschappen van die woorden, zoals hun betekenis (de meeste bloemen worden benoemd met een de-woord) of morfologie (bijna elk woord dat eindigt op “-isme” of “-aat” is een het-woord). De vraag die hierbij centraal staat is niet zozeer of dergelijke regelmatigheden bestaan — dat doen ze — maar of sprekers er daadwerkelijk gebruik van maken.
Wat mij als moedertaalspreker (en taalpsycholoog) misschien wel het meest heeft verrast toen ik mij in de taalkundige literatuur verdiepte was dat het spontaan gesproken Standaard Nederlands inmiddels nog maar twee genera kent: onzijdig (het-woorden) en commuun of niet-onzijdig (de-woorden). Net als veel andere taalpsychologen die in Nederlandse taal hun onderzoek doen dacht ik in eerste instantie dat het er drie waren: mannelijk, vrouwelijk, en onzijdig. Nu begrijp ik dat dit het resultaat is van een soort “Groeneboekjeskomplot”, een nationaal komplot dat al eeuwenlang tot doel heeft het oorspronkelijk drieledige genus-systeem van de Middeleeuwen op kunstmatige wijze in vooral de schrijftaal in leven te houden. Zo leer je nog eens wat!
Mijn proefschrift verschijnt eind januari, en kan besteld worden bij de Uitgeverij KU Nijmegen, Comeniuslaan 4, Nijmegen (024-3612073), of bij mijzelf. Het kost Fl. 25,- exclusief verzendkosten. ISBN: 90-373-0321-8
Jos van Berkum
Max Planck Instituut voor Psycholinguistiek
Postbus 310, 6500 AH Nijmegen
(024-3521911, berkum@mpi.nl)
(5)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Wed, 3 Jan 1996 15:16:20 +0100
From: Geert Verleyen <Geert.Verleyen@rug.ac.be>
Subject: Rec: 9601.05: Bespreking 'Grammatica in Gebruik' (1995) van Bakx, Jetten en Korebrits door Geert Verleyen
BS Hieronder volgt de bespreking van ‘Grammatica in Gebruik’ door Geert Verleyen, welk boek door uitgeverij Intertaal aan Neder-L werd aangeboden ter recensering (zie Neder-L-artikel 9511.09).
BS Hopelijk zullen ook andere uitgeverijen hun boeken ter bespreking naar Neder-L sturen.
BS Ter (korte) introductie van Geert Verleyen het volgende. Hij heeft als licentiaat in de Germaanse Filologie, hoofdvak Nederlands, als leraar kennis van diverse onderwijsvormen. Sinds 1 januari 1995 is hij wetenschappelijk medewerker aan de Vakgroep Nederlandse Taalkunde van de Universiteit Gent (op het gebied van fonologie). Sinds oktober is hij ook opnieuw leraar Nederlands aan Franstaligen aan een Brusselse talenschool (Institut Superieur de Traducteurs et Interpretes).
BS
BS Ben Salemans.
Bespreking van ‘Grammatica in Gebruik’
Auteur(s) : Jose Bakx, Martine Jetten, Liesbeth Korebrits
Titel : Grammatica in gebruik. Nederlands voor anderstaligen. Leer- en oefenboek
Jaar : 1995
Uitgeverij: Intertaal, Amsterdam/Antwerpen
Omvang : 160 pp., incl. register, antwoorden bij de oefeningen en appendices
Prijs : fl. 32,75
ISBN : 90 5451 0579
Onderwerp : ‘Grammatica in gebruik’ is een leer- en oefenboek voor hoger opgeleide anderstaligen met een redelijke basiskennis van het Nederlands. Het boek gaat uit van het gebruik van grammaticale structuren. Daarnaast worden regels gegeven voor de vorm en waar nodig voor de woordvolgorde en spelling.
‘Grammatica in gebruik’ is een nieuwe basisgrammatica van het Nederlands. De inleiding van dit boek werpt een licht op de bedoelingen van de drie auteurs: een leer- en oefenboek voor volwassenen met een middelbare of hogere vooropleiding. De behandelde onderwerpen sluiten aan bij het niveau van beginners en halfgevorderden. Het boek wil een hulpmiddel zijn bij een basismethode Nederlands. Het kan in de klas en thuis voor individueel gebruik geraadpleegd worden.
Wie deze grammatica van naderbij bekijkt, merkt dat hij een opmerkelijke grammaticacursus in de handen heeft. Zo wordt de titel van elk van de veertien hoofdstukken als een ondubbelzinnige vraag gepresenteerd. Hoofdstuk twee, bijvoorbeeld, kreeg als titel ‘Hoe beschrijf ik het heden?’ mee, een vraag waar vast iedere student mee zit. Het antwoord wordt dan helder uiteengezet in een of meerdere paragrafen. Alleen in hoofdstuk zeven (‘Hoe verwijs ik naar een persoon, ding, plaats of handeling?’) doet de vraag nogal overspannen en kunstmatig aan, het antwoord is –zoals de vraag doet vermoeden– vrij verwarrend.
Een ander pluspunt is de opbouw van de paragrafen. Die bestaan namelijk uit een aantal vaste onderdelen: voorbeeldtekst, gebruik, vorm, opmerkingen en indien nodig ook commentaar over de woordvolgorde. Deze structuur biedt een aangenaam houvast voor leraar en leerling. Handig zijn de oefeningen aan het einde van het hoofdstuk, waamee de student zijn vaak moeizaam verworven kennis kan testen. Een antwoordenlijst zal zijn laatste twijfel wegnemen.
Bovendien vallen –alweer in positieve zin– de voorbeeldtekstjes en voorbeeldzinnen op. Elk hoofdstuk bestrijkt namelijk een lexicaal veld. In hoofdstuk twee staat ‘eten’ in de kijker, hoofdstuk zeven belicht ‘kleding’ enz. Voor de leraar die zijn eigen cursus mag of (door specifieke noden van zijn publiek) moet ontwerpen is deze lexicale structurering een waar ‘gefundenes Fressen’.
Verder hebben de auteurs geen moeite gespaard om zelfstudie te vergemakkelijken. We vinden een inleiding met uitleg over grammaticale termen en nog een aantal nuttige lijsten (onregelmatige werkwoorden, scheidbare werkwoorden en werkwoorden met een vast voorzetsel). In dit opzicht verbaast het toch wel dat er gekozen werd voor de Nederlandse en niet voor de uit het Latijn overgenomen (dus meer internationale) terminologie. Voor vele anderstaligen (en zeker die met een kennis van een andere grote Europese taal) zijn termen als ‘onvoltooid tegenwoordige tijd’ en ‘lijdend voorwerp’ moeilijker te verteren dan ‘presens’ en ‘direct object’. Een lijst van die termen met vertalingen in vijf talen is dan wel weer opgenomen.
Het mag duidelijk wezen dat dit opmerkelijk originele en helder gestructuurde leer- en oefenboek meer geworden is dan een opsomming van woordsoorten en hun plaats en functie in de zin. Deze methode, die uitgaat van het gebruik van grammaticale structuren, geeft tegelijk vrijheid en een veilig houvast. De beperking tot veertien grammaticale hoofdstukken enerzijds en de gevraagde voorkennis anderzijds herleiden echter de doelgroep tot wat in het jargon ‘false beginners’ heet en ‘halfgevorderden’.
Bakx, Jetten en Korebrits zullen met deze grammatica aan dat eerder beperkte publiek een grote dienst bewijzen. Ze verdienen, om het met een rapportcijfer uit te drukken, minstens 8 op 10.
(6)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Thu, 11 Jan 1996 01:01:14 +0100 (MET)
From: Ben Salemans <B.Salemanslet.kun.nl> Subject: Med: 9601.06: Hulp gewenst bij onderzoek watermerk en bij formaat 'In-6'
In de druk K/W van Lanseloet van Denemerken, gedrukt rond 1500 te Keulen, die zich in de Herzog August Bibliothek in het Duitse Wolffenbuettel bevindt, is op een waarschijnlijk incorrecte plaats een blanco pagina ingevoegd. Dat is vermoedelijk bij een restauratie gebeurd. Op die blanco pagina is een duidelijk watermerk te zien. Dit watermerk staat min of meer afgedrukt in Piccards Wasserzeichen, in deel XII, I 499 (op blz. 106) en in deel XIV, II 132 + 133 (op blz. 206). Piccard geeft als plaats en datum: Celle, plm. 1668. Die datum sluit natuurlijk mooi aan bij mijn vermoeden dat die blanco pagina niet contemporain is, maar is daar natuurlijk geen keihard bewijs voor.
Er is echter een probleem — vandaar ook dat ‘min of meer’: aan de onderkant van het watermerk in Piccard staan de initialen “M F” terwijl in de K/W-druk de initialen “H T F” (of “H I F”?) zijn. Voor de rest lijken de watermerken sprekend op elkaar. Nu ben ik niet zo’n watermerk-deskundige, maar je zou gaan denken dat M.F. en H.F. familie van elkaar zijn: vader en zoon F.? Toen de een overleed nam de ander het papierschepraam over, waarbij hij wel de initialen van het watermerk aanpaste. In de drukkerswereld konden drukkersvignetten (houtgravures) door verschillende drukkers worden gebruikt. Toen bijvoorbeeld de van origine Leuvense drukker Jacob Bathen in 1557, of iets later, overleed, nam zijn broer of zoon Jan Bathen, ook drukker, een drukkersvignet van hem over. Dus waarom zou iets dergelijks ook niet met het schepraam van M.F. en H.F. gebeurd kunnen zijn?
Graag zou ik willen weten welke stappen ik verder kan ondernemen om de datering en lokalisering van het H.F.-watermerk te achterhalen. Weet iemand wellicht iets meer over de geschiedenis van de papiermolen(s) te Celle, in de buurt van Hannover? (Of zal ik maar direct te rade gaan bij de stadsarchieven van Hannover?) Schroom ook niet aan mij te melden wanneer ik bepaalde ‘basale’ werken over het hoofd heb gezien.
Voorts nog een vraag verbonden aan de K/W-druk. Deze druk bevat katernen van 6 bladen (ofwel 12 bladzijden): een ‘in-6’ formaat? Dit formaat ben ik nog nooit eerder tegengekomen. Het formaat wordt evenmin vermeld in de bijbel der bibliografie, Philip Gaskells ‘A New Introduction to Bibliography’ (Oxford, 1979). Moet ik dit formaat beschouwen als een van origine ‘in-8’ waarvan twee (onbedrukte) bladen zijn afgesneden?
Ben Salemans <B.Salemans@let.kun.nl>
P.S.: Toen ik enkele dagen geleden weer eens kon bladeren in die mooie watermerkverzamelingen van Piccard, Briquet, etc. in Bijzondere Leeszaal IV van de Nijmeegse UB, bedacht ik me dat het natuurlijk wel heel fraai zou zijn als dergelijke internationale watermerk-verzamelingen via Internet/WWW toegankelijk gemaakt zouden kunnen worden. Wellicht is daar een Europees (of Zwitsers?) projectpotje voor te vinden?
-Einde-------------------- Neder-L, no. 9601.a --------------------------
Laat een reactie achter