Subject: | Neder-L, no. 9606.a |
From: | Ben Salemans |
Reply-To: | Elektronisch tijdschrift voor de neerlandistiek |
Date: | Wed, 12 Jun 1996 15:13:01 +0100 |
Content-Type: | text/plain |
********************* *-Vijfde-jaargang---------- Neder-L, no. 9606.a -----------ISSN-0929-6514-* | | | ************************************************************ | | * Neder-L, elektronisch tijdschrift voor de neerlandistiek * | | ************************************************************ | | | | Onderwerpen in dit bulletin: | | ============================ | | (1) Red: 9606.01: Enkele opmerkingen over de toekomst van Neder-L: | | WWW/HTML-opmaak; meer columns en verscheidenheid; | | instelling redactieraad; alleen Nederlandstalige | | artikelen | | (2) Rub: 9606.02: Rubriek 'Uit de STCN', no. 2: Gerrit van Spaan, De | | schermschool der huislieden; verschenen in 1700 bij | | Pieter de Mooy | | (3) Med: 9606.03: Medievistendag, vrijdag 28 juni, Aula Koninklijke | | Bibliotheek, Den Haag | | (4) Vra: 9606.04: Gezocht: literatuur over gebruik van het Nederlands | | in software | | (5) Rea: 9606.05: De 8e Interdisciplinary Conference on Netherlandic | | Studies, 12 tot 15 juni, New York (nav Vra: 9605.09) | | (6) Med: 9606.06: Juniorendag van de Anela, Nederlandse Vereniging voor | | Toegepaste Taalwetenschap op 13-12-96: Call for papers| | (7) Vra: 9606.07: Zommerkursen Nederlands in Nederland of Belgie | | (8) Med: 9606.08: Programma TABU-dag 1996 (14 juni) | | (9) Med: 9606.09: Nieuw op WWW: bibliografie van Maarten 't Hart, | | Hubert Lampo en Gerard Reve | |(10) Sym: 9606.10: Programma symposium WCHTSALT, over taalverwerving, | | Utrecht, 28-29 juni | |(11) Rec: 9606.11: Recensie van 'De flexie van het substantief in het | | 13de-eeuwse ambtelijke Middelnederlands', dissertatie | | van Ann Marynissen, door Tanneke Schoonheim | |(12) Rec: 9606.12: Recensie van 'Het Journaal van Bontekoe. Bibliografie | | 1646-1996', red. Garrelt Verhoeve & Piet Verkruijsse, | | door J.A. Gruys: Wie lazen schipper Bontekoe? | | | | Informatie over Neder-L: | | ======================== | | Algemene informatie opvragen over Neder-L: stuur mail naar | | listserv@nic.surfnet.nl met daarin de boodschap: GET NEDER-L INFO | | Abonnement nemen op Neder-L: stuur mail naar listserv@nic.surfnet.nl | | met als boodschap: SUB NEDER-L | | Oude Neder-L-bulletins opvragen: stuur mail naar listserv@nic.surfnet.nl| | met daarin een boodschap als: GET NEDER-L LOG9206 | | (resultaat: logboek met Neder-L-artikelen van juni '92 wordt gestuurd)| | Gopher-toegang tot Neder-L: alle oude en nieuwe Neder-L-bulletins zijn | | via Gopher in te zien op gopher.nic.surfnet.nl, in de directory | | SURFnet informatie/LISTSERV archieven (nic.surfnet.nl)/NEDER-L | | WWW-toegang tot Neder-L: | | http://www.nic.surfnet.nl/nlmenu/tijdschriften/tijdschriften.html | | Algemene URL, voor direct contact vanuit Internet/Gopher/WWW: | | gopher://hearn.nic.surfnet.nl:70/11/1.%20LISTSERVs%20public | | %20archives%20on%20hearn.nic.surfnet.nl/Neder-L | | (Geen spatie tussen "20public" en "%20archives" plaatsen.) | | Neder-L wordt ook verspreid via de Internet-newsgroup bit.lang.neder-l | | Bijdrage voor Neder-L opsturen: stuur mail naar neder-l@nic.surfnet.nl | | (dit geldt ook voor Internet-gebruikers die bijdragen willen leveren);| | de bijdrage moet Nederlands(talig) zijn | *-------------------------- --------------------------* *********************
(1)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Wed, 12 May 1996 02:14:14
From: Ben Salemans <B.Salemans@let.kun.nl>
Subject: Red: 9606.01: Enkele opmerkingen over de toekomst van Neder-L: WWW/HTML-opmaak; meer columns en verscheidenheid; instelling redactieraad; alleen Nederlandstalige artikelen
Beste mensen,
Met het verschijnen van dit Neder-L-bulletin 9606.a is de vijfde jaargang ingeluid. De start in juni 1992 was aarzelend: in de eerste maanden zag ik mij zo nu en dan zelfs gedwongen om eigen bijdragen onder pseudoniem met een vals e-post-adres in Neder-L te plaatsen. Maar nu begint dit elektronisch blad redelijk vaste voet aan de grond te krijgen. Het tijdschrift wordt thans naar 740 abonnees gestuurd, terwijl duizenden mensen het via Internet-netnews en -archieven lezen.
Dat is geen reden om tevreden achterover te leunen. Neder-L is vooral nog een elektronisch mededelingenblad. Niks mis mee. Maar ik zou er graag een ‘echt’ tijdschrift van willen maken, waarin ook artikelen van niveau worden gepubliceerd. Dat moet mogelijk zijn, want steeds meer ‘voorname’ neerlandici sturen gedegen bijdragen naar neder-l@nic.surfnet.nl. Waarvan de recensies in dit nummer mogen getuigen.
Hoe kan Neder-L nu een ‘echt’ tijdschrift voor de neerlandistiek worden? In mijn eentje kan ik dat in elk geval niet bewerkstelligen.
Enkele gedachten:
a. WWW/HTML-formaat.
Over enige tijd (dat proefschrift, he) zal Neder-L ook in Web-formaat worden opgemaakt. Vrees niet, Neder-L blijft in zijn huidige, primitieve, vorm bestaan en zal ook zo blijven worden verstuurd naar de abonnees. Maar de huidige platte- ASCII-opmaak heeft zijn beperkingen. Zo is een van de nadelen dat bulletins met langere artikelen niet vlug doorgebladerd kunnen worden. Dit nummer, bijvoorbeeld, is wel erg lang en kan niet gemakkelijk gelezen in worden. Dit bezwaar kan door publikatie op het Internet-Web worden weggenomen. Op het Web zijn de grafische (etc.) mogelijkheden natuurlijk ook beduidend beter.
b. Meer columns en meer verscheidenheid.
De artikelen/bijdragen in Neder-L beslaan nog niet het hele vak- gebied van de neerlandistiek: letterkunde vanaf 1600 tot heden, taalbeheersing, vakdidactiek, etc., komen er maar bekaaid vanaf.
Uit reacties van lezers maak ik op dat de columns geliefd zijn. Ik zal daarom proberen het aantal vaste rubrieken uit te breiden. Laat mij a.u.b. weten als u ervoor voelt om een keer per maand of per twee maanden een column te schrijven. Zeker als die een van de genoemde braakliggende terreinen betreft.
c. Instelling (publicerende) vakinhoudelijke redactieraad.
Om kwaliteitsartikelen beter te kunnen laten beoordelen en te kunnen verwerven zal een redactieraad worden ingesteld. Tevens bewaakt de raad de algemene kwaliteit van Neder-L.
Nadeel van zo’n raad kan zijn dat er een vertraging in de publikatie van Neder-L-bulletins kan optreden. Dat moet voorkomen worden, omdat sommige bijdragen nu eenmaal niet te lang op publikatie kunnen wachten. Ik denk hierbij aan de volgende aanpak:
– Twee (of, bij een groot aanbod, drie) Neder-L-bulletins per maand via mail versturen EN opmaken in WWW/HTML-formaat.
– Elk nummer krijgt vaste onderdelen: 1. mededelingen & aankondigingen; 2. columns; 3. tijdschriftenoverzicht (dus niet langer meer in een apart bulletin, maar gespreid over de twee nummers per maand); 4. artikelen.
– De eerste drie onderdelen neem ik voor mijn rekening, samen met mijn Neder-L-metgezel Roland de Bonth en een mogelijk ‘verse’ kracht. Voor de beoordeling van de kwaliteit van onderdelen 1 en 3 zijn wij, hoop ik, mans/mens genoeg. En de columnisten genieten zoveel vertrouwen dat hun stukken evenmin eerst de goedkeuring van de redactieraad behoeven. Maar natuurlijk mag de redactieraad de redactie op de vingers tikken. Hun goede raad zal uiteraard niet in de wind worden geslagen.
– Hulp van de redactieraad is vooral geboden bij de beoordeling van artikelen. En bij de verwerving daarvan. Wellicht is het zinnig om van redactieraadsleden te verlangen dat zij minstens een keer per jaar zelf een artikel schrijven. Voorts bewaakt de redactieraad natuurlijk de kwaliteit van Neder-L in al zijn facetten.
d. Alleen Nederlandstalige artikelen/bijdragen.
Dit punt heeft geen zwaar gewicht, maar wil ik toch even aan de orde stellen. Lezers van een tijdschrift voor de neerlandistiek mogen daarin vooral Nederlandstalige artikelen verwachten. Dat hoef ik, hoop ik, niet te beargumenteren. Kopij in het Engels of een andere vreemde taal, loopt de geheide kans, om, zelfs zonder opgaaf van reden, niet worden geplaatst in Neder-L. Dat ‘zonder opgaaf van reden’ is niet arrogant bedoeld: maar het kost vaak veel tijd om bepaalde Engelse bijdragen die vanuit het Internet naar Neder-L worden gestuurd beargumenteerd te weigeren. Deze wellicht wat botte maatregel gaat vanaf het volgende nummer in.
Wordt vervolgd. Graag verneem ik reacties op de hier gepresenteerde idee”en. Aanmeldingen van nieuwe columns/columnisten zie ik graag tegemoet.
Groet van Ben Salemans
(2)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Mon, 03 Jun 1996 13:50:06 +0100 (MET)
From: Paul Dijstelberge <DISTEL@rulub.LEIDENUNIV.NL>
Subject: Rub: 9606.02: Rubriek 'Uit de STCN', no. 2: Gerrit van Spaan, De schermschool der huislieden; verschenen in 1700 bij Pieter de Mooy
Uit de STCN, no. 2
Deze keer een onderbelicht boek: ‘De schermschool der huislieden’ van Gerrit van Spaan, verschenen in 1700 bij Pieter de Mooy. Veel van het proza dat we tegenwoordig narratief-fictioneel noemen (en dat terug te vinden is in de bibliografie van Gieles & Plak) is van een onvoorstelbare saaiheid. Wie de moeite neemt om een blik te werpen in ‘De doorluchtige daden van Jan Stront’, zal zien wat ik bedoel. De benepenheid en kleinburgerlijkheid (als die al bestond rond 1700) walmt je tegemoet. Gerrit van Spaan is van een heel ander kaliber. Hij kan uitstekend schrijven (ik vind hem leuker dan de veel geroemde Weyerman), hij heeft gevoel voor humor en hij is belezen. Deze eigenschappen tillen zijn werk uit boven de rest.
Bij het doorbladeren (collationeren) viel mijn oog onder meer op een curieuze verwijzing naar Bredero. De hoofdpersoon arriveert in een herberg:
Hier op begonde den boer ook en liedje te spelen, op de wijs van
Arent, Pieter, Gijzen, en Meeuwis, Jaap en Leen,
En Klaasje, en Kloentje die trokken t’zamen heen
Na ’t Dorp van Vinkeveen, enz.
Literaire verwijzingen, een fake uitgevers-catalogus, nogal wat gesprekken over contemporaine literatuur en reisverhalen. En alles met vaart geschreven door een Rotterdamse banketbakker.
Het enige exemplaar is in de Leidse UB en heeft de signatuur 1106 H 21
Met vriendelijke groet,
Paul Dijstelberge
(3)=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Thu, 06 Jun 1996 10:45:36 +0200
From: Onderzoekschool Medievistiek <OZSMED@let.RUG.NL>
Subject: Med: 9606.03: Convocatie Medievistendag, vr 28 juni 1996, Aula Koninklijke Bibliotheek, Den Haag
*-------------------------------------------*
| |
| Medievistendag |
| vrijdag 28 juni 1996 |
| |
| Aula Koninklijke Bibliotheek |
| Den Haag |
| |
*-------------------------------------------*
In samenwerking met de Vlaamse Werkgroep Medievistiek organiseert de Onderzoekschool Medievistiek opnieuw een ‘Medievistendag’, waarop medievisten uit Nederland en Vlaanderen elkaar kunnen ontmoeten en kunnen kennisnemen van ontwikkelingen op het gebied van de middeleeuwse studies in de Nederlanden.
Evenals vorig jaar is niet gekozen voor een centraal thema. De lezingen zijn gegroepeerd rondom de drie brandpunten van de middeleeuwse cultuur, namelijk klooster, stad en vorstenhof. Op deze wijze kan de grote verscheidenheid van het medievistische onderzoek in Nederland en Vlaanderen aan bod komen.
Tijdens de dag is er volop gelegenheid voor ontmoeting en kennismaking. Tevens kan men zich tijdens de pauzes op de hoogte stellen van het medievistisch onderzoek dat momenteel door Vlaamse en Nederlandse promovendi wordt verricht. Dit onderzoek zal door middel van posters worden gepresenteerd.
Locatie
De Medievistendag zal worden gehouden in de aula van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag, Prins Willem-Alexanderhof 3. De Koninklijke Bibliotheek bevindt zich direct naast het Centraal Station in Den Haag.
Deelname
De Medievistendag is gratis toegankelijk voor allen die verbonden zijn aan de Nederlandse Onderzoekschool Medievistiek of de Vlaamse Werkgroep Medievistiek of op enigerlei andere wijze betrokken zijn bij het medievistisch onderzoek in de Nederlanden.
Informatie
Nadere informatie is te verkrijgen bij de postdocs van de onder- zoekslijnen van de school:
dr A. Janse, RUL, Vakgroep Geschiedenis, Doelensteeg 16, 2311 VL Leiden, tel. 071-5272716, e-mail ajanse@rullet.leidenuniv.nl;
dr R.M.J. Meens, UU, Vakgroep Geschiedenis, Kromme Nieuwegracht 66, 3512 HL Utrecht. tel. 030-2536465, e-mail rob.meens@let.ruu.nl;
dr E.L. Saak, RUG, Vakgroep Mediaevistiek, Oude Boteringestraat 23, 9700 AS Groningen, tel. 050-3637269, e-mail saak@let.rug.nl.
Inschrijving
U kunt zich voor de Medievistendag opgeven bij het secretariaat van de Onderzoekschool Medievistiek, t.a.v. drs L.M. de Ruiter, Postbus 716, 9700 AS Groningen, e-mail ozsmed@let.rug.nl, tel. 050-3636040, o.v.v. naam, universiteit, adres, telefoonnummer.
Presentatie van promotie-onderzoek
Op speciaal verzoek van de aan de school verboden aio’s en oio’s is ook dit jaar weer een posterpresentatie in het programma opgenomen. Deze staat open voor alle onderzoekers, zowel Nederlandse als Vlaamse, die bezig zijn met promotie-onderzoek. Elke promovendus kan in Den Haag een eigen poster presenteren tijdens de koffie- en theepauze (2 x 45 min.) Voor het maken van deze poster hoeft u slechts een korte tekst te leveren, waarin u het publiek in max. 2000 woorden op uw onderzoek attendeert – een advertentie als het ware. Boven deze tekst plaatst u een aansprekende kop, onder de tekst uw naam en (indien van toepassing) de vakgroep van het instituut waaraan u bent verbonden. Gelieve de tekst aan te leveren op flop in WP of MS-WORD. Tevens vragen we u om een of twee afbeeldingen bij te leveren (liefst in zwart-wit, zodat zij gekopieerd kunnen worden). Stuur uw materiaal uiterlijk 17 juni a.s. naar ondergetekenden. Zij zorgen dan voor de verdere produktie en de ophanging van de posters. De posters zullen op A2-formaat worden gepresenteerd.
Het is de bedoeling dat u gedurende de beide pauzes bij uw poster aanwezig bent om geinteresseerden informatie te verschaffen over uw onderzoek. Omdat er op de poster maar weinig ruimte is voor tekst, verdient het aanbeveling om zelf een samenvatting van uw onderzoek op A4 te maken, voorzien van naam en adres. Zo kunt u ook de echte liefhebbers terwille zijn. De produktie en vermenigvuldiging van deze aanvullende informatie latem wij geheel aan uw verantwoordelijkheid over. Wij hopen dat de presentatie een succes wordt en rekenen op uw medewerking.
Met vriendelijke groet,
Kaj van Vliet, Oranje Nassaulaan 53, 3523 VP Utrecht, 030-3888303 Wendelien van Welie-Vink, Prinses Mariestraat 7D, 2514 KC Den Haag, 070-3659953
Programma
10.00 ontvangst en koffie
10.40 opening door prof. dr A.A. MacDonald, directeur Onderzoekschool Medievistiek
10.45 prof. dr Frits van Oostrom (RUL)
‘Goede tiden, slechte tiden’. Medievistiek in Nederland
11.30 pauze
12.15 prof. dr Mayke de Jong (UU)
Het klooster als gevangenis
12.45 lunch
14.00 dr Peter Stabel (UGent)
Nieuwe ontwikkelingen in de stadsgeschiedenis: het sociaal-economisch leven in de laatmiddeleeuwse stad
14.30 prof. dr Arjo Vanderjagt (RUG)
Bourgondische samenhang: Literatuur, ridderschap, politiek (geillustreerd aan de hand van twee 15de-eeuwse teksttradities)
15.00 pauze
15.30 parallelsessies (driemaal twee lezingen)
Klooster
– drs Albrecht Diem (UU)
Tussen spiritualiteit en wereld: de kloosterregels van Caesarius en Aurelianus van Arles
– dr K. Heene (UGent)
Eva tussen kloostermuren. Karolingische hagiografen over de vrouw
Stad
– drs Kaj van Vliet (UvA)
Ecclesia civilis: zielzorg als graadmeter voor vroege verstedelijking
– drs Ed van der Vlist (RUL)
Wie woont waar? Bronnen voor de bewoningsgeschiedenis van middeleeuws Leiden
Hof
– drs Jan Veenstra (RUG)
Hofastrologie omstreden: Sociale en intellectuele aspecten van een vroeg vijftiende-eeuws Bourgondisch debat over waarzeggerij en magie
– dr Gerard Nijsten
Hofcultuur in Gelre: hofgeleerden of geleerden aan het hof?
16.30 pauze
17.00 prof. dr M. Smeyers (KUL)
Verluchte handschriften voor hof, klooster en stad ten tijde van de opkomst der boekdrukkunst
17.45 borrel
(4)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Mon, 20 May 1996 13:45:17 +0300
From: Arie Oudman <arie@oudman.pp.FI>
Subject: Vra: 9606.04: Gezocht: literatuur over gebruik van het Nederlands in software
Is iemand bekend met literatuur verschenen over het gebruik van de Nederlandse taal in software? Ik denk aan bijvoorbeeld woordkeuze en grammatica. Graag de reakties sturen naar arie@oudman.pp.fi
Arie Oudman, Lingsoft OY, Helsinki, Finland
(5)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Thu, 23 May 1996 11:58:06 -0400 (EDT)
From: "johanna c. prins" <jp32@columbia.EDU>
Subject: Rea: 9606.05: De achtste Interdisciplinary Conference on Netherlandic Studies, 12 tot 15 juni, New York (n.a.v. Vra: 9605.09)
BS In Vra: 9605.09 vroeg Jan Bosmans <lucerna@pophost.eunet.be> om nadere informatie over een ‘Congres Nederlandse Cultuur New York’. Ludovic Beheydt uit Louvain-la-Neuve (beheydt@etne.ucl.ac.be) en J.M.J. Sicking uit Groningen (Sicking@let.rug.nl) attendeerden mij erop dat het hier gaat om de ‘Interdisciplinary Conference on Netherlandic Studies’ van 12 tot 15 juni in New York. Beiden adviseerden mij om nadere informatie over de conferentie te vragen bij Anneke Prins, professor aan Columbia University. Hieronder druk ik haar bijdrage af over de conferentie af. Ik dank Beheydt en Sicking voor hun inspanningen en informatie.
BS Ben Salemans.
De achtste Interdisciplinary Conference on Netherlandic Studies vindt plaats van 12 tot 15 juni in New York. De conferentie vindt plaats in verschillende locaties op verschillende dagen, nl. op Columbia University op woensdagavond en donderdag, op vrijdag op de CUNY Graduate School, en op zaterdag in het Institute of Fine Arts van New York University (drie universiteiten die vaak door elkaar gehaald worden, maar zeer beslist apart zijn).
De openingszitting wordt gevolgd door een lezing van Frits Pieter van Oostrom uit Leiden. Op vrijdag spreekt Lieve Joris over haar recente werk. Beide sprekers zijn uitgenodigd dankzij een subsidie van de Nederlandse Taalunie. Op vrijdag leest ook Arnon Grunberg voor uit recent werk. Verder zijn er ongeveer 30 zittingen met drie lezingen over Taal- en Letterkunde, Kunstgeschiedenis, Geschiedenis, en een panel over “language and gesture in dance.”
Registratie voor de conferentie kost 45 dollar. Op dit moment zal het waarschijnlijk niet meer mogelijk zijn om logies in een studentenhuis van Columbia te organizeren, maar suggesties voor hotels kunnen eventueel gestuurd worden.
Voor inlichtingen wende men zich tot Anneke Prins, jp32@columbia.edu of Timothy Stevens, jtsjj@cunyvm.cuny.edu
johanna c. prins
jp32@columbia.edu
(6)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Wed, 05 Jun 1996 15:06:49 +0100 (MET)
From: Edith Schouten <U216130@VM.UCI.KUN.NL>
Subject: Med: 9606.06: Juniorendag van de Anela, Nederlandse Vereniging voor Toegepaste Taalwetenschap op 13 december 1996: Call for papers
Juniorendag Toegepaste Taalwetenschap: Call for papers
Doe je onderzoek naar taalgebruik, taalverwerving, taalonderwijskunde, taal en techniek of bedrijfscommunicatie? Ben je student, net afgestudeerd of promovendus? Houd dan een lezing, of verzorg een posterpresentatie over je onderzoek op de juniorendag van de Anela (Nederlandse Vereniging voor Toegepaste Taalwetenschap)!
De juniorendag is dit jaar op vrijdag 13 december, op de Katholieke Universiteit Nijmegen.
Meld je aan voor het verzorgen van een lezing of poster door voor 12 september een inschrijfformulier en een samenvatting van max. 200 woorden (op diskette, met 4 uitdraaien) te sturen naar: Gertjan Hakkenberg, Vakgroep Taal en Spraak, KUN, Postbus 9103, 6500 HD Nijmegen (mail: Hakkenberg@let.kun.nl)
Voor meer info en inschrijfformulieren:
Bregje Holleman / Monique Mulder tel: 030-2536068
mail: Bregje.Holleman@let.ruu.nl / Monique.Mulder@let.ruu.nl
(7)=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Sun, 26 May 1996 17:24 +0300
From: Israel Turevsky <rabin@www-mail.huji.ac.IL>
Subject: Vra: 9606.07: Zommerkursen Nederlands in Nederland of Belgie
Hoe kan ik informatie krijgen over de zommerkursen van de Nederlandse taal in Nederland of in Belgie dese zommer?
ISRAEL
(8)=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Wed, 29 May 1996 17:34:38 +0200
From: Roel Jonkers, vakgroep Nederlands, RUG <JONKERS@let.RUG.NL>
Subject: Med: 9606.08: Programma TABU-dag 1996 (14 juni)
Beste Neder-L-lezer,
hierbij ontvangt u het programma voor de TABU-dag 1996. De TABU-dag vindt ook dit jaar weer plaats in het Harmoniecomplex van de Rijksuniversiteit Groningen, waar de Faculteit der Letteren is gehuisvest. De lezingen worden allemaal gehouden in de zalen van het gebouw links van het hoofdgebouw van het Harmoniecomplex (Uurwerkersgang: T10, T11 en T12).
In het programma kunt u lezen in welke zalen de lezingen worden gehouden. Graag willen wij u alvast attenderen op de lezing van onze gastspreker, Guglielmo Cinque. Deze lezing kan door iedereen worden bijgewoond en zal worden gehouden van 14.00 tot 15.00 uur (in zaal 41 van het Harmoniegebouw). Voor meer informatie kunt u zich wenden tot de organisatoren:
Roel Jonkers, Paulien Rijkhoek en Astrid Sleiderink,
Vakgroep Nederlands/Taalwetenschap, Rijksuniversiteit Groningen
Oude Kijk in ’t Jatstraat 26
9712 EK Groningen
telefoon: (050) 3635977/ 3637481/ 3637443
e-mail: jonkers@let.rug.nl/ rijkhoek@let.rug.nl/ sleideri@let.rug.nl
PROGRAMMA TABU-DAG
14 juni 1995
10.00-10.30
Zaal T10 Ferdinand de Haan en Rogier Nieuweboer: Aspectogenese in een Nederduits dialect
Zaal T11 Mark de Vries en Jan-Wouter Zwart: A Kaynean analysis of relative clauses in Dutch
Zaal T12: Jorn Veenstra: Verbaal werkgeheugen in zinsverwerking
10.30-11.00
Zaal T10 Reitze Jonkman: Het tweetalige gesprek Fries/Nederlands als een speciaal type codewisseling
Zaal T11 Joao Costa: Scrambling and defocusing in Portuguese
Zaal T12: Laurie Stowe: Is there a specifically syntactic working memory?
11.00-11.30 koffie
11.30-12.00
Zaal T10 Eric Hoekstra: Over zinsgrens en spreektaal: een tweede soort syntax?
Zaal T11 Romke Egbers: Man bijt hond. Over een model van de geest en zinsontleders
Zaal T12: Inge Zwitserlood: Classifiers in de Nederlandse Gebarentaal
12.00-12.30
Zaal T10 Michael Cysouw: ‘Ik’ tegenover de rest
Zaal T11 Hinke Zetstra: Interpretatie van universele kwantoren
Zaal T12: Marjolijn Verspoor: Meaning extension principles
12.30-14.00 lunch
14.00-15.00
Zaal H41 Guglielmo Cinque: Towards a universal hierarchy of functional heads (and specifiers)
15.00-15.30 thee
15.30-16.00
Zaal T10 Jan-Wouter Zwart: Feature movement and asymmetric verb movement
Zaal T11 Jack Hoeksema: In dagen, maanden, jaren, eeuwen
Zaal T12: Elly van Gelderen: Pseudo arguments
16.00-16.30
Zaal T10 Ron van Zonneveld: De visie van Sturm
Zaal T11 Ton van der Wouden: Gepolarizeerde hulpwerkwoorden
Zaal T12: Aran Elordieta: The internal structure of Basque nominalizations
16.30-17.00
Zaal T10 Andreas Kathol: Discontinuous lexical entries
Zaal T12: Marjon Helmantel: Where is ’there’ in Dutch
17.00 borrel
(9)=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Tue, 21 May 1996 13:27:01 +0000
From: Peter J. Large <p.j.large@appbiol.hull.ac.UK>
Subject: Med: 9606.09: Nieuw op WWW: bibliografie van Maarten 't Hart, Hubert Lampo en Gerard Reve
Nieuw op de WWW.
Bibliografie van drie moderne schrijvers in het Nederlands: Maarten ’t Hart, Hubert Lampo en Gerard Reve.
Een verzameling van data over de boeken van deze schrijvers, bestemd voor engelstalige lezers die helaas de werken van deze schrijvers niet kunnen lezen wegens een schaamtelijke gebrek aan vertalingen in het engels. Commentaar en suggesties tot verbetering zijn welkom. (Vooral informatie over vertalingen waar ik misschien niet op de hoogte van ben). De Bibliografie is te bekijken via URL:
http://www.hull.ac.uk/php/abspjl/Dutch/ModDut/Biblio.html
Peter Large.
(10)=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Fri, 31 May 1996 10:55:14 -0600 (CST)
From: Frank Wijnen <Frank.Wijnen@let.RUU.NL>
Subject: Sym: 9606.10: Programma symposium WCHTSALT, over taalverwerving, Utrecht, 28-29 juni
*-------------------------------------------------------------------* | | | WHAT CHILDREN HAVE TO SAY ABOUT LINGUISTIC THEORIES | | | | A Language Acquisition Symposium | | | | Organized by the Research Institute for Language and Speech, | | Utrecht University. | | to be held at Kromme Nieuwegracht 80, Utrecht, the Netherlands, | | June 28th-29th, 1996. | | | *-------------------------------------------------------------------*
***** Preliminary Programme *****
Friday June 28th
9:00 Coffee
9:30 Opening Statement
Peter Coopmans & William Philip (Utrecht University)
10:00 Children Checking Checking Theory. A Comparison of Case filter and Feature checking Approaches
Sonja Eisenbeiss and Martina Penke (University of Duesseldorf)
11:00 Coffee break
11:15 Wh in Situ: To Move or Not to Move?
Cornelia Hamann (University of Geneva)
12:15 Commentary
Nina Hyams (U.C.L.A)
13:00 Lunch
14:30 Subject Initial Verb Second as IP: Evidence from Subject/Non subject Asymmetries in the Acquisition of Verb Second in Mainland Scandinavian
Lynn Santelmann (University of Buffalo)
15:30 Tea Break
15:45 Superiority: Syntax or Semantic?
Juergen Weissenborn (Potsdam), Tm Roeper (UMass Amherst) and Jill de Villiers (Smith College)>
16:45 Commentary
Ken Wexler (M.I.T.)
17:45 Drinks etc.
Saturday June 29th
9:00 Avoid (Onset) Fricative and the Stress to Weight Principle in PhonologicalAcquisition: a Conspiracy Involving [ytnExt]
Heleen Lohuis Weber, Dominique Nouveau and Wim Zonneveld (Utrecht University)
10:00 The Acquisition of Markedness as the Promotion of Faithfulness Constraints: A Case Study in Onset Selection
Amalia Gnanadesikan (Rutgers University)
11:00 Coffee Break
11:15 Competence and Performance in Child Phonology
Mark Hale and Charless Reiss (Concordia University)
12:15 Commentary
Elan Dresher (University of Toronto)
13:15 Lunch
14:45 What Case Acquisition Data Have to Say about the Components of INFL
Carson Schuetze and Ken Wexler (M.I.T.)
15:45 Tea Break
16:00 Commentary and Overview of the Symposium
Eric Reuland (Utrecht University).
Registration fee: DFL. 60.00 (Faculty) 40.00 (Students)
PRE REGISTRATION IS STRONGLY ENCOURAGED! (preferably by e-mail)
For further information please contact the OTS/conference secretariat:
OTS, Trans 10, 3512 JK Utrecht, Netherlands
tel. +31 30 253 6006
fax. +31 30 253 6000
E mail: WCHTSALT@let.ruu.nl
(11)=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Tue, 28 May 1996 11:20:40 +0100 (MET)
From: Tanneke Schoonheim <tanneke@rulxho.leidenuniv.nl>
Subject: Rec: 9606.11: Recensie van 'De flexie van het substantief in het 13de-eeuwse ambtelijke Middelnederlands', dissertatie van Ann Marynissen door Tanneke Schoonheim
(Ter recensering aangeboden in Neder-L 9603.11)
Ann Marynissen: De flexie van het substantief in het 13de-eeuwse ambtelijke Middelnederlands. Een taalgeografische studie. Leuven, Peeters, [1996]. (Studies op het gebied van de Nederlandse taalkunde 2). ISBN 90-6831-791-1. (Prijs: 1400 BEF.)
Begin dit jaar verscheen de handelseditie van het in 1993 aan de universiteit van Leuven verdedigde proefschrift van Ann Marynissen over de flexie van het substantief in het dertiende-eeuwse ambtelijke Middelnederlands. In deze studie wordt aan de hand van een flinke materiaalverzameling die hoofdzakelijk gebaseerd is op het door M. Gysseling bijeengebrachte Corpus van Middelnederlandse teksten (tot en met het jaar 1300) een analyse gemaakt van de ontwikkeling van de substantiefflexie in de dertiende eeuw. Bij dit onderzoek heeft de computer een grote rol gespeeld.
Het boek bestaat uit drie delen. Ten eerste de Inleiding (p. 13-83), waarin het doel van het onderzoek, de status quaestionis, de uitgangspunten van de studie, het materiaal, de verwerking van het materiaal en de afbakening van de dialectgebieden uit de doeken worden gedaan. Daarop volgt de Corpusanalyse (p. 85-379), waarin achtereenvolgens de vocalische en de consonantische flexie aan de orde komen, elk onderverdeeld in de oorspronkelijke Westgermaanse flexieklassen. Het slothoofdstuk bevat uiteraard de Synthese (p. 381-413), waarin achtereenvolgens de Middelnederlandse flexie uit evolutief oogpunt (diachronie), de Middelnederlandse flexie synchroon beschouwd en de geografische differentiatie in het Middelnederlandse flexiesysteem aan de orde komen. Hierop volgen dan nog behalve de literatuurlijst een twaalftal bijlages die diverse aspecten van het onderzoek illustreren en een index.
De onderzoekshypothese luidt dat ‘het beperkte aantal nog ter beschikking staande formele elementen die met het lexeem verbonden zijn in de aanloop naar het Middelnederlands toe intern-dynamisch zo is herschikt dat het Middelnederlandse flexiesysteem een functioneel systeem vormde waarin de formele uitdrukking van de grammaticale categorieen die de flexie constitueren zoveel mogelijk gewaarborgd was.’ (p. 24). Een uitsluitend klankwettige ontwikkeling vanuit het Westgermaans zou een gedeeltelijk deficient systeem opleveren, vanwege het continue proces van verdoffing en afslijting bij de auslautfonemen. Door analogische herinterpretatie van de buigingsuitgangen ontwikkelde zich een nieuw zinvol systeem. Vooraf stelt de auteur een ideaal referentiesysteem op, de klankwettige voortzetting van de Westgermaanse taalfase. De gegevens uit de materiaalverzameling worden aan dit referentiesysteem gerelateerd en hierdoor kan inzicht verkregen worden in de opbouw van het dertiende-eeuwse systeem van de substantiefflexie. Hieruit kan dan weer worden afgeleid welke regulerende principes een rol hebben gespeeld in de totstandkoming van dit flexiesysteem. Een schematisch overzicht van het Westgermaanse flexiesysteem en het daaruit afgeleide ideale referentiesysteem voor het Middelnederlands zijn in de studie te vinden op p. 32 en 33. Het onderzoeksgebied is ingedeeld in zeven dialectgroepen: Vlaams-Zeeuws, Hollands, Brabants, Utrechts, Limburgs-Zuidnederrijns, Noordnederrijns en IJssellands, waarbij echter de laatste twee regio’s zwak bezet zijn met teksten. In bijlage 6 (p. 451) wordt deze indeling op een kaart geillustreerd.
De onomastische achtergrond van de auteur komt naar voren in het gebruik van naamkundig referentiemateriaal. Ter illustratie van bepaalde flexieverschijnselen zijn als bijlage 8-12 (eveneens met de computer vervaardigde) naamkaarten opgenomen, gebaseerd op een moderne Belgisch-Nederlandse achternamenverzameling. Het gebruik van moderne achternamen bij historisch-taalkundig onderzoek is mogelijk vanwege het feit dat de deflexie bij namen in de loop der tijden minder heeft toegeslagen dan bij de ‘gewone’ substantieven. Het al in de late middeleeuwen beginnende proces van het vast worden van de achternamen heeft vaak tot gevolg gehad dat de morfologische toestand uit die tijd tot op heden bewaard is gebleven. In deze achternamenverzameling beschikt de auteur over een onafhankelijke, aanvullende bron waartegen de resultaten van het onderzoek van het historische materiaal afgezet kunnen worden.
Voor het tellen van de taalfeiten worden vier verschillende methoden geschetst. De auteur kiest voor een telwijze waarbij alle vindplaatsen uit alle documenten worden meegerekend, inclusief die uit afschriften, vertalingen, vidimussen en falsificaties. De voornaamste argumenten voor deze keuze zijn dat bij andere telmethoden de hoeveelheid materiaal die overblijft te sterk gereduceerd wordt voor het doen van een gedegen, met percentages ondersteund, onderzoek (een nieuwe vindplaats brengt dan al gauw een grote procentuele verandering met zich mee) en het risico dat de uitzonderingen een te dominante rol gaan spelen ten opzichte van de normale vormen. Ik ben echter van mening dat het belangrijkste argument om bepaalde teksten op te nemen of juist uit te sluiten niet genoemd wordt, namelijk het al dan niet dertiende-eeuws zijn van een tekst. Vormen die zijn aangetroffen in een dertiende-eeuwse falsificatie zijn uiteraard even goede bewijsplaatsen voor de flexie van het dertiende-eeuwse substantief als vormen die gevonden zijn in een dertiende-eeuws origineel. Daarentegen horen vormen die uit een veertiende-eeuwse vertaling van een document uit 1254 afkomstig zijn (bijv. Corpus Gysseling, nrs. 13 en 14*) eigenlijk niet thuis in een onderzoek naar de dertiende-eeuwse substantiefflexie. Zoals de dorsale notities van na 1300 niet bij het onderzoek zijn betrokken, hadden voor de zuiverheid ook deze documenten en de niet-dertiende-eeuwse gedeelten van enkele andere teksten op eenvoudige wijze door de computer buiten beschouwing gelaten kunnen worden. De hele discussie over de voors en tegens van de diverse telmethoden wordt echter sterk gerelativeerd, wanneer de auteur aan de hand van enkele voorbeelden aantoont dat bij het gebruik van willekeurig welke van de andere telmethoden de resultaten van het onderzoek gelijk blijven, terwijl hooguit de percentages iets veranderen.
Voor dit soort onderzoek is de beschikking over een grote hoeveelheid materiaal een eerste vereiste. Daarnaast moeten de attestaties evenwichtig over de regio’s, de flexieklassen en de verschillende naamvallen zijn verspreid. Op grond van deze criteria zijn uit het hoofdbestand van circa 200.000 attestaties van substantieven, die, voorzien van een modern-Nederlands hoofdwoord en van gegevens met betrekking tot onder andere morfologie, datering en localisering, werden aangeleverd door het Instituut voor Nederlandse Lexicologie, ruim 125.000 vormen geselecteerd die voor analyse in aanmerking kwamen. Dit betreft niet alleen zeer frequent voorkomende substantieven, maar ook groepen van minder frequent aangetroffen substantieven die een gemeenschappelijk kenmerk hebben (bijv. het prefix ge- of het suffix -heid) of tot dezelfde semantische klasse behoren (bijv. die van de hoeveelheidswoorden). Alle geselecteerde vormen zijn vervolgens in het Corpus-Gysseling nagezocht en handmatig van een casus- en een numerusaanduiding voorzien en van verdere informatie die voor het onderzoek handig zou kunnen zijn (bijv. of het een simplex of een compositum betreft). Dit monnikenwerk is de pijler waar het hele onderzoek op rust en het is daarbij zaak om de attestaties op hun functie te beoordelen en niet op hun vorm. Het doel van het onderzoek is immers om inzicht te verkrijgen in de ontwikkeling van de flexievormen en hierbij moeten cirkelredeneringen uiteraard vermeden worden.
Bij de analyse van het materiaal wordt per substantiefklasse bekeken hoe de flexievorming er in de dertiende eeuw uit ziet. De verschillen met het ideale referentiesysteem worden aangegeven en zeer zorgvuldig worden de uitzonderingen op de gangbare dertiende-eeuwse flexie besproken, zodat een genuanceerd beeld ontstaat. Regelmatig blijkt een klasse uiteen te vallen in verschillende subklassen met een eigen gedragingswijze, bijv. persoons- en zaakaanduidingen bij de mannelijke a-stammen, of blijken substantieven uit een bepaalde klasse zich te hebben aangesloten bij het paradigma van een andere klasse, bijv. de neutrale ja-stammen bunder en mudde, die zich van hun stamgenoten onderscheiden door de flexie van de subklasse van de hoeveelheidswoorden (binnen de neutrale a-stammen) over te nemen.
Bij synchrone beschouwing van het dertiende-eeuwse flexiesysteem, waarvan op p. 400 een schema gegeven wordt, wordt een nieuwe indeling van de substantieven gemaakt in twee klassen met het auslautfoneem als indelingscriterium. Tot de vocalische klasse behoren de substantieven die in de nominatief singularis op een consonant eindigen en in de flexieuitgangen dus een vocaal hebben, tot de consonantische klasse behoren de substantieven die in de nominatief singularis op een sjwa eindigen en die dus in de flexieuitgangen een consonant hebben. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat het dertiende-eeuwse flexiesysteem met betrekking tot het numerusonderscheid nogal afwijkt van het ideale referentiesysteem. Horizontale analogie heeft ervoor gezorgd dat de singularis en de pluralis door een minimaal flexieverschil te herkennen zijn. Het geslacht van het substantief speelt daarbij eigenlijk geen rol meer. Er zijn zes patronen te onderscheiden, waarvan er vier aan geografische, semantische en fonologische restricties zijn gebonden.
Het formele onderscheid in de naamvallen blijkt in de dertiende eeuw sterk gereduceerd te zijn. De genitief singularis en de datief pluralis verschillen nog het vaakst van de andere naamvallen. Er blijken zes flexiepatronen voor de singularis over te zijn en vier voor de pluralis, die alle aan bepaalde restricties zijn gebonden. De reductie van de beschikbare flexieuitgangen voor het formeel kenmerken van de naamvallen wordt gecompenseerd door het toenemen van het gebruik van de perifrastische omschrijving met behulp van een voorzetsel. Om een indruk te krijgen hoezeer de dertiende-eeuwse substantiefflexie afwijkt van het klankwettige ideale referentiesysteem, was het misschien een goed idee geweest om het schema van p. 32 ook naast dat op p. 400 af te drukken, zodat de lezer in een oogopslag de verschillen had kunnen zien.
De twee belangrijkste regulerende principes bij de dertiende-eeuwse Middelnederlandse substantiefflexie zijn dat het numerusonderscheid bij voorkeur wordt uitgedrukt door middel van een formele markering aan het substantief zelf en dat een opeenvolging van twee onbeklemtoonde syllaben zoveel mogelijk wordt vermeden, waarbij de voorkeur uitgaat naar de afwisseling van een beklemtoonde en een onbeklemtoonde lettergreep.
Aan het eind van de Synthese wordt in de geografische differentiatie nog een samenvatting gegeven van de aangetroffen flexiekenmerken in de diverse regio’s (behalve de minder goed bedocumenteerde Noordnederrijn en het IJsselland), die een waardevolle en nuttige aanvulling op de Vormleer van Van Loey vormt. Hieruit blijkt dat de meeste geografische verschillen een oost-west-tegenstelling laten zien, met uitzondering van de e-apocope versus de e-syncope, die een noord-zuid-oppositie vertegenwoordigt.
De conclusie die rest na lezing van deze studie over de substantiefflexie in het dertiende-eeuwse ambtelijke Middelnederlands is dat het een heldere presentatie is van een degelijk uitgevoerd onderzoek op basis van een grote hoeveelheid betrouwbaar materiaal. Alle door de auteur genomen beslissingen worden uitgebreid verantwoord, zodat de lezer precies weet waar hij aan toe is. Naar mijn mening een echte aanwinst voor de studie van het Middelnederlands.
Tanneke Schoonheim
P.S. Voor diegenen die eventueel geinteresseerd zijn in het doen van taalkundig onderzoek aan de hand van het gecodeerde en gelemmatiseerde materiaal van het Corpus-Gysseling, dat op het Instituut voor Nederlandse Lexicologie op verzoek beschikbaar is, is het misschien handig om een kleine rectificatie aan te brengen op de paragraaf waarin de auteur het betreurt dat uit de ten bate van het Vroegmiddelnederlands Woordenboek in Leiden toegevoegde lemmatisering de invloed van de clisis op de schrijfwijze van de geflecteerde vormen niet is weggewerkt (p. 46-47). Zo komen volgens de auteur de vindplaatsen des heren, sheren en tsheren onder drie verschillende lemma’s te staan, resp. HEER-I, DE_HEER-I en TE_DE_HEER-I. Dit is echter vanuit het Leidse standpunt gezien niet juist; voor het systeem van het INL bestaat TE_DE_HEER-I wel degelijk uit drie verschillende lemma’s die los van elkaar opvraagbaar zijn. Dat de Middelnederlandse clisisvorm tsheren niet in losse delen is opgesplitst hangt uiteraard samen met het feit dat het niet de bedoeling is om in de oorspronkelijke tekst in te grijpen. Bovendien is nu juist het kenmerk van clisis dat er versmelting heeft plaatsgevonden, dus is het vaak lastig vast te stellen welk deel van de woordvorm bij welk woord hoort. De door de auteur beschreven moeilijkheden (het voortdurend rekening moeten houden met eventuele clisisvormen) zijn dus meer het gevolg van de op het moment van de overdracht te Leiden nog niet geheel adequate programmatuur, dan van een wat ongelukkige lemmatiseermethode.
(12)=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Thu, 06 Jun 1996 10:16:47 +0100 (MET)
From: J.A. Gruys <Hans.Gruys@konbib.nl>
Subject: Rec: 9606.12: Recensie van 'Het Journaal van Bontekoe. Bibliografie 1646-1996', onder redactie van Garrelt Verhoeve & Piet Verkruijsse, door J.A. Gruys: Wie lazen schipper Bontekoe?
BS Onderstaande recensie van J.A. Gruys, getiteld ‘Wie lazen schipper Bontekoe?’, verschijnt binnenkort ook in Dokumentaal. Ik dank B. Dongelmans voor de toezending van het artikel en J.A. Gruys voor zijn toestemming het in Neder-L te plaatsen.
BS Ben Salemans.
Wie lazen schipper Bontekoe?
Wat las schipper Bontekoe? In zijn postuum verschenen Inzichten en vergezichten had Bert van Selm aan 12 bladzijden genoeg om deze vraag afdoende te beantwoorden.
Wie lazen schipper Bontekoe? Voor het antwoord op die vraag heeft een groep van Van Selms collega’s en leerlingen een heel boek nodig, want Het Journaal van Bontekoe. Bibliografie 1646-1996 is veel meer dan een bibliografie alleen. Geen wonder: bestond Van Selms hele materiaal uit een lijstje van zo’n twaalf titels van door Bontekoe nagelaten boeken, de bibliografie van Bontekoe’s Journaal telt meerdere honderden edities. E’en werk, in talrijke herdrukken, vertalingen en bewerkingen: dat vormt een uitnodiging, zo geen uitdaging, tot meer doen dan alleen maar opsommen en beschrijven. Die uitdaging is aanvaard, en het resultaat is — binnen zijn beperkingen (waarover later) — voorbeeldig.
Maar laat ik allereerst het boek aan de lezer voorstellen. In de voorpubliciteit, alsmede op de rug, het voorplat en de franse titel heet het boek: Het Journaal van Bontekoe. Bibliografie 1646-1996. Een formele titelbeschrijving luidt:
Iovrnael ofte Gedenckwaerdige beschrijvinghe vande Oost-Indische reyse van Willem Ysbrantsz. Bontekoe van Hoorn. Descriptieve bibliografie 1646-1996. Onder redactie van Garrelt Verhoeve & Piet Verkruijsse. Met bijdragen van B.P.M. Dongelmans, Marika Keblusek, H.W. de Kooker, Mariska van Lemel, T.L. van der Putten & V.D. Roeper. Met een voorwoord van E.K. Grootes. With an introduction in English. Zutphen: Walburg Pers, 1996. 304 p.
ISBN 90-6011-947-9.
f 99,-.
Dit verschil in titel tussen binnen- en buitenkant zal het niet altijd gemakkelijker maken het boek in een bibliotheekcatalogus terug te vinden. En deze lichte botsing tussen duidelijkheid en gebruiksgemak enerzijds en streven om in alle opzichten volledig en consequent te zijn anderzijds, zal niet de enige blijven. Twee op zichzelf voortreffelijke benaderingen kunnen bij gelijktijdige toepassing verrassende gevolgen hebben. En dat is de oorzaak dat ik in deze bespreking wel eens wat zout zal leggen op slakken die ik anders beter in stilte had kunnen laten passeren.
Na de geciteerde titels bevat het boek een Woord van dank, het Voorwoord van E.K. Grootes, de Engelse Introduction, een Verantwoording, een overzicht over de gebruikte Afkortingen, en een Lijst van vindplaatsen. Dan volgen twee waarlijk voorbeeldige inleidende boekhistorische hoofdstukken over de uitgave- en receptiegeschiedenis: het eerste van Garrelt Verhoeve en Piet Verkruijsse (‘De vele gezichten van Bontekoe. Het Journaal in de zeventiende en achttiende eeuw’; p. 39-80); het tweede van B.P.M. Dongelmans en H.W. de Kooker (‘Een boek voor de gansche natie. Het Journaal in de negentiende en de twintigste eeuw’; p. 81-100).(Noot 1.) Ook de bibliografie is in twee”en gedeeld: die voor de zeventiende en achttiende eeuw (p. 101-260) is bewerkt door Marika Keblusek, Mariska van Lemel, Garrelt Verhoeven en Piet Verkruijsse, die voor de negentiende en twintigste eeuw (p. 261-274) door B.P.M. Dongelmans en H.W. de Kooker. Dan volgt een overzicht van Archivalia met betrekking tot Bontekoe en zijn reis (p. 275-290) door T.L. van der Putten en V.D. Roeper. Het boek besluit met een Lijst van geraadpleegde werken en een Index.
Het journaal van Bontekoe vertegenwoordigt een nieuw soort bibliografie. Dit nieuwe is vooral gelegen in de inleidende hoofdstukken die, in de vorm van boekhistorische beschouwingen, zichtbaar maken welke conclusies uit de beschrijvingen kunnen worden getrokken. En dat is veel en veel meer dan alleen het antwoord op de vraag welke tekst de moderne uitgever als uitgangspunt moet kiezen, die de discussie over de auteursbibliografie in Dokumentaal van tien jaar geleden nog beheerste (1984-1985). Ik heb die vraag niet eens expliciet in het boek kunnen terugvinden, zo evident is het antwoord daarop in het geval Bontekoe, en zo evident is het ook dat er wel belangrijker vragen zijn die je aan het materiaal kunt stellen. Ik zal de cr’eme van het boek hier nu niet uitvoerig navertellen. Er wordt onder meer heel duidelijk en aanschouwelijk gemaakt hoe je aan de vormgeving kunt zien dat Bontekoe’s Journael in Nederland binnen vijftig jaar van een uitgave in het genre der luxe-edities van reisverhalen overging naar dat van de goedkope lectuur voor het volk. In de negentiende eeuw wordt het Journael in bewerking opgenomen in de canon van opvoedkundige exempelen van vaderlandse en godsdienstige deugden, terwijl voor de twintigste eeuw een ‘waardevrij’ kinderboek met een daarop gebaseerd stripboek en televisiebewerking kenmerkend lijken.
Dat de bibliografie zelf alle materiaal voor zulke conclusies levert, is inmiddels weinig verrassend meer. De bibliografie is nu eenmaal helemaal toegesneden op haar doel: de editiegeschiedenis van Bontekoe’s Journael. De talrijke illustraties vervullen daarbij een wezenlijke functie. Maar is Het journaal van Bontekoe daarmee nu ook h’et model voor de auteursbibliografie van de eenentwintigste eeuw?
Over het antwoord op die vraag heb ik lang nagedacht, want ik hou niet van schriftelijke reacties en ander gezeur. Toch luidt het: ‘Nee, niet echt’. Ik haast mij uit te leggen wat ik daarmee bedoel. Natuurlijk staat ieder geslaagd boek in zekere zin model voor alle volgende goede boeken in het genre in kwestie. Die rol zal de Bontekoebibliografie zeker spelen. Misschien moet ik formuleren: Nee, natuurlijk is het boek exemplarisch voor een bepaalde soort van aanpak, maar het recept voor de auteursbibliografie van de eenentwintigste eeuw is de Bontekoebibliografie niet, daarvoor zorgt nu juist het feit dat deze zo specifiek is toegesneden op het Journael van Bontekoe. Zo verhindert een van de sterkste kanten van deze bibliografie dat men het erin gegeven voorbeeld integraal op iets anders kan toepassen. Wie morgen begint aan de bibliografie van een auteur of van ‘e’en werk (dat zal meestal iets heel verschillends zijn, al valt het bij Bontekoe samen!), moet Het journaal van Bontekoe grondig bestuderen — en het vervolgens h’e’el anders doen! Een bibliografie (ook een uit de school van Bontekoe!) van bijvoorbeeld de Heidelbergse catechismus of van Weyermans tijdschriften stelt andere eisen en roept heel andere vragen op, en vergt een d’a’arop gerichte aanpak, en niet een die voor Bontekoe is uitgevonden.
In aantallen bladzijden gemeten, valt de nadruk binnen de Bontekoebibliografie duidelijk op de zeventiende en achttiende eeuw (bibliografie met bijbehorend stuk Inleiding en Verantwoording tellen 214 van de 304 bladzijden; voor de negentiende/twintigste eeuw en de archivalia zijn de aantallen 37 en 18). Dit is voor mij aanleiding om dat gedeelte aan een nadere beschouwing te onderwerpen.
De Verantwoording verantwoordt de gevolgde criteria, regels en procedures met loffelijke duidelijkheid en volledigheid. Slechts de mededeling (p. 28, punt 6) dat de paginaformule is samengesteld volgens de regels van de STCN verbaasde mij; de STCN geeft nimmer een paginaformule, en heeft er ook nimmer regels voor opgesteld. Iets verderop (punt 7) wordt medegedeeld dat de vingerafdruk is ontleend aan de regels van de STCN. Dat is helemaal waar, niet alleen in principe maar ook in de praktijk; dat de bewerkers niet in alle details de interne huisregels van de STCN hebben weten te volgen, is ze niet kwalijk te nemen.
Van de 160 pagina’s die de eigenlijke bibliografie telt, zijn de eerste veertig gebruikt voor een soort tussenstap tussen de afzonderlijke beschrijvingen en het eraan voorafgaande boekhistorische hoofdstuk ‘De vele gezichten van Bontekoe’. Men vindt hier (I) een Systematisch overzicht (de beschreven edities ingedeeld naar tekst, vertalingen, en bewerkingen, per taal); (II) een Chronologisch en typografische schema van de primaire Bontekoe-drukken (per druk wordt opgave gedaan van de uitgever/drukker, het formaat, het aantal vellen en pagina’s, en allerlei verdere gegevens over soort en techniek van illustratie, lettertype, zetspiegel, enzovoort); (III) een illustratieoverzicht, waarin elke titelbladillustratie, elk Bontekoe- portret, en elke illustratiereeks verkleind is afgebeeld, met opgave van welke illustraties in welke editie zijn aangetroffen.
De opzet van de daarna volgende bibliografie is helder en weldoordacht. Omdat de meeste beschrijvingen meerdere bladzijden in beslag nemen, kost het je wel eens wat moeite om snel de gezochte editie te vinden; hier zouden kopregels of een andere indicatie nuttig zijn geweest. De beschrijvingen zijn geordend op jaartal en volgnummer (1646-01, 1646-02, …). De bibliografie tot 1800 loopt voor de Nederlandse tekst door tot vroeg in de negentiende eeuw. Dat is in de Inleiding verantwoord. Verwarrend werkt wel dat enige negentiende- eeuwse herdrukken van vertalingen niet in de bibliografie negentiende en twintigste eeuw zijn terug te vinden, zelfs niet in de vorm van een verwijzing; zie 1788-01 (Noot 2).
Maar dat zijn allemaal kleinigheden. De grote vraag is: hoe volledig, hoe correct en hoe informatief is de ‘gewone’ beschrijving? Om hiervan een beeld te krijgen heb ik de eerste en de laatste paar nummers van de bibliografie van de zeventiende en achttiende eeuw wat preciezer bekeken.
De eerste druk (1646-01) bestaat uit Bontekoe’s Journael (voorafgegaan door inleidende materie, en gevolgd door een ‘Aaewijsinghe waer de figuren moeten in gebonden werden’) en het verslag van de al bijna even ongelukkig verlopen reis van Dirck Albertsz Raven in 1639 naar Groenland. Ravens reis heeft een afzonderlijke titel, en is onafhankelijk gesigneerd en gepagineerd. Ook inhoudelijk hebben beide reisverslagen geen enkel verband. Dat Ravens verslag in deze eerste uitgave aan dat van Bontekoe is toegevoegd, zal wel zijn gekomen doordat deze nog niet eerder gepubliceerde tekst in 1646 ter beschikking was van de Hoornse uitgever; Raven had zijn reis gedaan ’ten dienste vande heeren bewindthebbers vande Groenlandtsche Compagnie tot Hoorn’. En de combinatie had succes: tot in de negentiende eeuw zou Raven steeds opnieuw in het kielzog van Bontekoe zijn schipbreuk lijden. Dat was voor de auteurs van de STC Hoorn (Noot 3) in 1979 reden om ook in de eerste druk Bontekoe en Raven als ‘e’en bibliografische eenheid te beschrijven. Toen de STCN nog niet zo lang geleden het Leidse exemplaar beschreef, was men voorzichtiger; maar het zou me slechts weinig verbazen als het in de Bontekoebibliografie verzamelde materiaal (elf exemplaren van de combinatie, waaronder ‘e’en gezamenlijke op groot papier) ook daar spoedig tot wat stoutmoediger conclusies zal leiden.
Bij de tweede, eveneens Hoornse druk (1646-02) is al geen twijfel meer mogelijk: nog steeds is Raven na een eigen titelblad apart gesigneerd en gepagineerd, maar nu staat de ‘Aenwijsinghe vande figuren in’t Journael van Bontekoe’ op de laatste bladzijde van Raven, die hier dus bewijsbaar geen afzonderlijk boek is, ook al moet de bibliografie bij een paar exemplaren opmerken dat Raven ontbreekt. De bibliografie verzuimt het omgekeerde verschijnsel op te merken: er worden ook bij deze editie behorende Ravens los aangetroffen, zoals het door STC Hoorn en de STCN gesignaleerde exemplaar in de KB. Die hadden er ook bij gehoord, want tenslotte zijn deze Ravenfragmenten wettig en overtuigend bewezen gedeelten van de Bontekoe-uitgave 1646-02.
Aan de twee plano’s 1646/1648-01 en 1646/1672-01 ga ik voorbij; die vallen buiten de primaire teksttraditie. Bij de beschrijving van de eerstgenoemde (p. 145) zou een verwijzing naar de afbeelding ervan op p. 18 overigens niet overbodig zijn geweest. Over de daaropvolgende druk (1647-01) moet ik daarentegen uitvoeriger zijn.(Noot 4)
Van deze druk, waarin Raven weer een semi-onafhankelijk onderdeel vormt, worden twee uitgaven gepostuleerd: ‘e’en met impressum ‘Rotterdam, Isaac van Waesberge, 1647’ en een met ‘Rotterdam, Jan Philipsz van Steenwegen, 1647’. Er zijn in Nederland twee exemplaren. Het ene (Den Haag KB) bestaat uit een Bontekoe met Steenwegen op het titelblad maar zonder Raven, het andere (Rotterdam GB) mist het voorwerk (inclusief titelblad) van Bontekoe en wordt gevolgd een Raven met Waesberge als impressum. Dit laat de mogelijkheid open van twee complete uitgaven van Bontekoe/Raven, namelijk een van Waesberge en een van Steenwegen, maar het beperkte materiaal laat ook andere verklaringen toe. Nu is er nog een derde exemplaar bekend, in de bibliografie vermeld als ‘niet gecollationeerde exemplaren: Oxford, Bodleian Lib. (uitgave onbekend)’, onder verwijzing naar de negentiende-eeuwse gedrukte catalogus van de Bodleian Library vol. 1 p. 298. Deze geeft als impressum inderdaad slechts ‘Rotterdam 1647’. In vol. 3 p. 239 noemt deze catalogus trouwens ook een Raven met impressum ‘Rotterdam 1647’ (niet vermeld in de bibliografie), dus je zou verwachten dat men de moeite had genomen om, als collationeren dan al niet mogelijk was, toch in ieder geval vast te stellen tot welke uitgaven de Oxfordse Bontekoe en Raven (Rotterdam 1647) behoren. Dat men dat te veel moeite vond, kan ik me moeilijk voorstellen. Is dit verzuim een ad absurdum gevoerde consequentie van het principe ‘geen halve informatie geven?’ ofwel ‘als volledig collationeren niet mogelijk is, uit pure rechtzinnigheid helem’a’al niets doen’? — Enfin, ik stuurde op een maandagochtend een fax naar Oxford, en nog diezelfde middag wist ik hoe het zit. Het exemplaar (signatuur: 4o Rawl. 434:1-2) zit in ‘e’en band met Pelsaerts Ongeluckige voyagie (Amsterdam, voor Jan Jansz, 1647), en behoort zowel voor Bontekoe als voor Raven tot de uitgave ‘Tot Rotterdam, voor Jan Philipsz. Steenwegen, boeck-verkooper, woonende by de Draey-brugge, anno 1647’ (zo, met kleine verschillen, beide impressa).(Noot 5) Hierdoor is het een stuk aannemelijker geworden dat er bij de Raven van Waesberge ook een dito Bontekoe zal hebben behoord.
Hier moge ik mij als uitweiding een klein stukje bibliotheekgeschiedenis veroorloven. Circa 1842 werd door de KB een op losse vellen geschreven catalogus Geographie vervaardigd. Deze is systematisch van opzet, met volgnummers en verwijzing naar de boeknummers, en heeft een register op auteurs. Als nummer 1821 wordt hierin Bontekoe’s Journaal vermeld (‘Rotterdam 1647, met portret en fig.’), en bij wijze van signatuur wordt verwezen naar ‘Bibliotheca Duncaniana 1647 1e dl.’ De Bibliotheca Duncaniana was een in 460 delen gebonden verzameling van ca 20.000 pamfletten en andere dunne boekjes, waarvan een in 1825 gemaakte inventaris is bewaard. Daarin vond ik in deel 1647:1 niet alleen een vermelding van het Journael van Bontekoe (‘Rotterd. 1647’) maar direct daaronder ook een van dat van de bijbehorende Raven (‘Rotterd. 1647’). Terug naar de catalogus Geographie, en jawel, onder nummer 2140, weer met verwijzing naar de Bibliotheca Duncaniana, vond ik Ravens Journael (‘Rotterd. 1647. c. fig. una. in 4o’). Dus in 1842 was het Haagse exemplaar van Steenwegens uitgave van Bontekoe nog vergezeld van de bijbehorende Raven. In 1892 werd de Bibliotheca Duncaniana opgesplitst: de door Knuttel beschreven pamfletten werden in hun huidige papieren omslagen op Knuttelnummer weggeborgen, en de niet-pamfletten elders geplaatst. Hierbij moet Raven van Bontekoe zijn losgemaakt, en vervolgens weggeraakt. In 1893 verwierf de KB de al eerder genoemde losse Raven uit de editie 1646-02. Was dat ter vervanging?
Ik eindig met de twee laatste, ongedateerde nummers van de reeks ‘volksuitgaven’. Op de allerlaatste (1810/1830-01, ‘Te Amsterdam, by B. Koene, boekdrukker in de Boomstraat’) is slechts aan te merken dat de bibliografie niet vermeldt welke pogingen eventueel zijn gedaan om tot een nadere datering dan ’tussen 1810-1830′ te geraken. Op p. 69 wordt de druk ‘omstreeks 1820’ gedateerd, op p. 81 ‘circa 1810’.(Noot 6) De een na laatste (1796/1810-01, ‘Te Amsterdam, by S. en W. Koene, boekdrukkers in de Boomstraat’) wordt ’tussen 1796-1810′ gedateerd omdat de uitgevers ‘vanaf of na 1697(!) op het adres Boomstraat’ woonden. Dat kan ik preciseren: ze woonden tot en met 1800 op Lindengracht 17, en verhuisden begin 1801 naar Boomstraat 7.(Noot 7) Datering en volgnummer worden dus 1801/1810.
Dergelijke detailkritiek deert niet echt. Voorop staat dat het boek als geheel een weldoordacht en voortreffelijk uitgevoerd overzicht biedt van de uitgavegeschiedenis (in al haar aspecten) van een tekst die niet alleen om zichzelfs wille zo’n bibliografie verdiende, maar die, door nieuw verschafte inzichten in veel meer dan alleen maar boekhistorische verschijnselen en ontwikkelingen, nog veel boeiender wordt. Daarmee is deze Bontekoebibliografie een wegwijzer naar de bibliografie van de komende tijd.
J.A. Gruys
(Voet)noten:
- In de inhoudsopgave luidt de ondertitel van dit hoofdstuk ‘Het _Journaal in de achttiende en negentiende eeuw’. Heus waar!
- Ook in de bibliografie voor de negentiende en twintigste eeuw zijn herdrukken niet altijd gemakkelijk op te sporen; wie de in 1924 uitgegeven Javaanse bewerking zoekt, moet blijkbaar maar weten dat hij dat onder nummer 1873-01 moet doen.
- Ik volg de afkortingen van het Journaal en acht mij van de plicht ontslagen ze allemaal nog eens te verklaren.
- Ik onthoud mij ervan om op technische details in te gaan; toch moet mij hier van het hart dat niemand mij ooit zal overtuigen dat een collatie als A-I 4 K 2 er duidelijker van wordt door hem weer te geven als A-B 4 C-I iiij K ij. En op een plaatsaanduiding als die voor de Toe-eygeninge is toch ook wel, desnoods ad hoc, iets overzichtelijkers te bedenken dan ):(2r-):(2v .
- Ik citeer het impressum van Raven. Collatie: ):(4 A-K4 I2. Dat de bibliografie op grond van twee incomplete exemplaren tot verschillende collaties en vingerafdrukken voor beide uitgaven van dezelfde druk komt, is niet verdedigbaar.
- Het KB-exemplaar 893 E 94 van deze uitgave komt al voor in de eerder genoemde KB-catalogus Geographie van 1842. Ten koste van veel tijd en moeite moet in de aanschafboeken van de KB zijn na te gaan wanneer het boek zijn intrede in de bibliotheek deed, en of dat nieuw was of antiquarisch. En dat zou licht kunnen werpen op het jaar van publikatie.
- Zie E. Dronckers, Verzameling Waller, ‘s-Gravenhage 1936, p. 481; F.G. Waller, Biografisch woordenboek van Noord Nederlandsche graveurs, ‘s-Gravenhage 1938, p. 459; bevestigd door het drukkersregister van de KB.
-Einde-------------------- Neder-L, no. 9606.a --------------------------
Laat een reactie achter