Subject: | Neder-L, no. 9603.b |
From: | Ben Salemans |
Reply-To: | Elektronisch tijdschrift voor de neerlandistiek |
Date: | Sun, 24 Mar 1996 23:42:23 +0100 |
Content-Type: | text/plain |
********************* *-------------------------- Neder-L, no. 9603.b -----------ISSN-0929-6514-* | ************************************************************ | | * Neder-L, elektronisch tijdschrift voor de neerlandistiek * | | ************************************************************ | | | | Onderwerpen in dit bulletin: | | ============================ | | (1) Ont: 9603.11: Ontvangen boek, ter recensering aangeboden: Ann | | Marynissen. De flexie van het substantief in het | | 13de-eeuwse ambtelijke Middelnederlands | | (2) Col: 9603.12: *Nieuw:* Column Marc van Oostendorp: Neder-Net, no. 1 | | (3) Col: 9603.13: Column Willem Kuiper, no. 24: "Hoe mooi is Ysabele | | van Endi?" | | | | Informatie over Neder-L: | | ======================== | | Algemene informatie opvragen over Neder-L: stuur mail naar | | listserv@nic.surfnet.nl met daarin de boodschap: GET NEDER-L INFO | | Abonnement nemen op Neder-L: stuur mail naar listserv@nic.surfnet.nl | | met als boodschap: SUB NEDER-L | | Oude Neder-L-bulletins opvragen: stuur mail naar listserv@nic.surfnet.nl| | met daarin een boodschap als: GET NEDER-L LOG9206 | | (resultaat: logboek met Neder-L-artikelen van juni '92 wordt gestuurd)| | Gopher-toegang tot Neder-L: alle oude en nieuwe Neder-L-bulletins zijn | | via Gopher in te zien op gopher.nic.surfnet.nl, in de directory | | SURFnet informatie/LISTSERV archieven (nic.surfnet.nl)/NEDER-L | | WWW-toegang tot Neder-L: | | http://www.nic.surfnet.nl/nlmenu/tijdschriften/tijdschriften.html | | Algemene URL, voor direct contact vanuit Internet/Gopher/WWW: | | gopher://hearn.nic.surfnet.nl:70/11/1.%20LISTSERVs%20public | | %20archives%20on%20hearn.nic.surfnet.nl/Neder-L | | (Geen spatie tussen "20public" en "%20archives" plaatsen.) | | Neder-L wordt ook verspreid via de Internet-newsgroup bit.lang.neder-l | | Bijdrage voor Neder-L opsturen: stuur mail naar neder-l@nic.surfnet.nl | | (dit geldt ook voor Internet-gebruikers die bijdragen willen leveren) | *-------------------------- --------------------------* *********************
(1)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Fri, 22 Mar 1996 20:18:34 +0100 (CET)
From: Ben Salemans <B.Salemans@let.kun.nl>
Subject: Ont: 9603.11: Ontvangen boek, ter recensering aangeboden: Ann Marynissen, De flexie van het substantief in het 13de-eeuwse ambtelijke Middelnederlands.
Heden ontving ik ter bespreking in Neder-L het proefschrift van Ann Marynissen <ann.marynissen@arts.kuleuven.ac.BE>:
Ann Marynissen. De flexie van het substantief in het 13de-eeuwse ambtelijke Middelnederlands. Belgisch Interuniversitair Centrum voor Neerlandistiek. Studies op het gebied van de Nederlandse taalkunde, nr. 2. Leuven (Peeters), 1993, 487 blz. ISBN 90-6831-791-1. Het boek kan worden besteld bij uitgeverij Peeters, Bondgenotenlaan 153, B-3000 Leuven. Het kost 1400 BEF.
Neder-L-abonnees die dit boek wensen te ontvangen en toezeggen binnen een maand een korte beschrijving/recensie van het boek naar Neder-L te sturen, kunnen dat via een e-mail-bericht (B.Salemans@let.kun.nl) aan mij laten weten.
Auteurs en uitgevers die op soortgelijke wijze via Neder-L (met enkele duizenden lezers) de aandacht willen vestigen op hun pas verschenen boeken op het terrein van de neerlandistiek (taalkunde, filologie, letterkunde, literaire werken, etc.) kunnen die sturen naar het hieronder vermelde adres. Boeken worden niet geretourneerd aan de auteurs of uitgevers, ter voorkoming van administratieve rompslomp.
Ben Salemans
Weezenhof 8373
6536 CG Nijmegen
(2)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Tue, 19 Mar 1996 22:56:15 +0100
From: Marc van Oostendorp <oostendo@euronet.NL>
Subject: Col: 9603.12: Column Marc van Oostendorp: Neder-Net, no. 1
Neder-Net, no. 1
Bijna vier jaar geleden stuurde Ben Salemans het eerste nummer van Neder-L de wereld in. Aan het Internet viel voor de doorsnee neerlandicus op dat moment nog maar weinig plezier te beleven. Met de elektronische post konden sommigen misschien eens een bericht sturen naar een collega vijfentwintig kilometer verderop, en een enkeling had zelfs een abonnement op een van de Engelstalige verzendlijsten Humanist of Linguist. Maar meer was er niet. In andere takken van wetenschap, zoals de sterrenkunde of de deeltjesfysica, was uitwisseling van ongepubliceerde papers al gemeengoed. De Neerlandistiek en de meeste andere geesteswetenschappen staken daar op zijn zachtst gezegd schraal bij af. Veel geleerden wisten nauwelijks wat het Internet was.
De tijden zijn veranderd. Er zijn maar weinig mensen die niet op zijn minst een vage notie hebben van het begrip ‘Internet’. Sterker nog, het begrip maakt onderdeel uit van een heus publiek debat. Iets meer dan een week geleden opende NRC Handelsblad zelfs voor het eerst in zijn geschiedenis met een artikel over het Internet, toen een onderzoeksbureautje het complete rapport Van Traa publiceerde en daarmee een monopolie van de SDU doorbrak.
Deze publieke belangstelling heeft ook gevolgen voor ons vak. Overal duiken ineens initiatieven op die voor Neerlandici interessant zijn. Weliswaar worden de meeste van die initiatieven door geen enkele officiele instantie gesteund — over die officiele instanties zijn regelmatig uitvoerige jammerklachten in Neder-L lezen — maar ze zijn er toch maar en ze zijn soms behoorlijk interessant.
De ellende van het Internet is alleen dat veel dingen zo moeilijk te vinden zijn. Er is geen centrale catalogus, er is geen bibliografisch apparaat. Er is niets om je aan vast te klampen. Het is daarom de bedoeling van deze nieuwe column in Neder-L om nieuwe initiatieven te signaleren en te bespreken. Neder-L had al een overzicht van de ‘gewone’ gedrukte tijdschriften. Vanaf nu heeft het ook een dergelijk overzicht voor elektronische publikaties. Niet alleen op het gebied van het Internet overigens — als er ooit nog eens een CD-ROM uitkomt met de ANS erop, of met de verzamelde gedichten van de rederijkers, dan zal ik dat ook melden.
‘Signaleren en bespreken’, schreef ik zojuist. Dat zijn inderdaad twee verschillende werkwoorden en deze rubriek zal dan ook telkens uit twee delen bestaan. In het eerste deel bespreek ik een bepaalde interessante Internet-plaats in enig detail. Zo’n plaats kan interessant zijn om de vorm, omdat het bepaalde mogelijkheden van het nieuwe medium voor de taal- en letterkunde demonstreert, of vanwege de inhoud.
In het tweede deel van de rubriek geef ik een kort overzicht van nieuwe initiatieven op het Internet. Alle adressen die ik binnenkrijg en die een paar minimale toetsen van bereikbaarheid en relevantie doorstaan, worden in dit deel van de column opgenomen. Ik wil de lezers graag oproepen, nieuwe adressen aan me door te geven. Mijn e-mailadres is oostendo@euronet.nl. De volgende keer hoop ik dan al een uitgebreider ‘signalement’ te kunnen aanbieden.
Ik schrijf deze column op persoonlijke titel. Vorig jaar ben ik in Tilburg gepromoveerd op een onderwerp uit de fonologie en als AiO uit dienst getreden. Sindsdien ben ik ‘op wachtgeld’, zoals dat een onderzoeker van mijn generatie betaamt. In de zomer van het vorig jaar ben ik begonnen met het Project Laurens Janszoon Coster in de Digitale Stad Amsterdam (http://www.dds.nl/~ljcoster). Helaas is dit particuliere initiatief nog steeds de grootste verzameling Nederlandstalige teksten tot +/- 1920 die op het Web te vinden is. Helaas zal het dat nog wel even blijven ook.
Voor individuele auteurs ontstaan er overigens hier en daar wel interessante andere projekten. Het best bedeeld is op dit moment ongetwijfeld Paul van Ostaijen. Het herdenkingsjaar is van verschillende kanten aangegrepen om het werk van de Antwerpenaar in elektronische vorm te brengen. Dat is niet zo vreemd, gezien het feit dat deze auteur tot de jongsten behoort van wie het werk rechtenvrij is. Bovendien was Van Ostaijen zelf natuurlijk geinteresseerd in typografische experimenten. Dan zijn er altijd mensen die willen proberen wat er van die experimenten overblijft op een beeldscherm.
De fraaiste pagina’s tot nu toe gewijd aan een Nederlandstalige auteur, zijn dan ook in Antwerpen gemaakt. In het kader van het jublieumjaar ‘Paul Van Ostaijen 100’ heeft de gemeente een groep jonge mensen de opdracht gegeven een elektronisch monument voor de dichter te bouwen. Inhoudelijk blijkt het meeste werk gedaan door de jonge onderzoeker Geert Buelens van de UIA. Het resultaat mag er zijn. Er is een omvangrijke selectie gemaakt van Van Ostaijens eigen werk, zowel de poezie als het verhalend en het kritisch en autobiografisch proza. Daarnaast is er ook veel kritische reflectie te vinden op het werk door een groot aantal auteurs, van Du Perron tot Erik Spinoy. Buelens zelf heeft bovendien een korte biografische schets geschreven.
‘Paul Van Ostaijen 100’ is al met al een voorlopige model-editie geworden, het beste en het mooiste wat er in het Nederlandstalig taalgebied te vinden is. Een probleem hierbij is wel dat een en ander misschien iets te mooi is gemaakt. De computer wordt daardoor wel behoorlijk traag. Ik heb herhaalde malen kontakt gezocht, maar meestal moest ik het kontakt na een tijdje zelf verbreken zonder erg veel inhoud gezien te hebben, gewoon omdat het me allemaal te lang duurde.
Een alternatief is dan om Van Ostaijen van een diskette te lezen. De nieuwe Amsterdamse uitgeverij Album legt zich geheel toe op elektronische uitgaven. Eerder kwam ze met een elektronische roman van de schrijver en journalist G.J. van Schoonhoven en nu heeft ze dus een diskette ‘Paul van Ostaijen Elektries’ uitgebracht. De diskette bevat vrijwel al het dichtwerk en een kleine selectie uit het proza. Deze diskette ziet er zeer fraai en verzorgd uit. Typograaf Piet Boddaert heeft speciaal een letter ontworpen die beter leesbaar is op een beeldscherm en de opgenomen gedichten uit Bezette Stad zijn zelfs omgezet in amusante animaties.
Inhoudelijk is de diskette helaas wat minder sterk. Hij bevat alleen de teksten, in een beetje onduidelijke editie en zelfs met een paar storende fouten. Er is geen achtergrondinformatie, er zijn geen noten of verwijzingen naar andere literatuur. Het is tamelijk lastig om in de teksten te zoeken of zelfs van een gedicht uit de ene bundel direkt door te gaan naar een gedicht in een andere bundel of zelfs verderop in dezelfde bundel. Bovendien zijn alle teksten omgezet in een nogal ongenaakbaar formaat. De teksten die men in Antwerpen op het Internet heeft geplaatst, kan de onderzoeker probleemloos binnenhalen en dan eventueel omzetten naar WordPerfect of een andere tekstverwerker, om er bijvoorbeeld zijn eigen zoekfunctie op toe te passen. In het geval van deze diskette is dat helaas onmogelijk. De uitgeverij Album lijkt met de diskette vooral een algemeen lezerspubliek voor ogen gehad te hebben, die de teksten alleen een keer voor zijn plezier van het beeldscherm wil lezen. Er valt alleen passief te consumeren. Maar dat is dan ook een grote vreugde.
Ook de Antwerpse site lijkt overigens als eerste bedoeling te hebben de dichter aan een groter publiek te presenteren. Dat hebben de twee initiatieven dus met elkaar gemeen. Voor de literatuurwetenschapper is er misschien nog steeds weinig georganiseerd op het Web — maar voor de liefhebber valt er in ieder geval al wel genoeg plezier te beleven.
Signalement
Paul van Ostaijen 100: http://www.atms.be/pvo/index.html
Informatie over de uitgave van Van Ostaijen bij Album:
http://www.album.nest.nl/osta1.html
Meer informatie over Van Ostaijen op het Internet:
http://www.dds.nl/~ljcoster/ostaijen
The Lexicon of Linguistics:
http://wwwots.let.ruu.nl/~Hans.Leidekker/ll_d.html
Marc van Oostendorp
Donderbergweg 173
6043 JC Roermond
0475-323388/http://www.euronet.nl/users/oostendo/
(3)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Sun, 24 Mar 1996 21:37:56 +0100 (MET)
From: Willem Kuiper <Willem.Kuiper@let.UVA.NL>
Subject: Col: 9603.13: Column Willem Kuiper, no. 24: "Hoe mooi is Ysabele van Endi?"
Hoe mooi is Ysabele van Endi?
Nadat Walewein zijn oom, koning Artur, beloofd heeft voor hem het Zwevende Schaakspel te bemachtigen is hij via koning Wonder, de bezitter ervan, doorverwezen naar koning Amoraen. Die namelijk is in het bezit van het Zwaard met de Twee Ringen, en tegen dat wapen wil koning Wonder het schaakspel wel ruilen.
Op de burcht Ravenstene wordt Walewein door koning Amoraen als een wereldberoemdheid ontvangen. Amoraen kent hem nog van toen hij zijn bruid, de dochter van de koning van Ierland, ophaalde en met haar koning Arturs hof bezocht. Helaas, na een decenniumlang gelukkig huwelijk is zijn vrouw overleden. Walewein komt als geroepen.
‘Zeg maar wat ik voor u doen kan’, biedt ‘Der Avonturen Vader’ aan. En dan stelt koning Amoraen Walewein het Zwaard met de Twee Ringen in het vooruitzicht op voorwaarde dat hij voor hem een missie vervult. Walewein hapt niet dadelijk toe, hij vraagt het zwaard eerst te mogen zien. Het zwaard wordt gehaald, maar koning Amoraen durft het niet uit de schede te trekken. Dat is te gevaarlijk. Van de vorige eigenaar weet hij dat het Zwaard met de Twee Ringen spontaan mensen aanvalt en alleen hanteerbaar is door de beste ridder ter wereld.
‘Een klein stukje maar’, vraagt Walewein. En dan gebeurt het wonder: als Amoraen het zwaard een klein stukje uit de schede trekt, springt het er uit eigen beweging uit, gaat voor Walewein staan, en buigt voor hem. Het is duidelijk, als er iemand is die het zwaard verdient dit zwaard te dragen dan is het Walewein.
‘OK’, zegt Walewein, ‘ik wil het hebben. Zeg maar wat ik doen moet.’ Dan vertelt koning Amoraen dat Walewein voor hem prinses Ysabele van Endi moet halen, op wie hij zijn zinnen heeft gezet. Volgens mensen die haar kennen is er geen mooiere of betere (jonk)vrouw. Krijgt hij haar niet dan zal hij zeker sterven.
Vervolgens komt koning Amoraen met een ‘descriptio’, een beschrijving van haar uiterlijk volgens de regels van de ars poetica:
3420 Nu willic doen bekinnen
Hare scoonhede uut ende uut.
Wit alse die snee heift soe die huut
Ende heet joncfrouwe Ysabele.
Soe hevet mere scoonheden tharen deele
3425 Danne Venus doet, die godinne,
Die ghebod heift over de minne.
Soe es scoonre danne Olympias
Die keyserinne te Rome was.
Soe es scoonre vele sonder sparen
3430 Danne die twalef vrouwen waren,
Die ghescreven zijn te Rome binnen.
Dit waren die .xij. godinnen,
Daer men of telt ende saghet
Ende hare scoonheit achter lande draget
3435 Om lof ende om prijs tontfane.
Soe es vele scoonre, na minen wane,
Danne Ysaude no Elene,
Noch die scone Torabene.
Soe es scoonre vele danne Verghine
3440 Ofte joncfrouwe Barbeline.
Noch Ysaude van Yerlant,
Noch Ysaude metter Witter Hant
Nes niet so scone als Ysabele.
Haar vader is koning Assentijn. Hij heeft haar opgeborgen in het verre Endi, in een kasteel dat oninneembaar is, omgeven door twaalf muren met elk vier keer twintig torens. Tussen elke muur stroomt een rivier. De poorten die van koper en metaal zijn, en met ijzer en staal beslagen, worden bewaakt door vier keer twintig poortwachters. Kortom, daar valt — zoals men hier in de Zaan wel zegt — met geen pet naar te gooien.
In het hart van Endi verblijft Ysabele in een lusthof waarin allerlei welriekende bomen, bloemen en kruiden groeien. Maar ook is er een holle gouden boom, door mensenhanden gemaakt, met gouden blaadjes en daaraan gouden belletjes, die rinkelen als er met blaasbalgen lucht doorheen geperst wordt, en met gouden vogeltjes die, als er lucht doorheen geblazen wordt, kunnen zingen. Al was je dodelijk gewond, hoorde je die vogeltjes zingen dan was je genezen. Ook is er een bron die zijn water krijgt van een uitlopertje van een rivier uit het Aards Paradijs. Al was je 500 jaar oud, een druppel uit die bron en je bent weer 30!
De afgelopen maanden heb ik de Walewein weer eens herlezen in combinatie met wat er de afgelopen jaren over deze oorspronkelijke Middelnederlandse Arturroman geschreven is, met name het prachtige boek van mijn Utrechtse collega Bart Besamusca: Walewein, Moriaen en de Ridder metter Mouwen. Intertekstualiteit in drieMiddelnederlandse Arturromans. Hilversum <Verloren> 1993. Dit in het kader van een voordracht die ik mocht houden in de serie avondcolleges over middeleeuwse auteurs, gegeven in het P.C. Hoofthuis te Amsterdam.
Mijn probleemstelling was: hoe verdraagt het moderne intertekstuele denken zich tot het referentiekader van Penninc en Pieter Vostaert, de auteurs van de Walewein, en hun publiek? Wat weten we van hun literaire horizon? Welke teksten kenden zij, en hoe? Van lezen, van horen zeggen?
Wat heeft dat Walewein-publiek van ca. 1250/60/70 zich voorgesteld bij de beschrijving van de schoonheid van Ysabele?
Haar naam moet het publiek bekend zijn voorgekomen. Misschien heeft men gedacht aan Isabella van Aragon (1243-1271), eerste echtgenote van Philip III, le Hardi (1245-1285), die van 1270 tot 1285 koning van Frankrijk was, en indirect dus ook koning van Vlaanderen. Dankzij mijn romanistieke collega Jelle Koopmans weet ik dat Philip in 1262 met Isabella van Aragon huwde. Als zij in 1271 stierf duurde hun huwelijk (op zijn middeleeuws gerekend) 10 jaar.
Endi is het land achter Babylonie. Erdoorheen stroomt de Ganges, een van de vier rivieren die ontspringen in het Paradijs. Het is in dit land waar Caym zijn toevlucht zocht toen hij zijn abele broer vermoord had en waar hij de eerste burcht bouwde. <Terzijde, m.i. moeten in de versregels 5948 en 5950 de woorden ‘enden’ en ‘ende’ geinterpreteerd worden als verbogen vormen van Endi.>
Hoewel daarover met geen woord gerept wordt, moet Endi een Saraceens rijk zijn en Ysabele een Saraceense prinses. Dit staat echter haaks op de manier waarop de burcht Endi omschreven wordt, namelijk als het hemelse Jeruzalem. Die twaalf muren staan voor de twaalf apostelen, en misschien moeten we bij de vier keer twintig torens aan de vier evangelisten denken. Overigens, twintigtallen zijn volstrekt a-typisch voor de Arturroman, ze komen uit de wereld van de Karelepiek.
Nogal pikant, de beste ridder ter wereld gaat een Saraceense prinses ontvoeren uit een namaakparadijs dat trekken van het hemelse Jeruzalem vertoont.
Terug naar het vergelijkingsmateriaal. Olympias is nimmer keizerin van Rome geweest, het is de moeder van Alexander de Grote. Mooi was ze zeker. Toen de verdreven Egyptische koning Neptanabus haar zag, was hij niet meer te houden. Hij vermomde zich als een god in de gedaante van een draak en aldus uitgedost besteeg hij haar in de troonzaal ten overstaan van gans het hof. Jacob van Maerlant zal deze verwekking van Alexander de Grote zowel in zijn Alexanders Geesten als in de Spiegel Historiael tot in details navertellen.
De twaalf godinnen van Rome kan ik vooralsnog niet duiden. Geen flauw idee wie daarmee bedoeld worden. Zelfs Marco Mostert kon mij niet helpen. Wel heb ik in de Spiegel Historiael het exempel gevonden van de keizerin van Rome, die heel erg mooi was, en bij afwezigheid van haar echtgenoot zich tegen de ongewenste intimiteiten van haar zwager beschermde door hem in een hoge toren op te sluiten.
Ysaude en Elene leveren weinig problemen op. Ysaude kan moeilijk anders geduid worden dan als Ysaude van Ierland, het meisje dat koning Marc van Cornwall begeerde en dat voor hem door Tristan opgehaald werd. Helaas voor allen worden Tristan en Ysaude onderweg verliefd op elkaar, evenals Walewein en Ysabele.
Elene is Helena van Sparta, de echtgenote van koning Menelaos, die door de Trojaanse prins Paris ontvoerd werd. Zij was de beloning voor Paris’ oordeel: Venus als mooiste onder de godinnen.
Wie Torabene is — mogelijk Corabene, de ‘c’ en de ’t’ zijn in het middeleeuwse schrift soms niet van elkaar te onderscheiden — en waar zij vandaan komt? Ik weet het niet. Het suffix -bene doet denken aan ‘bien’, ‘cora’ aan ‘core’ dat is lopen. Als je het mij vraagt is het een paardenaam: Goede Loper?
Voor Verghine geldt hetzelfde. Onvindbaar. Ook als je weet dat ‘ver’ hetzelfde is als ‘vrouwe’. Het is verleidelijk aan de Chastelaine de Vergi te denken, maar was die toen al bekend? De Middelnederlandse (Brabantse) vertaling in het Hulthemse handschrift is gedateerd 1325. De Vlaamse versie in de Gentse fragmenten zal ouder zijn. Maar hoe oud? Hoe dan ook, in de Oudfranse Chastelaine de Vergi (ca. 1240 volgens de Utrechtse romanist Rene Stuip) wordt de borchgravinne niet als een exemplarische schoonheid beschreven.
Jonkvrouw Barbeline stelt ons ook voor raadsels. Deze middeleeuwse Barbie kan niet teruggevonden worden in de repertoria. Is haar naam een afleiding van Barbara? In de Legenda Aurea komt in de toegevoegde legenden die van de heilige Barbara voor. Ten tijde van keizer Maximianus leefde er een zeer vermogend edelman in Nicomedia, Dioscorus geheten. Deze had een dochter Barbara die ongelooflijk mooi was en daarom sloot hij haar op in een heel hoge toren. Of hebben wij te maken met een afleiding van ‘barbe’: Jonkvrouw Baardje!?
Het meest concreet zijn de verwijzingen naar Ysaude van Ierland en Ysaude met de Witte Handen. Deze lijken direct ontleend aan de roman van Tristan en Isolde. Ysaude is dezelfde als de hierboven genoemde Ysaude, de jonkvrouw die koning Marc begeerde, maar die de minnares van diens neef Tristan werd. Ysaude met de Witte Handen is de vrouw die Tristan huwt nadat hij zich vrijwillig in ballingschap begeven heeft naar Bretagne. Maar waarom de herhaling? Wist Penninc niet dat Ysaude dezelfde was als Ysaude van Ierland?
Zetten we alles wat we van Ysabele weten op een rijtje dan is er mijns inziens maar een conclusie: de klok horen luiden. Penninc, de eerste Walewein-auteur is met een groot bord langs het buffet van de middeleeuwse literatuur gelopen en heeft daar allerlei lekkere hapjes uitgezocht.
Wij, literair-historici, kunnen in een aantal gevallen dankzij tekstedities en repertoria de herkomst van die lekkere hapjes traceren, en dat is buitengewoon belangrijk voor onze kennis van het literair bedrijf in de Middeleeuwse Nederlanden. Maar dat het publiek al luisterend — een niet te onderschatten inspanning — deze soms wel, vaak niet en meestal half kloppende referenties aan andere teksten in een andere taal en uit een ander milieu intertekstueel kon begrijpen, wil er bij mij niet in.
Ik zal niet zo ver gaan te beweren dat de Oudfranse Arturromans zich tot de Middelnederlandse verhouden als Jacques Brel tot Andre Hazes, maar u begrijpt waar ik heen wil. M.i. is de Walewein geen roman voor het Vlaamse hof, geen spiegel van hoofsheid, geen literaire reactie op het negatieve Walewein-beeld in de Oudfranse Lancelot en Prose, maar een superieure kasteelroman, geschreven voor een overwegend jeugdig, stedelijk, semi-aristocratisch, patricisch publiek, dat letterkundig nauwelijks onderlegd was, onder het motto: beter goed gejat dan slecht geimiteerd. Zo luidde ook de titel van mijn voordracht, en niemand in de zaal die wist dat ik die titel van Heintje Simons ‘geleend’ had.
Willem.Kuiper@Let.UvA.NL
-Einde-------------------- Neder-L, no. 9603.b --------------------------
Laat een reactie achter