Subject: | Neder-L, no. 9812.b |
From: | BJP Salemans |
Reply-To: | BJP Salemans |
Date: | Sat, 26 Dec 1998 20:06:45 +0100 |
Content-Type: | TEXT/PLAIN |
********************* *-Zevende-jaargang--------- Neder-L, no. 9812.b -----------ISSN-0929-6514-* | | | ************************************************************ | | * Neder-L, elektronisch tijdschrift voor de neerlandistiek * | | ************************************************************ | | | | Onderwerpen in dit bulletin: | | ============================ | | (1) Rub: 9812.17: Evenementen-agenda, met: | | - Permanente expositie 'De Verzameling' in Armando | | Museum (Amersfoort) | | - Oprichtingsbijeenkomst werkgroep 'Beeld en | | toe-eigening', 8 januari 1999 (Amsterdam) | | - Congres voor niet-kunsthistorici, 16 januari 1999 | | (Amsterdam) | | - Promovendi-weekend Huizinga Instituut, 5 februari | | 1999 (Barchem) | | - Atelier 'Navolging en originaliteit' van het | | Huizinga Instituut, 21 - 22 april 1999 (Barchem) | | - Tentoonstelling over Couperus in Bagni di Lucca en | | de roman Aan den weg der vreugde, t/m 28 maart 1999 | | (Den Haag) | | - Presentatie dl. 16 in de reeks Egodocumenten, 15 | | januari 1999 (Haarlem) | | - Collegereeks 'Bronnen & Apparaat' van de cursus | | Cultuurhistorisch Onderzoek van het Huizinga | | Instituut, 12 maart - 23 april 1999 (Nederland) | | - Presentatie dl. 17 in de reeks Egodocumenten, 27 | | januari 1999 (Rotterdam) | | - Atelier 'Intellectuelen in de Nederlandse | | cultuur(geschiedenis)' van het Huizinga Instituut, | | 5 maart 1999 (Utrecht) | | - Debatten cursus 'Cultuurhistorisch Onderzoek' van | | het Huizinga Instituut, 24 - 26 febr. 1999 (Utrecht)| | - Laatste lezing in reeks 'Digitalisering in kunst en | | cultuur', 12 januari 1999 (Utrecht) | | (2) Col: 9812.18: Column Marc van Oostendorp: NederNed, no. 27: | | Kerstprijsvraag: faits divers | | (3) Med: 9812.19: Oproep voor lezingen voor congres 'Regionale culturen | | in de 17e eeuw', 27 augustus 1999 te Tilburg | | (4) Med: 9812.20: Oproep voor lezingen voor congres 'Schrijven over | | schrijven', studiedag genetisch literatuuronderzoek, | 29 april 1999, Wilrijk | | (5) Rub: 9812.21: Rubriek Hora Est!: overzicht promoties december (II) | | (6) Rub: 9812.22: Rubriek Hora Est!: overzicht promoties januari 1999 | | (7) Web: 9812.23: Repertorium Geschiedenis on line | | (8) Lit: 9812.24: Pas verschenen: Henri Bloemen (e.a.), De kracht van | | vertaling - verrijking van taal en cultuur. Utrecht | | 1998 | | (9) Lit: 9812.25: Pas verschenen: Lectorium Rosicrucianum Haarlem i.s.m.| | de Bibliotheca Philosophica Hermetica (red.). De roep | | van het Rozenkruis. Den Haag 1998 | |(10) Lit: 9812.26: Pas verschenen: Hilda van Assche en Peter de Bode. De | | tijdschriften verschenen in 1997. Antwerpen 1998 | |(11) Lit: 9812.27: Pas verschenen: Dirk van Assche. Bibliografie Ons | | Erfdeel. Dl. 5: 1993-1997. Rekkem 1998 | |(12) Rec: 9812.28: Poldernederlands: kunstmatig plat praten. Recensie | | door Marc van Oostendorp van Jan Stroops | | 'Poldernederlands' (Amsterdam 1998) | |(13) Col: 9812.29: Linguistisch Miniatuurtje LIII: Het enige blijvende | | effect van een eindejaarsborrel | |(14) Art: 9812.30: Keersemesmes in Sintervaos | |(15) Informatie over Neder-L | | | *-------------------------- --------------------------* *********************
(1)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Thu, 10 Dec 1998 16:08:12 +0100
From: P.J. Verkruijsse <piet.verkruijsse@hum.uva.nl>
Subject: Rub: 9812.17: Evenementen-agenda
==================
Evenementen-agenda
==================
AMERSFOORT, Armando Museum, De Elleboogkerk, Langegracht 36, 033-4614088, fax 4640550, e-mail: armando.museum@worldonline.nl.
Tentoonstelling De Verzameling, permanente expositie vanaf 8 december 1998, open di.-vr. 11-17 uur. za.-zo. en feestdagen 12-17 uur.
- Op 8 december is het Armando Museum officieel geopend. De gemeente Amersfoort heeft 20 grote schilderijen en een sculptuur van Armando aangekocht als vaste collectie. Met de kunstenaar is overeengekomen dat zijn nalatenschap ook hier terechtkomt, inclusief zijn collectie manuscripten en registraties van tv- en filmprogramma’s. Het beheer berust bij De Zonnehof, centrum voor moderne kunst.
AMSTERDAM, P.C. Hoofthuis, zaal 105, Spuistraat 134.
Oprichtingsbijeenkomst werkgroep Beeld en toe-eigening, 8 januari 1999, 14-17 uur.
- Eerste bijeenkomst van de werkgroep Beeld en toe-eigening van het Huizinga Instituut op initiatief van Florike Egmond en Herman Roodenburg. Voorgestelde thema’s: de verbinding tussen beeld en identiteitsconstructies; kunsttheorie en kunstkritiek; relaties tussen de kunsten; architectuur en kunsttheorie van de renaissance tot de 20e eeuw; beeld en historische antropologie. Inlichtingen: Florike Egmond, 020-6256889, e-mail: poelomp@xs4all.nl.
AMSTERDAM, Universiteit van Amsterdam, Aula, Singel 411.
Congres voor niet-kunsthistorici, 16 januari 1999, 12-17 uur.
- Congres, georganiseerd door het Kunsthistorisch Instituut en het onderwijsinstituut Kunst- en Cultuurwetenschappen van de Faculteit der Geesteswetenschappen, voor niet-kunsthistorici onder de titel: ”t Is alles een groote eenheid, Bert’ of het spook van de kunstenaar’. Sprekers: prof. dr. Evert van Uitert, prof. dr. Paul van Moorsel, prof. dr. Frans Janssen, prof. dr. Claudine Chavannes- Mazel en prof. dr. Bram Kempers.
Inlichtingen: mevrouw E.S. Briet-Fagel, 020-5254307. Kosten: f.25,-.
BARCHEM, Woodbrookershuis.
Promovendi-weekend Huizinga Instituut, 5 februari 1999, 10.30-17 uur, 6 februari 1999, 10-15.30 uur.
- Presentaties van promovendi van het Huizinga Instituut. Bij iedere lezing is een referent aanwezig.
- 5 februari:
- Ariadne Schmidt: Weduwen in Leiden in de 17e eeuw.
- Simone Veld: Flauwe grap of bittere ernst? Het vroegmoderne debat over de vraag of vrouwen mensen zijn of niet.
- Jacques Bos: Karakter en persoonlijkheid in de 17e en 18e eeuw.
- Hanco Jurgens: Van Halle naar Tranquebar: Duitse reizigers naar India en hun berichten, 1750-1880.
- Helleke van den Braber: Een Utrechtse mecenas en zijn kring: een voorbeeld van een vroeg-20e-eeuws mecenaatsnetwerk.
- Barbara Allart: Wetenschapsbeelden in Nederlandse tijdschriften in de 19e eeuw.
- 6 februari:
- Marianne Roobol: Coornherts perfectisme in de praktijk.
- Jan Waszink: J. Lipsius’ Politica.
- Charlie Smid: Ceremonies in het Vaticaanse paleis en de Sint Pieter omstreeks 1600.
- Inger Leemans: Met de broek op de knieen: pornografie en filosofie in de 17e-eeuwse Republiek.
- Judith Thissen: Film, immigranten en identiteit: het Joodse bioscooppubliek in New York (1905-1913).
Kosten voor deelname: f.35,- voor Huizinga-promovendi; f.75,- voor andere deelnemers (promovendi hebben voorrang!). Giro 5032231 van Faculteit Geesteswetenschappen UvA o.v.v. ‘SAP 1617, Barchem 1999’. Informatie en aanmelding (promovendi voor 8 januari): Luc Korpel, 020-5254433, e-mail: luc.korpel@hum.uva.nl.
BARCHEM, Woodbrookershuis.
Atelier Huizinga Instituut, 21-22 april 1999.
- Atelier over ‘Navolging en originaliteit’, georganiseerd voor het Huizinga Instituut door prof. dr. Kees Meerhoff, dr. Jeroen Jansen en dr. Marc van der Poel. De bedoeling van het atelier is om nader in te gaan op de veelbesproken relatie tussen navolging en originaliteit door de eeuwen heen en om duidelijker zicht te krijgen op de invulling van de twee begrippen.
Kosten voor deelname: f.35,- voor Huizinga-promovendi; f.75,- voor andere deelnemers. Giro 5032231 van Faculteit Geesteswetenschappen UvA o.v.v. ‘SAP 1617, Atelier 4’.
Informatie en aanmelding (voor 1 februari): Luc Korpel, 020-5254433, e-mail: luc.korpel@hum.uva.nl.
DEN HAAG, Louis Couperus Museum, Javastraat 17, 070-3640653.
Tentoonstelling over Aan den weg der vreugde. t/m 28 maart 1999. do.-zo. 12-17 uur. Toegang f.4,50.
- Tentoonstelling over Couperus in het Italiaanse Bagni di Lucca en de roman die hij daar in 1906 schreef: Aan den weg der vreugde. Aanleiding tot het maken van de tentoonstelling was de verfilming van de roman, onder regie van Frans Weisz. Begin 1999 wordt de film in de Nederlandse bioscopen verwacht onder de titel ‘De vrouw van het noorden’. De expositie besteedt behalve aan de filmversie aandacht aan twee interpretaties van het boek: naast die van Jeanette Koch komt ook de visie van Maarten Klein aan de orde.
HAARLEM, Stadsbibliotheek, Doelengebouw, Doelenplein 1.
Presentatie dl. 16 in de reeks Egodocumenten, 15 januari 1999, 16 uur.
- Presentatie van deel 16 in de reeks Egodocumenten van uitgeverij Verloren: Hermanus Verbeeck (1621-1681): Memoriaal ofte mijn levens- reijsinghe (1621-1657), editie Jeroen Blaak.
Inlichtingen: Lia van der Heijden, 073-6140712, e-mail: stelling@xs4all.nl.
NEDERLAND, diverse locaties.
Bronnen & Apparaat van de cursus Cultuurhistorisch Onderzoek van het Huizinga Instituut, 12 maart – 23 april 1999.
- Een serie colleges in het kader van de cursus Cultuurhistorisch Onderzoek van het Huizinga Instituut:
12 maart, Theater Instituut Nederland, Amsterdam: - dr. Rob van Gaal: Theaterhistorische bronnen.
19 maart, UB Amsterdam: - prof. dr. Paul Hoftijzer: Boekhistorische bronnen.
26 maart, Gemeentearchief Den Haag: - dr. Thera Wijsenbeek: Een archief; bronnen materiele cultuur.
9 april, Instituut Nederlandse Geschiedenis, Den Haag: - dr. Donald Haks e.a.: Bronnen en apparaat op het terrein van de Nederlandse geschiedenis.
16 april, UB Leiden: - dr. Karel Bostoen: Literair-historische bronnen.
23 april, Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam: - drs. Alexandra van Dongen en drs. Cora Laan: Kunsthistorische bronnen.
Kosten voor deelname: gratis voor Huizinga-promovendi; f.15,- per dag of f.80,- voor de gehele cursus voor andere deelnemers. Giro 5032231 van Faculteit Geesteswetenschappen UvA o.v.v. ‘SAP 1617, Bronnen & apparaat’.
Informatie en aanmelding (voor 8 januari): Luc Korpel, 020-5254433, e-mail: luc.korpel@hum.uva.nl.
ROTTERDAM, Gemeentelijke Archiefdienst, Hofdijk 651.
Presentatie dl. 17 in de reeks Egodocumenten, 27 januari 1999, 17-19 uur.
- Presentatie van deel 17 in de reeks Egodocumenten van uitgeverij Verloren: ‘Hoe zal het met mij afloopen’; het studentendagboek 1833-1835 van Jan Bastiaan Molewater, editie Henk Eijssens. Inlichtingen: Lia van der Heijden, 073-6140712, e-mail: stelling@xs4all.nl.
UTRECHT, Academiegebouw, kr. 18, Domplein.
Atelier Huizinga Instituut, 5 maart 1999, 12-17 uur.
- Atelier over ‘Intellectuelen in de Nederlandse cultuur(geschiedenis)’, georganiseerd voor het Huizinga Instituut door prof. dr. Marlite Halbertsma, dr. Lisa Kuitert, prof. dr. Peter Rietbergen en dr. Jeroen Salman. Het atelier dient als voorbereiding op een symposium in oktober 1999 over de genese en ontwikkeling van de Nederlandse intellectueel tussen ca. 1500 en 1990. Informatie en aanmelding (voor 15 januari): Luc Korpel, 020-5254433, e-mail: luc.korpel@hum.uva.nl.
UTRECHT, Academiegebouw, Domplein.
Debatten van de cursus Cultuurhistorisch Onderzoek van het Huizinga Instituut, 24-26 februari 1999.
- Een serie debatten in het kader van de cursus Cultuurhistorisch Onderzoek van het Huizinga Instituut:
24 februari:
- prof. dr. Willem Frijhoff en prof. dr. Jojada Verrips: Antropologie en cultuurgeschiedenis.
- prof. dr. Nicolette Mout en dr. Berteke Waaldijk: Cultuurgeschiedenis en gender.
25 februari: - prof. dr. Marlite Halbertsma en prof. dr. Marijke Spies: Cultuur en infrastructuur.
- dr. Rudolf Dekker en Johan Verberckmoes: Individu, subjectiviteit en cultuurgeschiedenis.
26 februari: - prof. dr. Floris Cohen en dr. Debora Meijers: Kunst, wetenschap en cultuur.
- prof. dr. Jan Bank en prof. dr. Wijnand Mijnhardt: Toerisme of schoolmeesterschap.
Informatie en aanmelding (voor 8 januari): Luc Korpel, 020-5254433, e-mail: luc.korpel@hum.uva.nl.
UTRECHT, ’t Hoogt, Hoogt 4, 030-2328388.
Digitalisering in kunst en cultuur, 12 januari 1999, 16 uur.
- Lezingenreeks over de invloed van digitalisering op kunst en cultuur. Laatste van zes bijeenkomsten ‘The Digital New Wave’. Met Ian Kerkhof. Inlichtingen: Faculteit der Letteren Universiteit Utrecht – Specialisatie Nieuwe Media en Digitale Cultuur, 030-2536270, 030-2536125 en e-mail Joost.Raessens@let.uu.nl.
(2)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Mon, 21 Dec 1998 15:46:13 +0100
From: Marc van Oostendorp <oostendorp@rullet.LeidenUniv.nl>
Subject: Col: 9812.18: Column Marc van Oostendorp: NederNed, no. 27: Kerstprijsvraag: faits divers
===============================================
NederNed, no. 27: Kerstprijsvraag: faits divers
===============================================
Je hoort wel eens dat de ontwikkelingen op het Internet zo snel gaan, maar in de neerlandistiek is het allemaal best bij te houden. Zeker, in het afgelopen jaar hebben een paar belangrijke organisaties eigen websites geopend: de Taalunie, het Constantijn Huygens Instituut, het INL en het Letterkundig Museum bijvoorbeeld. Maar echt indrukwekkend groot en rijk zijn die websites nog niet. En de instituten voor neerlandistiek blijven met enkele uitzonderingen (die vorig jaar ook al uitzonderingen waren) nog steeds een beetje achter.
De vragen in de traditionele kerstprijsvraag van dit jaar beperken zich dan ook tot faits divers uit het vakgebied; er worden weinig substantiele kwesties in aangesneden. De enige reden is dat ook u allen die dat leest vooralsnog lijkt te weigeren echt massaal uw onderzoeksresultaten op Internet te publiceren. Voor diepgang moet je nog steeds niet op het Internet zijn.
Spelregels
Hieronder vindt u twaalf vragen. Het is de bedoeling dat u elk van deze vragen beantwoordt, en bovendien bij elk antwoord de juiste vindplaats op het Internet vermeldt. Dit antwoord dient in ieder geval de vorm te hebben van een zo volledig mogelijk Internet-adres, zoals http://baserv.uci.kun.nl/~salemans/index.html. Een enkele keer wilt u misschien een on-line database raadplegen, zodat het precieze adres niet te achterhalen is. In dat geval dient u zo duidelijk mogelijk de gevolgde stappen te beschrijven. Sowieso worden uitgebreide beschrijvingen van gebruikte zoekmethoden zeer op prijs gesteld.
De Internet-adressen moeten op 15 december 1998 opvraagbaar geweest zijn (het is niet toegestaan zelf een antwoord op het Internet te publiceren en daar dan naar te verwijzen). Redacteurs van Neder-L, alsmede hun familie en schoonfamilie, zijn uitgesloten van deelname. Inzendingen dienen voor 31 januari 1999 per e-mail verstuurd te worden aan oostendorp@rullet.leidenuniv.nl.
De prijs waarom dit jaar gestreden wordt, is een fraai en uniek Neder-L t-shirt!
De vragen
- Noem een schrijver van wie in de tentoonstelling ‘Gaan waar de woorden gaan’ de stem te horen en een borstbeeld te zien is.
- Welk tekstformaat zal gebruikt worden in de elektronische editie van de ANS?
- Wat was in de zeventiende eeuw een Carreldoek?
- Op welke leeftijd beginnen kinderen hun eerste lettergrepen te produceren?
- In welke stad woont de dichteres Jo Govaerts?
- P. van Haps schreef een brief van ‘Antonia’ aan ‘Theodoor’. In welk jaar deed hij dat?
- Wat was de titel van de lezing van Veerle Fraeters tijdens het International Medieval Congres in Leeds, in juli 1998?
- Wie deed dit jaar de volgende uitspraak: ‘Knuvelder is veertig jaar meegegaan. Als wij dat halen, mogen we al heel blij zijn. Langer kan zo’n concept niet standhouden.’
- Welke uitgever zal de nieuwe editie van het Verzameld Werk van Willem Elsschot uitgeven?
- Vertaal in het Haags: ‘Knuvelder is veertig jaar meegegaan. Als wij dat halen, mogen we al heel blij zijn. Langer kan zo’n concept niet standhouden.’
- Welke simpele logische fout zit er volgens professor Nerbonne in het PRO-theorema?
- Welk literair genre beoefende Eelckje van Bouricius?
(3)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Thu, 10 Dec 1998 16:08:12 +0100
From: P.J. Verkruijsse <piet.verkruijsse@hum.uva.nl>
Subject: Med: 9812.19: Oproep voor lezingen voor congres 'Regionale culturen in de zeventiende eeuw', 27 augustus 1999 te Tilburg
==========================
WERKGROEP ZEVENTIENDE EEUW
Oproep voor lezingen
==========================
Congres
Regionale culturen in de zeventiende eeuw
vrijdag 27 augustus 1999 te Tilburg
De Werkgroep Zeventiende Eeuw organiseert in samenwerking met het Nederlands Centrum voor Volkscultuur op vrijdag 27 augustus 1999 in Tilburg een eendaags congres over regionale culturen in de zeventiende eeuw.
“De Hollander en de Zeeuw kenden niet veel van al die oostelijke en noordelijke neven. Friesland stond hun wellicht nog het naast, vooral door het stadhouderlijk hof, dat daar de glans van het Huis van Oranje helder deed schijnen. Het brede Groningen met zijn vette en venige Ommelanden, was ondanks zijn hogeschool voor de Hollander een ver en vreemd achterland, dat naar de Overlander zweemde.”
(Johan Huizinga, ‘Nederland’s beschaving in de zeventiende eeuw’).
Regionale culturen vormen een dankbaar object van wetenschappelijk onderzoek. Mogelijke onderwerpen zijn:
- regionale cultuur in literair perspectief (boekverkopers, rederijkers, beeldvorming, enz.)
- regionale cultuur in historisch perspectief (de regionale geaardheid van hofculturen, adellijke levensstijlen, feesten, intochten, het alledaagse leven, onderwijs, doodsbeleving, voeding, enz.)
- regionale cultuur in kunsthistorisch perspectief (regionaal getinte beeldvorming, enz.),
- regionale cultuur in muziekhistorisch perspectief (bijv. liedbundels met een sterk regionale inslag).
De congrescommissie (dr. W. Bergsma, prof. dr. P. Nissen, dr. J. Spaans en drs. I. Strouken) denkt hierbij met name aan bijdragen die ingaan op eventuele overeenkomsten en verschillen met andere regionale culturen.
Er wordt gestreefd naar een grote diversiteit van sprekers. Ook is er ruimte voor de presentatie van resultaten en plannen met een meer voorlopig karakter.
Onderzoekers die een bijdrage (max. 20 min.) willen leveren, wordt verzocht om voor 15 januari 1999 een voorstel in te dienen bij de secretaris van de Werkgroep Zeventiende eeuw, alwaar ook inlichtingen kunnen worden verkregen: Mevrouw dr. E. Stronks, Afdeling Nederlandse Letterkunde, Trans 10, 3512 JK Utrecht, 030-2538249, e-mail: els.stronks@let.uu.nl.
(4)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Tue, 22 Dec 1998 22:56:00 +0100
From: P.J. Verkruijsse <piet.verkruijsse@hum.uva.nl>
Subject: Med: 9812.20: Oproep voor lezingen voor congres 'Schrijven over schrijven', studiedag genetisch literatuuronderzoek, 29 april 1999, Wilrijk
=======================================
STUDIEDAG GENETISCH LITERATUURONDERZOEK
Call for papers
=======================================
SCHRIJVEN OVER SCHRIJVEN
Studiedag genetisch literatuuronderzoek
29 april 1999
Locatie: AMVC; organisatie: Genese & AMVC
Het onderzoek naar de genese van literaire werken is niet alleen van belang met het oog op de conservering en ontsluiting van het literaire erfgoed. Vaak hechten auteurs zelf veel waarde aan het schrijfproces, waardoor de genese een heel andere status krijgt en intrinsiek deel gaat uitmaken van het literaire werk. Het meest recente voorbeeld in de Nederlandse literatuur is wellicht ‘De procedure’ van Harry Mulisch. Dit verhoogde zelfbewsutzijn is zeker geen exclusief laat-twintigste-eeuws fenomeen.
De studiedag van de Vlaamse werkgroep Genese en het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven (AMVC) hoeft bovendien niet beperkt te blijven tot uitsluitend Nederlandstalige literaire werken. De focus van de studiedag is de verhouding van de ‘avant-texte’ tot de gepubliceerde tekst, het belang dat de schrijver zelf aan het schrijfproces hechtte (of hij het als een deel van het werk beschouwde, of het integendeel strikt gescheiden hield van het afgewerkte product) en tenslotte de vraag hoe genetisch literatuuronderzoek kan bijdragen tot de interpretatie van literaire werken.
Wie wil deelnemen aan deze studiedag dient de titel en een korte samenvatting van een paper op te sturen aan Geert Lernout of Dirk Van Hulle, UIA-GER, Universiteitsplein 1, B-2610 Wilrijk, fax 03-8202762, e-mail: vanhulle@uia.ua.ac.be, lernout@uia.ua.ac.be.
(5)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Thu, 17 Dec 1998 16:08:12 +0100
From: P.J. Verkruijsse <piet.verkruijsse@hum.uva.nl>
Subject: Rub: 9812.21: Rubriek Hora Est!: overzicht promoties december 1999 (II)
==========================================
Rubriek Hora Est!:
overzicht promoties van december 1998 (II)
==========================================
Reeds plaatsgevonden, op 30 november 1998 te Tilburg:
Mevrouw M.J. Schoenmakers-Klein Gunnewiek: Taalverlies door taalcontact? Een onderzoek bij Portugese migranten.
Promotoren: prof. dr. G. Extra en prof. dr. K. Jaspaert, KUB.
Reeds plaatsgevonden, op 30 november 1998 te Groningen:
Mevrouw P.D. Rijkhoek: On degree phrases and result clauses.
Promotor: prof. dr. J./ Koster, RUG.
Het proefschrift van mevrouw Rijkhoek behelst taalkundig onderzoek naar graadbepalingen en graadaanduidende bijzinnen. De conclusie is dat graadaanduidende bijzinnen in eenzelfde verhouding staan tot (een deel van) de hoofdzin als twee nevengeschikte zinsdelen.
Reeds plaatsgevonden, op 1 december 1998 te Tilburg:
L.A. Kievit: Context-driven natural language interpretation.
Promotor: prof. dr. H.C. Bunt; copromotor: dr. R.P. Nederpelt, KUB.
Reeds plaatsgevonden, op 3 december 1998 te Groningen:
Mevrouw W.J. Hoekstra: The orthodoxy of the heart: faith Fryslan and femenism.
Promotoren: prof. dr. G.J. de Haan en prof. dr. H.E. Wilcox, RUG.
Mevrouw Hoekstra beschrijft in haar proefschrift de talige en levensbeschouwelijke gemeenschappen in de protestantse tak van de Friese beweging, het Kristlik Frysk Selskip, en analyseert in dat kader het werk van de schrijfster Ypk fan der Fear. ‘Haar werk is een uiting van de dilemma’s van een gewone vrouw in een protestants milieu voordat de tweede feministische golf ingang vond in de Nederlandse samenleving. Zij verbeeldt in die zin een prefeministisch onbehagen.’
Reeds plaatsgevonden, op 4 december 1998 te Tilburg:
J.W. Renders: Zo meen ik dat ook jij bent. Biografie van Jan Hanlo.
Promotor: prof. dr. J.L. Goedegebuure; copromotor: mevrouw dr. O.M. Heynders, KUB.
Reeds plaatsgevonden, op 10 december 1998 te Amsterdam:
Mevrouw J.A. Pardoen: Interpretatiestructuur. Een onderzoek naar de relatie tussen woordvolgorde en zinsbetekenis in het Nederlands.
Promotoren: prof. dr. Th.A.J.M. Janssen en prof. dr. A. Verhagen, VU.
(Zie ook Neder-L-artikelen 9811.13 en 9812.12.)
Reeds plaatsgevonden, op 17 december 1998 te Utrecht:
Th.L. Vaessens: Nijhoff, Van Ostaijen en de mentaliteit van het modernisme.
Promotor: prof. dr. W.J. van den Akker, UU.
(6)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Thu, 17 Dec 1998 16:08:12 +0100
From: P.J. Verkruijsse <piet.verkruijsse@hum.uva.nl>
Subject: Rub: 9812.22: Rubriek Hora Est!: overzicht promoties januari 1999
====================================
Rubriek Hora Est!:
overzicht promoties van januari 1999
====================================
11 januari 1999, 15.30 uur, Aula KUN, Comeniuslaan 2, Nijmegen.
J.C. van de Weijer: Language input for word discovery.
Promotor: mevrouw prof. dr. A. Cutler.
Promotie op het gebied van de Sociale Wetenschappen over taalaanbod en taalverwerving door jonge kinderen.
20 januari 1999, 13.30 en 14.45 uur, Aula KUN, Comeniuslaan 2, Nijmegen.
Dubbelpromotie van Th.C.J. van der Heijden en F.C. van Boheemen: Met minnen versaemt: de Hollandse rederijkers vanaf de Middeleeuwen tot het begin van de achttiende eeuw; bronnen en bronnenstudies.
Promotor: prof. dr. W.M.H. Hummelen.
Het proefschrift geeft een volledig overzicht van alle gegevens over de rederijkers in alle in aanmerking komende archieven in Holland en werpt nieuw licht op de relaties tussen de rederijkers en de wereldlijke en kerkelijke overheden voor en na de reformatie, op de rederijkerswedstrijden in Holland en op het rederijkerstoneel als inkomstenbron voor charitatieve instellingen.
Een handelseditie verschijnt bij Eburon in Delft, naast een omvangrijk bronnenboek, het Retoricaal memoriaal, dat ook op cd-rom verkrijgbaar is.
(7)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Thu, 10 Dec 1998 16:08:12 +0100
From: P.J. Verkruijsse <piet.verkruijsse@hum.uva.nl>
Subject: Web: 9812.23: Repertorium Geschiedenis on line
================================
Repertorium Geschiedenis on line
================================
Sinds kort is via Pica (http://www.pica.nl) on line raadpleegbaar het Repertorium van boeken en tijdschriftartikelen betreffende de Geschiedenis van Nederland. Dit Repertorium – dat vanaf 1863 bestaat en waarvan het laatste deel dat in druk is verschenen de publicaties uit 1991 beschrijft – is een bibliografie van Nederlandse en buitenlandse publicaties over de geschiedenis van Nederland, de voormalige kolonien en de huidige Rijksdelen overzee, samengesteld door het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis (ING). Aan de hand van een aantal selectiecriteria worden titels over uiteenlopende onderwerpen beschreven, van nationaal tot lokaal en van prehistorie tot heden. Ook voor de literair-historicus kan raadpleging van dit Repertorium, dat eveneens bekend staat als ‘Petits Repertorium’ of de ‘Brok-Ten Broek’, zinvol zijn omdat er tot 1972 ook een rubriek over taal- en letterkunde was opgenomen.
De databank bestaat uit twee gedeelten. Het bestand bevat allereerst de titels van publicaties in of na 1992 verschenen. Deze jaren zijn in bewerking en nu gedeeltelijk beschikbaar. Het bestand wordt iedere week door Pica geactualiseerd. In de tweede plaats worden de titels uit de gedrukte Repertorium-delen 1940-1991 via retrodigitalisering in fases aan de databank toegevoegd. Als dit project zal zijn afgerond, telt de Repertorium-databank ruim 150.000 titels.
Er zijn – zoals te doen gebruikelijk bij Pica – diverse zoekmogelijkheden: op titelwoorden, auteursnamen, systematische rubriekscodes, persoonsnamen en geografische namen. Met de zoeksleutel ‘update datum’ zijn titels te selecteren die sinds een bepaalde datum of periode aan het bestand zijn toegevoegd. Als extra zijn alle publicaties vanaf 1996 voorzien van een periodisering en ontsloten door trefwoorden.
Voor nadere informatie kan men terecht bij het ING in de KB Den Haag: Postbus 90755, 2509 LT Den Haag, 070-3156441, fax 3854098, e-mail: repertorium@inghist.nl; Internet: http://www.konbib.nl/ing/welkom.htm
(8)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Fri, 11 Dec 1998 12:11:21 +0100
From: Cees Koster <Cees.Koster@let.uu.nl>
Subject: Lit: 9812.24: Pas verschenen: Henri Bloemen (e.a.), De kracht van vertaling - verrijking van taal en cultuur. Utrecht 1998
==============
Pas verschenen
==============
Henri Bloemen, Jacqueline Hulst, Nelleke de Jong-van den Berg, Cees Koster & Ton Naaijkens (red.), De kracht van vertaling – verrijking van taal en cultuur. Utrecht: Platform Vertalen & Vertaalwetenschap, 1998. 203 blz.; f.39,95.
Te bestellen bij: Platform Vertalen & Vertaalwetenschap, Trans 10, 3512 JK Utrecht, email: Cees.Koster@let.uu.nl.
In de bundel De kracht van vertaling – verrijking van taal en cultuur, zijn de bijdragen opgenomen aan het Tweede James S Holmes Symposium dat vorig jaar oktober in Utrecht heeft plaatsgevonden.
In een zeventiental bijdragen van gerenommeerde vertaal-, literatuur-, taal- en cultuurwetenschappers wordt een actueel beeld geschetst van de rol die vertaling speelt bij de ontwikkeling van de Nederlandse taal en van de Nederlandstalige cultuur en letteren. In vier secties, ‘Juridisch vertalen’, ‘Literaire vertaling’, ‘Vertaaldidactiek’ en ‘Vertaling en massamedia’ wordt het centrale thema van de taal- en cultuurvormende kracht van vertaling nader uitgewerkt. In alle bijdragen is er aandacht voor de orientatie op de doeltaal en de doelcultuur (d.w.z. de taal en cultuur waarin vertaald wordt), voor de relatie tussen vertaling en de definitie van linguistische en culturele identiteit en voor de relatie tussen vertaling en institutie.
Bijdragen van o.m. Paul van den Hoven en Gerard-Ren’e de Groot over juridisch vertalen, van Hugo Verdaasdonk over de economische positie van vertalers, van Jacqueline Hulst en Ton Naaijkens over vertaaldidactiek en van Paul Rutten over taalkeuze en popmuziek. In zijn ‘closing statement’ plaatst Dirk Delabastita de bijdragen in het kader van de internationale vertaalwetenschap.
(9)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Thu, 17 Dec 1998 16:08:12 +0100
From: P.J. Verkruijsse <piet.verkruijsse@hum.uva.nl>
Subject: Lit: 9812.25: Pas verschenen: Lectorium Rosicrucianum Haarlem i.s.m. de Bibliotheca Philosophica Hermetica (red.). De roep van het Rozenkruis. Den Haag 1998
==============
Pas verschenen
==============
Lectorium Rosicrucianum Haarlem i.s.m. de Bibliotheca Philosophica Hermetica (red.). De roep van het Rozenkruis. Vier eeuwen levende traditie. [Met een Woord vooraf door W. van Drimmelen.] Haarlem / Den Haag: Rozekruis Pers / Koninklijke Bibliotheek, 1998 (Tentoonstellingscatalogi en -brochures van de Koninklijke Bibliotheek, 59). 104 blz.; isbn 90 6732 212 1; issn 0169 3557 59.
De catalogus die de KB-tentoonstelling ‘De roep van het Rozenkruis’ begeleidt, ‘maakt een beweging toegankelijk die voor veel mensen waarschijnlijk toch met een waas van mysterie is omgeven’, aldus W. van Drimmelen in zijn woord vooraf. J.R. Ritman – uit wiens wereldberoemde Bibliotheca Philosophica Hermetica de meeste tentoongestelde werken afkomstig zijn – positioneert in zijn inleiding het Rozenkruis als een oplossing voor het millenniumprobleem: ‘Nu het einde van de twintigste eeuw met rasse schreden nadert, en de mensheid over de gehele wereld als het ware in de smeltkroes van een grote verandering is geworpen, is het goed om stil te staan bij de Roep van de broederschap van het Rozenkruis’.
Of de onbevangen lezer van de in de catalogus opgenomen ‘Verklaring van de Broederschap van het Rozenkruis’ (p. 13-14) nu ook onmiddellijk besluit ‘zich aan het Lectorium Rosicrucianum bekend te maken’ valt te betwijfelen. Hij of zij kan zich dan beter eerst verdiepen in het historisch overzicht op p. 21-88 waar de ontstaansgeschiedenis en de receptie van de Manifesten der Rozenkruisers in de 17e eeuw besproken worden en waar de neer- en opgang van de beweging tot op de dag van vandaag uit de doeken worden gedaan.
De inspiratiebron wordt gevormd door het zogenaamde Corpus Hermeticum, dat in een 15e-eeuwse vertaling in het Latijn (vanuit het Grieks) veel invloed heeft gehad op humanisten en renaissancisten. De Griekse Hermes, die gelijkgesteld werd met de Egyptische Thoth, zou als Hermes Trismegistus (de driemaal grote) invloed gehad hebben op Mozes, Pythagoras en Plato. De crises rond de millenniumwisseling van 16e naar 17e eeuw dienden bezworen te worden via een algemene wereldhervorming waarin mystieke, alchemistische, pietistische, chiliastische, astrologische, kabbalistische en natuurfilosofische elementen samengingen.
Vrij recent is duidelijk geworden dat de Manifesten van de Rozenkruisers, de ‘Fama Fraternitatis’ (1614), de ‘Confessio Fraternitatis R.C.’ (1615) en de ‘Chymische Hochzeit’ (1616), het werk zijn van Johann Valentin Andreae, geschreven en eerst in diverse manuscripten verspreid kort na het verschijnen van een supernova in 1604. In de ‘Fama’ wordt de mysteriefiguur van Christiaan Rozenkruis in het leven geroepen waarnaar de beweging is vernoemd.
De radicale voorstellen tot verandering van religie, wetenschap en politiek riepen – naast positieve reacties – de nodige weerstand op. Tot de sympathisanten worden hier gerekend de Boehme-vertaler Abraham van Beyerland, Vincent van Drielenburch, mensen als Coornhert en Spiegel en de literatoren van d’Eglentier en Muiderkring.
Wie meer wil weten over de relaties van de Rozenkruisers met de Vrijmetselarij en de antroposofie (Rudolf Steiner) komt in deze catalogus eveneens aan zijn trekken. Alle 184 geexposeerde drukken en handschriften worden kort beschreven en in de achterflap bevindt zich een uitklapbaar chronologisch overzicht van de Rozenkruisersbewegingen vanaf de 17e eeuw.
P.J. Verkruijsse
(10)=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Thu, 17 Dec 1998 16:08:12 +0100
From: P.J. Verkruijsse <piet.verkruijsse@hum.uva.nl>
Subject: Lit: 9812.26: Pas verschenen: Hilda van Assche en Peter de Bode. De tijdschriften verschenen in 1997. Antwerpen 1998
==============
Pas verschenen
==============
Hilda van Assche en Peter de Bode. De tijdschriften verschenen in 1997. Antwerpen: Rob. Roemans-stichting v.z.w., 1998 (Bibliografie van de Literaire Tijdschriften in Vlaanderen en Nederland). 457 blz.; f.61,- of BEF 1120 (incl. verzendkosten).
Onvermoeibaar gaat het bibliografische duo Van Assche-De Bode voort met het publiceren van jaardelen in de reeks Bibliografie van de Literaire Tijdschriften in Vlaanderen en Nederland (BLTVN). Volgens het beproefde recept worden 22 Vlaamse en 23 Nederlandse tijdschriften van inhoudsopgaven en indices voorzien waardoor ze voor eenieder die dat zou willen uitstekend raadpleegbaar zijn. Toch heb ik de indruk dat het uiterst nuttige werk van deze bibliografen, met als resultaat inmiddels ongeveer een meter bibliografieen, nog veel te weinig ge-, er- en bekend is.
Voor degenen die denken: ‘Wat kan ik dan allemaal in die BLTVN vinden?’, geef ik een overzicht van de beschreven tijdschriften:
- Vlaamse tijdschriften:
Appel, De Brakke Hond, Brutaal, Concept, Deus ex Machina, Dietsche Warande & Belfort, Facture Baroque, De Ganzeveer, Gierik, Kreatief, Kruispunt, Nieuw Wereldtijdschrift, Oostland, Poeziekrant, Revolver, Sampel, De Tijdlijn, De Vlaamse Gids, Weirdo’s, Wel, Yang, Zulma. - Nederlandse tijdschriften:
Ballustrada, Bloknoot, Bzzlletin, Feuilletons, De Gids, Gist, Hard Gras, Hollands Maandblad, Lava, Maatstaf, Optima, Parmentier, Pa$ionate, Payola, Raster, De Revisor, Ruim, Schoon Schip 93, Tirade, De Tweede Ronde, Woordwerk, De Zingende Zaag, Zoetermeer.
Van alle beschreven tijdschriften worden de gegevens over redactie, uitgever en administratie vermeld en worden de bijdragen ingedeeld in artikels van de redactie, poezie, proza, kritische bijdragen en illustraties. Er zijn diverse registers: op Nederlandstalige auteurs en hun pseudoniemen, op niet-Nederlandstalige auteurs, op beeldende kunstenaars, architecten en fotografen, op personen uit de muziekwereld, op personen uit de wereld van film, kleinkunst en theater, op personen uit de politieke wereld en op zaken.
De BLTVN is een uitgave van de Rob. Roemans-stichting v.z.w., Minderbroederstraat 22, 2000 Antwerpen. Voor bestellingen kan men zich richten tot drs. Hilda van Assche, Roosendael 88/2, 1190 Brussel.
P.J. Verkruijsse
(11)=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Thu, 17 Dec 1998 16:08:12 +0100
From: P.J. Verkruijsse <piet.verkruijsse@hum.uva.nl>
Subject: Lit: 9812.27: Pas verschenen: Dirk van Assche. Bibliografie Ons Erfdeel. Dl. 5: 1993-1997. Rekkem 1998
==============
Pas verschenen
==============
Dirk van Assche. Bibliografie Ons Erfdeel. Dl. 5: 1993-1997. Rekkem: Stichting Ons Erfdeel vzw, 1998. 184 blz.; ingenaaid BEF 900 of f.50,-; gebonden BEF 1250 of f.70,-; isbn 90-75862-29-6 resp. 90-75862-30-X.
Het tijdschrift Ons Erfdeel doet er alles aan zijn inhoud goed toegankelijk te maken. Na deel 1 (1980) over de jaren 1957-1977, deel 2 (1984) over 1978-1982, deel 3 (1989) over 1983-1987 en deel 4 (1994) over 1988-1992, verscheen onlangs deel 5. Daarin worden 950 artikels van 402 verschillende medewerkers beschreven.
Er zijn registers op medewerkers, personenregisters op auteurs, beeldende kunstenaars, acteurs, musici, politici en registers op portretten en zaken.
Bestellingen kan men richten aan de Stichting Ons Erfdeel vzw, Murissonstraat 260, B-8930 Rekkem, 056-411201, fax 414707, e-mail: erfdeel@pophost.eunet.be.
P.J. Verkruijsse
(12)=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Mon, 21 Dec 1998 15:46:13 +0100
From: Marc van Oostendorp <oostendorp@rullet.LeidenUniv.nl>
Subject: Rec: 9812.28: Poldernederlands: kunstmatig plat praten. Recensie door Marc van Oostendorp van Jan Stroops Poldernederlands
(Amsterdam, 1998)
========================================
Poldernederlands: kunstmatig plat praten
========================================
Recensie over:
Jan Stroop, Poldernederlands; Waardoor het ABN verdwijnt. Amsterdam, Bert Bakker, 1998. ISBN 90 351 2033. Prijs: fl. 24,90.
Er waart een spauk door Nederland: het spauk van het Poldernederlands. Dit jaar heeft de fonoloog Jan Stroop twee artikels gepubliceerd in tijdschriften voor een breder publiek (Noordzee en Onze Taal) over de variant van het Nederlands waaraan hij die naam heeft gegeven. Bovendien gaf hij interviews aan de radio, de televisie en zo ongeveer alle kranten van Nederland. Sinds november is er ook een boek, dat Stroop eveneens geschreven heeft voor een breder publiek. Het Poldernederlands is daarmee een van de grootste aandachttrekkers van de taalkunde van dit jaar.
De nieuwe variant zou vooral door jonge, succesvolle vrouwen gebruikt worden. Een boegbeeld is de parlementarier Sharon Dijksma, in dit boek discreet alleen met haar voornaam opgevoerd, en aldus geciteerd: “Ik denk dat als je k[aai]kt naar wat daar geschetst wordt, dat het h[ei]l belangr[aai]k is dat je daar [ou]k over[ei]nstemming [ou]ver hebt.” Uit dit citaat blijkt al dat het Poldernederlands eigenlijk alleen van de huidige standaardtaal verschilt in de klinkers, en in het bijzonder in de lange middenklinkers en de tweeklanken. De middenklinkers diftongeren: ee wordt ei, oo wordt ou. De oorspronkelijke diftongen worden op hun beurt iets extremer: ei wordt aai, au wordt aauw. Een andere eigenschap die Stroop aan het Poldernederlands toekent is dat de korte klinkers juist verhogen: bellen wordt uitgesproken als billen. Opvallend genoeg werd dit verschijnsel in de eerdere artikels niet genoemd, en ontbreekt het in Stroops transcriptie van Dijksma (“ik dink det els je kaaikt…”) en andere spreeksters.
Voor ik aan het boek begon, had ik mijn twijfels. Het was me uit de artikels niet duidelijk geworden hoe ik dit Poldernederlands nu moest begrijpen. Wat waren de observaties waarop Stroop zich baseerde; ging het echt alleen maar om indrukken die waren opgedaan tijdens het bekijken van het televisieprogramma De Plantage? Hoe consistent waren de spreeksters van het Poldernederlands nu? En was het echt zo uniek als Stroop beweerde dat vrouwen in dezen het voortouw namen? Op de meeste van deze vragen geeft het boek een antwoord, zij het een antwoord dat geformuleerd is voor een breed publiek en dat daarom voor vakgenoten niet altijd nauwkeurig genoeg is.
Poldernederlands is een onderhoudend boek, dat u onder de kerstboom van uw geliefde moet leggen als u weet dat hij of zij een zekere taalkundige belangstelling heeft, zonder nu meteen geinteresseerd te zijn in optimaliteitstableaus of multipeleregressieanalyses. Nu ik het gelezen heb, ben ik er van overtuigd dat Stroop een interessante observatie te pakken heeft en dat er reden is om eens goed uit te zoeken hoe het eigenlijk zit. Tegelijk betreur ik dat we na dit jaar nog alleen deze populair-wetenschappelijke publicaties hebben. Het hele idee blijft daardoor voor een vakgenoot nog steeds moeilijk te evalueren. Ik hoop dat er snel een paar wetenschappelijke publicaties komen waarin Stroop preciezer uiteenzet hoe een en ander in elkaar steekt.
Dan wordt het ook makkelijker om er een andere visie tegenover te stellen. Ik heb in ieder geval de indruk dat dit op een aantal punten best kan. Op een van die punten wil ik hier wat nader ingaan. Naast het Poldernederlands onderscheidt Stroop nog twee varianten: het ABN en het Bovennederlands. De laatste staat bekend als bekakt en is interessant genoeg wat klinkerstructuur betreft een spiegelbeeld van het Poldernederlands. Waar in het Poldernederlands de korte klinkers omhoog gaan (bellen wordt billen), gaan ze in het Bovennederlands juist omlaag (bellen wordt ballen); waar in het Poldernederlands de lange middenklinkers diftongeren (leden wordt leiden), monoftongeren in het Bovennederlands juist de diftongen tot middenklinkers (Leiden wordt Leden).
Volgens Stroop zijn de veranderingen in het Poldernederlands volstrekt natuurlijk: lange klinkers willen nu eenmaal graag laag zijn, korte klinkers willen nu eenmaal graag hoog zijn. Het Bovennederlands ziet hij als een reactie op deze ontwikkeling, als een vorm van hypercorrectie: om je af te zetten tegen het grauw, verhoog je juist de lange klinkers en verlaag je de middenklinkers. Het Poldernederlands vertegenwoordigt een natuurlijke ontwikkeling, die het Engels en het Duits (allebei [waajn] in plaats van wijn, allebei [haus] in plaats van huis) al veel eerder hebben doorgemaakt. Volgens Stroop is deze ontwikkeling dan ook zowel in het belang van de spreker als in dat van de luisteraar, terwijl het Bovennederlands er een soort kunstmatige reactie op is.
Het is een romantisch misverstand van de dialectologie om te denken dat een ‘bekakte’ variant automatisch een minder natuurlijke is (omdat hij gesproken wordt door mensen met Latijn en Grieks in hun pakket), terwijl ‘plat’ overal en altijd de vrije natuur in haar onbelemmerde loop vertegenwoordigt (omdat het door de oermensen van het platteland wordt gebruikt). Soms is het denk ik andersom: ook mensen van adel zijn tenslotte mensen met een beperkt strottenhoofd, en ook ‘plat’ kan iemand om heel oneigenlijke redenen gebruiken: om te benadrukken hoe eenvoudig hij of zij gebleven is bijvoorbeeld. Ik denk dat dit hier best wel eens aan de hand zou kunnen zijn; dat het Bovennederlands een natuurlijke weg heeft gevolgd en het Poldernederlands te zien is als een reactie op die ontwikkeling.
Fonologisch is het Poldernederlands helemaal niet zo veel natuurlijker dan het Bovennederlands. De parallel die Stroop voorzichtig met het Engels trekt, gaat volgens mij niet op. Het is wel waar dat de Engelsen het woord dat wij (Nederlanders die niet jong zijn en/of niet succesvol en/of geen vrouw) uitspreken als [wein] sinds jaar en dag uitspreken als [waajn]. Maar dit is gebeurd ten tijde van de Vowel Shift, waarin ook iets anders aan de hand was: de lange klinkers gingen omhoog, zodat ee werd tot i: en ai tot e:. Die veranderingen zijn tegengesteld aan die van het Poldernederlands. Dit zijn met andere woorden nu juist het soort veranderingen die we in lichte vorm zien in het Bovennederlands, dat dus minstens evenveel de natuurlijke weg van het Engels volgt als zijn polderzusje.
Maar het ligt toch inderdaad fonetisch voor de hand om lange klinkers te verlagen en korte te verhogen? Hoe langer een klinker is, hoe verder omlaag de kaak kan, en hoe prettiger het wordt een sonoordere, dus lagere, klinker te hebben. Dat klinkt inderdaad aannemelijk, maar ik geloof niet dat Stroop gelijk heeft dat zo’n sonore klinker de zaken gemakkelijker maakt voor de hoorder. Al die lage klinkers liggen zeer dicht bij elkaar en zijn daarom moeilijker te onderscheiden. Alle verlagingen werken dus contrastverlies uiteindelijk in de hand. Het wordt moeilijker voor de hoorder te reconstrueren wat de spreker zeggen wil.
Het verschil tussen lange en korte klinkers is in het Nederlands niet alleen een verschil in lengte: een [oo] is niet alleen maar een lang aangehouden [O]. Tussen de klinkers in poot en pot is ook een kwaliteitsverschil, en in mijn proefschrift (Van Oostendorp 1995) heb ik beweerd dat dit kwaliteitsverschil gelijkgesteld kan worden aan het tongwortelkenmerk [RTR] (retracted tongue root). Bij de korte klinkers is de tongwortel iets meer naar achteren getrokken dan bij de lange. Nu is dit kenmerk in Afrikaanse talen uitgebreid bestudeerd (Archangeli en Pulleyblank 1994), en uit die studie kan in ieder geval worden opgemaakt dat er een duidelijk verband bestaat tussen RTR en klinkerhoogte. [+RTR]-klinkers zijn graag laag, [-RTR]-klinkers zijn graag hoog. Vanuit dat perspectief is het Bovennederlands dus juist heel natuurlijk: korte klinkers zijn RTR, en willen dus omlaag; lange klinkers zijn [-RTR] en willen dus omhoog.
Ook de polderdiftongering van monoftongen (leiden zeggen tegen leden) is niet per se natuurlijker dan de bekakte monoftongering van diftongen (Leden zeggen tegen Leiden). Een diftong is per slot van rekening complexer dan een monoftong: er zit een beweging in die bij monoftongen ontbreekt en er is dan ook uit dat oogpunt heel wat te zeggen voor een dergelijke taalverandering.
Als jonge vrouw mag je dan zo succesvol zijn dat je uitgenodigd wordt om op te treden bij het programma De Plantage, je wilt toch aan de videorecorder van je moeder laten horen dat het je niet zo hoog in je bol geslagen is dat je bekakt bent gaan praten. Als ik ook eens een sociologische observatie van de koude grond mag debiteren: ik kijk nooit naar De Plantage maar ik lees wel eens Opzij en het valt me altijd op hoe zeer de daar opgevoerde succesvolle jonge vrouwen hun best doen om gewoon te worden gevonden; hoe in de gesprekken te pas en te onpas huishoudelijke perikelen aan de orde komen bijvoorbeeld. Uit angst om [geweun] te zeggen zeg je dan [gewaun]. Die vrouwen scheppen daarmee een soort kunstmatig plat, gewauner als gewoon. Mannen voelen die druk kennelijk minder. Zij hebben niet zo sterk de behoefte zich te verontschuldigen voor hun succes.
Hiermee zijn de inconsistenties die Stroop opmerkt in de taal van deze vrouwen (blz. 21) beter te begrijpen. Mensen die bekakt praten zijn daarin juist veel consequenter: koningin Beatrix zal je niet zo snel op ‘gewoon’ betrappen. Dit is wel een beetje eigenaardig als het Poldernederlands natuurlijk is en het Bovennederlands een kunstmatige reactie. Ook is hiermee in ieder geval ten dele verklaard waarom de klinkers van het Poldernederlands dichter bij die van het Zuid-Hollands liggen — Stroop beweert op gezag van Goeman en Taeldeman dat de uitspraak aai voor ei sinds 1965 uit het Rotterdams verdwenen is, maar ik ben van 1967 en heb nooit iets anders gehoord dan [blaaif baai maai] (Van Eekelen e.a. 1996) — dan bij het Amsterdams: de klinkers van het laatste dialect liggen net iets dichter bij het bekakt dan de eerste.
Al met al lijken me de ontwikkelingen van het Bovennederlands helemaal niet zo onnatuurlijk. De variant is bovendien ouder dan het Poldernederlands: bekakt praten bestaat al heel lang. Ook daarom ligt het meer voor de hand om het Poldernederlands te zien als een “kunstmatig plat”, een reactie op Bovennederlands, dan andersom.
De mogelijkheid komt in het boek heel even aan de orde. Op bladzijde 97 schrijft Stroop: “Ik denk trouwens dat er omgekeerd ook weer gereageerd wordt op het bekakte Bovennederlands en waag daarom deze stelling: door zich in haar taalgebruik zo duidelijk en op een hoogst persoonlijke manier te distantieren van het Poldernederlands levert koningin Beatrix geen bijdrage aan de instandhouding van het Algemeen Beschaafd Nederlands, maar juist aan de zonnige toekomst van de tegenpool van het Bovennederlands, het Poldernederlands.” Ik denk dat het anders ligt. Beatrix zet zich niet af tegen het Poldernederlands, de spreeksters van het Poldernederlands zetten zich in zekere zin af tegen haar. Zo succesvol als ze zijn, voelen ze zich heus geen koninginnetje. De stelling die ik daarom tegenover die van Stroop zou willen stellen is: zonder de huidige koningin had het Poldernederlands nooit bestaan.
Er verschijnen veel te weinig populair-wetenschappelijke boeken over de taalkunde. Stroop heeft een interessante ontdekking gedaan en deze op een enthousiaste manier aan de man gebracht. Dat is mooi. Nu wordt het tijd om de hele kwestie eens serieus te gaan onderzoeken. In een noot meldt de auteur dat hij hiervoor geld heeft aangevraagd. Ik hoop dat hij het krijgt, en dat er een paar promovendi aan de sociolinguistiek, de fonetiek en de fonologie van het Poldernederlands kunnen gaan werken. Dat kan een paar mooie en nuttige boeken opleveren. Als de observaties kloppen, is er iets spectaculairs aan de gang. Maar ik vind dat Jan Stroop ook zelf verplichtingen heeft jegens het onderwerp: het grote publiek is nu wel overtuigd, schrijft u nu eens een serie mooie artikels voor uw vakgenoten!
Bibliografie
- Archangeli, Diane en Douglas Pulleyblank (1994) Grounded phonology. Cambridge, MA: MIT Press.
- Eekelen, Yvette van, Ilke van den Ende, Rianne Huygens, Marc van Oostendorp, Anke Strang (1996) “Diftongen in enkele varieteiten van het Nederlands”, Tabu 25: 17-32.
- Oostendorp, Marc van (1995) Vowel quality and phonological projection. Proefschrift, Katholieke Universiteit Brabant.
Marc van Oostendorp
oostendorp@rullet.leidenuniv.nl
(13)=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Tue, 22 Dec 1998 09:43:12 +0100
From: Peter-Arno Coppen <P..A.Coppen@let.kun.nl>
Subject: Col: 9812.29: Linguistisch Miniatuurtje LIII: Het enige blijvende effect van een eindejaarsborrel
===================================================
Linguistisch Miniatuurtje LIII:
Het enige blijvende effect van een eindejaarsborrel
===================================================
Op een donkere avond in de residentie sprak ik met een collega van de Taaladviesdienst van het genootschap Onze Taal over haar werkdag. Ze had net een uitgebreide discussie achter de rug over een vraag van een taalgebruiker, die luidde: moet het nu zijn “het enige juiste antwoord” of “het enig juiste antwoord”?
Als taalkundige draai je dan werktuigelijk je repertoire aan basisvaardigheden af om zo’n probleem te lijf te gaan. Zo op het eerste gezicht betreft het hier de keuze tussen een bijwoord “enig” of een onbepaald voornaamwoord “enige”. Het laatste moet verbogen worden na een bepaald lidwoord, het eerste uiteraard niet. Dit categoriale verschil lijkt te corresponderen met een woordgroepenverschil: als “enig” een bijwoord is, moet het bij “juiste” horen, ongeveer zoals “erg” of “heel” bij een bijvoeglijk naamwoord kan staan. Maar dat lijkt weerlegd te worden door de onmogelijkheid om die combinatie predikatief te gebruiken. Als “enig juiste” bij elkaar hoort, waarom kun je dan niet zeggen “dat antwoord is enig juist”?
Een volgende gedachte moet zijn: betreft het hier niet een van die vele uitzonderingen op de regel dat een bijvoeglijke bepaling na een bepaald lidwoord verbogen moet worden? Deze uitzonderingen, waaraan de ANS een slordige 20 pagina’s wijdt, betreffen immers hoofdzakelijk gevallen met het onzijdige bepaalde lidwoord (“het lief klein hotelletje”, “het buitenlands beleid”, etc). Maar ook daarvan kan in dit geval geen sprake zijn: naast “het enig juiste antwoord” kan ook “de enig juiste redenering”, of “de enig juiste conclusie”; ook de-woorden doen het prima.
Derde gedachte: is het ontbreken van verbuiging bij “enig” beperkt tot de constructie met “juiste”? Het is onmiddellijk duidelijk dat je “enig” niet bij alle adjectieven kunt gebruiken: “de enig kapotte kerstbal” is volslagen onmogelijk, en “de enig noodzakelijke conclusie” is wel erg gek. Maar er zijn nog wel een aantal andere gevallen: “de enig mogelijke conclusie”, “het enig denkbare alternatief”, die lijken acceptabel.
Dit was zo ongeveer de conclusie die de collega’s van de Taaladviesdienst bereikten, en die we tijdens de eindejaarsborrel opnieuw construeerden. Conclusie voor de taalgebruiker: “het enige juiste antwoord” is volgens de regels, maar “het enig juiste antwoord” mag, als een van de schaarse uitzonderingen.
Ik moet toegeven dat deze conclusie me niet echt bevredigde. Het zijn vaak juist deze adviezen (“mag allebei”), die de taalkundige de naam bezorgen van een overtolerante slapjanus, die niet bij machte is om het taalgebruikende volk het taalsysteem in duidelijke regels uit te leggen. De wetenschappelijke nuance verliest het in de publieke opinie nou eenmaal altijd van het verwerpelijke, maar heldere, opgeheven vingertje.
Kunnen we nou echt niet beter in dit geval? Laten we nog eens een register opentrekken. Als het wegblijven van de verbuiging van “enig” beperkt is tot slechts sommige adjectieven in de directe omgeving, dan moet dat een semantische oorzaak hebben.
Die conclusie heeft twee gevolgen: ten eerste, dat er een verbindende factor moet zijn tussen de adjectieven die passen in de constructie, en ten tweede, dat de keuze tussen “enig” en “enige” een semantische keuze is. Maar wat kan daarvan de grond zijn? We hebben al gezien dat de stelling dat “enig” bij “juiste” zou horen, voor problemen zorgt. Maar omgekeerd is de stelling dat “enig” een los onbepaald voornaamwoord is, ook niet zonder moeilijkheden: in dat geval zouden we verwachten dat het onbepaald voornaamwoord “enig” en het bijvoeglijk naamwoord “juist” beide verbogen, of beide onverbogen zouden zijn. Immers, alle uitzonderingen op de regel dat adjectieven (en pronomina) na bepaalde lidwoorden verbogen moeten worden, betreffen steeds alle adjectiva: “ons lief klein hotelletje”, en niet “ons lief kleine hotelletje” of “ons lieve klein hotelletje”. Het is steeds alles of niks.
Terug dan naar de gedachte dat het verschil tussen “enig” en “enige” een categoriaal verschil is: “enig” is een bijwoord, en “enige” een onbepaald voornaamwoord. Volgt hier nou wel echt uit dat je dan ook een woordgroep “enig juiste” moet hebben? Bij nader inzien lijkt dat niet noodzakelijk. Er blijken namelijk constructies te bestaan met het onverbogen “enig” na een bepaald lidwoord, en zonder adjectief: in de ambtenarij schijnen termen in omloop als “het enig document” (een formulier voor de invoer van goederen dat andere overbodig maakt) of “het enig loket”. Als we stellen dat dit het bijwoord “enig” betreft, kan het dus direct betrekking hebben op het zelfstandig naamwoord.
Maar wat is nu de semantische factor in de keuze van de bijvoeglijke naamwoorden? Mijn eerste gedachte was dat het met het modale aspect “mogelijkheid” te maken had. De adjectieven “mogelijk” en “denkbaar” leken daarop te wijzen. Zou dat met een parafrase uit te vinden zijn? De frase “het enig juiste antwoord” is te omschrijven als “het antwoord dat als enige juist is”, en datzelfde geldt voor “als enige mogelijk”, “als enige denkbaar”. Maar de parafrase “als enige kapot” en “als enige noodzakelijk” klinkt ook helemaal niet zo slecht, en toch is “de enig kapotte kerstbal” radicaal fout.
Als “mogelijkheid” het juiste betekenisaspect zou zijn, dan zou je ook de semantische onverenigbaarheid van dit aspect met de betekenis van het onbepaald voornaamwoord “enig” (in tegenstelling tot de betekenis van het bijwoord “enig”) moeten kunnen beredeneren. Immers, blijkbaar past het bijwoord “enig” beter bij de totale betekenis dan het onbepaald voornaamwoord. Anders hadden we geen probleem. Maar voor deze gedachte bestaat geen enkele grond. Aangezien immers het onbepaald voornaamwoord “enig” in wezen existentieel is, is ook dat onlosmakelijk met het betekenisaspect “mogelijkheid” verbonden.
Toch nog maar even nadenken over andere mogelijkheden, dus. Het is wel heel opvallend dat me dit probleem juist in de kerstperiode werd voorgelegd. Anders had ik nooit gedacht aan woorden als “de enig uitverkorene” en “de eniggeboren Zoon”. Nu troffen deze gevallen me onmiddellijk als cruciaal.
De overeenkomst tussen al die adjectieven (en nomina) die met het bijwoord “enig” gecombineerd kunnen worden is te omschrijven met het betekenisaspect “selectie”: in alle gevallen betreft het begrippen die “uitverkoren” zijn, met bewuste uitsluiting van andere mogelijkheden. In tegenstelling tot een kapotte kerstbal, die toevallig kapot is gegaan, of een noodzakelijke conclusie, die los van persoonlijke voorkeur noodzakelijk is, kan een juist antwoord geselecteerd zijn door degene die de vragen heeft opgesteld.
Met dit betekenisaspect valt opeens alles op zijn plaats: het bijwoord “enig” betekent volgens de woordenboeken “uitsluitend”, dit is: met uitsluiting van andere mogelijkheden. Dat is iets anders dan de betekenis van het onbepaald voornaamwoord “enig”, die eerder “uniek” luidt. Daar ontbreekt juist het uitsluitingsaspect, dat natuurlijk het omgekeerde van selectie is.
Deze analyse verklaart ook de dubbele mogelijkheid bij “het enig(e) juiste antwoord”: een antwoord kan als inherente eigenschap zijn juistheid hebben. In dat geval is “het enige juiste antwoord” een correcte beschrijving. Maar het kan ook een antwoord betreffen dat slechts in de opinie van de vragensteller geselecteerd is als het bedoelde antwoord. Geen absolute juistheid, maar subjectieve selectie. In dat geval zou ik opteren voor “het enig juiste antwoord”.
De conclusie van de Taaladviesdienst, “mag allebei”, is met deze redenering niet weerlegd, maar juist onderbouwd. Het mag wel allebei, maar we weten nu tenminste waarom, en onder welke omstandigheden het een beter is dan het ander.
Peter-Arno Coppen
(14)=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Thu 24 December, 16.18 PM
From: Ben Salemans <salemans@baserv.uci.kun.nl>
Subject: Art: 9812.30: Keersemesmes in Sintervaos
===========================
Keersemesmes in Sintervaos
===========================
Ik woon al haast 25 jaar in Nijmegen. Ruim de helft van mij leven. Toch is Maastricht mijn stad. Haar zoete, zingende taal, door alle bevolkingslagen gesproken. Die nog net overzichtelijke wirwar van oude straatjes, pleintjes en kroegjes. Die rust, dat welhaast slome. Haar bruisende vastelaovend. Pas als ik via de A2 Mestreech binnenrijd en links MVV-stadion De Geusselt van me weet en rechts die lego-achtige flatjes voel ik me weer thuis.
Eigenlijk vier ik alle feesten het liefst in Maastricht. Ook dit jaar ben ik met kerst dus weer in Treech te vinden. Naar welke nachtmis te gaan? De kerstmismis in de Onze Lieve Vrouwekerk – als dat zo nog gespeld mag worden? Of die in de Sint Servaas-basiliek? De Slevrouwekerk in zijn romaanse duistere pracht vind ik mooier, intiemer dan de Sintervaos. En misschien is het net iets gepaster om de geboorte van Jezus te vieren in de kerk van zijn moeder. En, sorry dat ik het zeg – het doet me een beetje pijn dit te moeten toegeven – maar wie was nu helemaal die Sint Servaas? Eigenlijk toch maar een tweederangs (ijs)heilige? Toch heeft Sintervaos zeker een pluspunt voor op de Onze Lieve Vrouwekerk: het prachtige koor Cappella Sancti Servatii. Als je van muziek houdt moet je de Cappella aan het eind van de kerstnachtmis eeuwenoude kerstliederen hebben horen zingengalmen. Adembenemend mooi. En mijn neefje Otto, leef batteraofke, is er (grinnikend) misdienaartje. Ook mooi om te zien. Mijn dilemma – Slevrouwe of Sintervoas? – blijft dus nog even onopgelost.
Velen van ons nemen in de kersttijd (verplichte) verloftijd op. Zo ook ik. Alle gelegenheid om wat achterstallige literatuur door te nemen. Bladertijd. Tijd ook om weer eens te grasduinen in het prachtwerk ‘Middeleeuwse Kerstliederen’ van J.J. Mak (Utrecht 1948), dat ergens in mijn boekenkasten staat. Maar die kasten moet ik toch echt eens gaan herordenen: Mak is niet te vinden. Niet getreurd. Er is nog genoeg interessant, kers(t)vers bladermateriaal voorhanden. Bijvoorbeeld het proefschrift van Willemsen over middeleeuws speelgoed en de CD-rom ‘Middelnederlands’ van het Instituut voor Nederlandse Lexicologie.
De dissertatie van Annemarieke Willemsen (zie ook artikel 9812.14) oogt prachtig. Heel fraai opgemaakt en uitgegeven door de Nijmeegse Universitaire Uitgeverij. Mooie plaatjes van en fascinerende verhalen over middeleeuws speelgoed. Fl. 95,- vind ik heel goedkoop voor zo’n mooi, in harde kaft gebonden, boek.
Ik blader in Willemsen. Op p. 145 zie ik een kleurenprent met Maria, Jezus en allerlei anderen, ongetwijfeld bekende heiligen, maar mij op het eerste gezicht onbekend. Het onderschrift van de prent luidt: “XIII. Maagschap van de heilige Anna. Middenluik van polyptiek met de Heilige Maagschap en de Drie”eenheid, Antwerpen ca 1510. Wallraf-Richartz Museum Keulen. (…)” Voor Willemsen is deze schildering interessant omdat de afgebeelde kinderen met allerlei middeleeuws speelgoed spelen, het thema van haar boek. Maar ik vraag me af wie de heiligen zijn op die kleurenprent XIII. In paragraaf 4.7.2. vinden we, na enige worstelingen met de tekst, het antwoord.
[In de webversie van dit artikel staat hier kleurenprent XIII. Zie: http://baserv.uci.kun.nl/~salemans/bulletin/1998/12/981230.html]
In de halve binnencirkel worden vrouwen met hun kinderen afgebeeld. Daaromheen, buiten die corona, staan de echtgenoten. De mannen staan in het algemeen direct achter hun vrouwen; de kinderen zijn in de directe nabijheid van hun moeders. Centraal op de afbeelding, natuurlijk, het kindje Jezus. Jezus staat op de schoot van zijn moeder Maria en buigt voorover naar zijn oma, de moeder van Maria, Anna. Direct achter Maria staat, als ik het wel heb – Willemsen gaat nauwelijks in op de mannen – Maria’s vader Joachim. Vanuit onze positie bekeken links naast Joachim staat Jozef, echtgenoot van Maria. Goed, Jozef staat niet pal achter zijn Maria. Maar hij kijkt en wijst toch duidelijk haar kant uit. Oma Anna is drie keer getrouwd geweest. Dat leverde natuurlijk een compositorisch probleem op voor de onbekende schilder van het stuk. Hoe plaats je drie mannen achter hun ene vrouw? Met enig gedrang van de mannen, is de schilder daar redelijk in geslaagd: pal achter Anna staan, samen onder een boog, haar twee andere echtgenoten Cleophas en Salomas toe te kijken. De derde, Joachim, staat, zoals ik al zei, achter Maria met het kindje Jezus.
Terug naar de kring van de vrouwen. Volgens apocriefe teksten kreeg Anna drie dochters Maria: 1. ‘onze’ Maria, toen Anna was getrouwd met Joachim; 2. Maria Cleophas, toen Anna de vrouw van Cleophas was; en 3. Maria Salome, toen Anna gehuwd was met – u raadde het al – Salome (of Salomas). Drie halfzusjes Maria dus met een en dezelfde moeder Anna. Op de afbeelding zien we, weer vanuit onze positie bekeken, Maria (2) Cleophas direct links van ‘onze’ Maria (1) zitten met twee van haar vier zoons op schoot: staand Judas Thaddeus, die met een stokpaard speelt en een rammelaar aanneemt van zijn vader Alpheus, en op haar schoot zittend Joseph Justus. Voor haar voeten spelen haar andere twee zoons Jacobus Minor en Simon Zelotes. Jacobus Minor heeft een knots in zijn rechterhand. Simon Zelotes houdt een zaag vast. De twee broertjes zijn aan het bellen blazen. Uiterst links zit Maria (3) Salome. Die was getrouwd met Zebedeus, achter haar. Zij is de moeder van Johannes de Evangelist, die op haar schoot zit met een kelkje in de hand, en van Jacobus Maior – zeg maar: die van Compostella – die aan haar voeten pelgrimmetje is aan het spelen. Achter haar staat echtgenoot Salomas.
Begint het u te duizelen van al die namen? Hopelijk biedt de volgende schematische voorstelling dan enig soelaas. Daarin probeer ik vooral de onderlinge relaties van de vrouwen en hun kleine kinderen uit te drukken. Doe ik tenminste ook eens een keertje iets aan ‘genderonderzoek’ ;-).
*-------------------------------------------------------------*
| Anna Esmeria |
| / \ |
| -------------------------- -------------- |
| | | | | | |
| Maria-3 Maria-2 Maria-1 Elisabeth (Eliud) |
| | | | | | |
| Johannes (E.) Judas Thadeus Jezus Johannes Memelia |
| Jacobus Maior Joseph Justus de Doper | |
| Jacobus Minor kindje |
| Simon Zelotes |
*-------------------------------------------------------------*
Terug naar de schildering. Nu we de drie zusjes Maria en andere personages in de linkerhelft – zeg maar: de ‘Anna-tak’ – van de schildering hebben gehad, keren we naar de rechterhelft van de afbeelding, naar de drie vrouwen en personages rechts van Anna: de ‘Esmeria-tak’.
Rechts van Anna zit haar zus Esmeria, ook wel Ismeria genoemd. Esmeria was getrouwd met Ephraim, achter haar. Samen hadden zij twee kinderen: dochter Elisabeth (of Elsebe) en zoon Eliud. Elisabeth, een volle nicht dus van de drie Maria’s, zit op de schildering rechts naast haar moeder Esmeria. Elisabeth was getrouwd met Zacharias, die natuurlijk weer pal achter haar staat. Hun zoon Johannes de Doper ligt op Elisabeths schoot. Oma Esmeria ondersteunt het hoofdje van Johannes. Hij speelt met een lammetje, het Lam Gods, dat hij met een riempje vasthoudt.
Nu resteert nog het tafereel uiterst rechts: de vrouw met kind en de twee mannen daarachter. De vrouw heet Memelia. Wie is zij? Welnu, de broer van Elisabeth, Eliud, trouwde met Emerentiana. Samen kregen Eliud en Emerentiana zoon Enim (ook wel eens Emiu genoemd; maar dat zal wel een verlezing van Enim zijn). Enim trouwde met Memelia. Op de afbeelding staat hij direct achter zijn vrouw. Naast Enim, onder dezelfde boog, staat zijn vader Eliud. Eliud kijkt niet naar de vrouwenfiguren en de kinderen centraal in de afbeelding. Dat is niet zo eigenaardig als we bedenken dat zijn vrouw Emerentiana niet wordt afgebeeld. Zij is afwezig. En het lijkt niet de eerste keer dat Emerentiana afwezig is, zo lijkt Eliud, tellend op zijn vingers, te betogen.
Volgens Annemarieke Willemsen wordt Emerentiana wel degelijk afgebeeld. Zij benoemt op p. 262 de vrouwen anders dan ik hierboven deed: “naast Anna zitten haar dochters Elisabeth (…) en Emerentia (sic) met de kleine Johannes de Doper op schoot”. Dat klopt volgens mij niet, ook al omdat de plaats van de mannen in de schildering dan minder logisch zou worden. Nee, naast Anna zit haar dochter Esmeria, en naast Esmeria zit haar dochter Elisabeth. Elisabeth heeft – ik zou haast zeggen natuurlijk – haar eigen zoontje op schoot. Emerentiana sta niet op de schildering. Een uitglijertje van Willemsen? Doet er niet veel toe.
Over een persoon op de afbeelding hebben we nog niet gesproken: het kind op de schoot van Memelia, uiterst rechts. Wie is dat? Ik slik. Dat is niemand minder dan Sint Servaas! Een volle (achter)neef van Jezus! Servaasje speelt met een sleutel aan een halsketting van zijn moeder. In zijn rechterhand houdt hij een bisschopsstafje vast.
Ik herinnerde mij vaag uit de Sint Servaeslegende van Henric van Veldeke dat Servaas verre familie van Jezus was. Dat nam ik met een korreltje zout. Nu weet ik beter; alle kans dat u het allang wist. Servaas verre familie van Jezus? Om de dooie donder niet: die Sint Servaas is een heilige die heel nauw verwant is aan Jezus. Daar kan menige heilige een puntje aan zuigen. Maar hoe kan dat nu, vraagt u zich wellicht af: Servaas, een enkele generatie ouder dan Jezus, stierf toch pas rond 384 in Maastricht? Bedenk dan dat vroeger mensen heel oud konden worden. Zeker de ouders van belangrijke heiligen. Nee, in de Sint Servaaskerk in Maastricht liggen, in de Noodkist, niet zomaar de beenderen van een of andere willekeurige tweederangs flutheilige. Maastricht heeft een absolute topheilige in haar midden (gehad). Sorry, Maastricht en Servaas, voor mijn laatdunkende woorden hierboven.
Nu wordt het toch echt tijd om het geheugen op te frissen en te kijken wat Henric van Veldeke nu werkelijk over de herkomst van Sint Servaas heeft geschreven. Helaas, de uitgave van de Sint Servaeslegende door Van Es en Lieftinck kan ik ook al niet in mijn boekenkasten vinden. Ik moet daar toch echt eens echt werk van gaan maken.
Gelukkig beschik ik, zoals gezegd, sinds kort over de CD-rom ‘Middelnederlands’ van het Leidse INL. Die CD-rom (zie de aankondiging in artikel 9809.22) kost fl. 395,-. Ook dat is niet duur als je bedenkt wat je met die CD-rom allemaal in huis haalt: o.a. het Middelnederlandsch Woordenboek, het Corpus Gijsseling en ca. 250 Middelnederlandse rijmende teksten en prozateksten. Met uitgebreide zoekmogelijkheden.
Een van de rijmteksten op de CD is de Sint Servaeslegende, zoals in 1950 uitgegeven door Van Es en Lieftinck, naar het Leidse manuscript BPL 1215 uit de tweede helft van de vijftiende eeuw. Vergeef me dat ik niet in verdere bibliografische en editietechnische details treed – er zijn bijvoorbeeld ook dertiende-eeuwse fragmenten voorhanden – en meteen de tekst weergeef. De beschrijving door Henric van Veldeke van Servaas’ afkomst is geheel in overeenstemming met de schildering in het Keuls museum:
Nu verneemt voert meer
200 Van desen heilighen heer
Wie edelike hi gheboren was,
Die oetmoedighe sinte Seruaes
Des en soelen wij nyet vergheten;
Want hij heuet beseeten
205 Gods rike ten ewen.
Inden ioedschen Ewen
Waren twee gesusteren hier te voren,
Edel ende wael gheboren
Kuyssche ende wael getogen
210 Als ons getughen, dats ongeloghen,
Die die boeke hebben gelesen
Dat sij nyet edelre en mochen wesen
Noch reynre van haren lyue,
Gheboren van edelen wijue
215 Ende van edelen ioedschen manne.
Die eyne suster die hiet Anne
Ende was onser vrouwen moeder,
Sinte marien der goeder
Die Jhesum onsen heer droech,
220 Daer aff te spreken is ghenoech
Want menghe ziele daer by ghenas.
Die ander suster sy was
Gheheyten Esmeria.
Van haer staet gescreuen da
225 Dat sij hadde eyne dochter ende eynen sone.
Van dien sall ich te weten doen
Als ich daer aue vant geset:
Dat was Elyud ende Elysabeth
Die moeder was sinte Johannes
230 Baptista, des heiligen mannes,
Die onsen heer doufde
Ende voele vast in hem geloufde,
Wies moeder was die Elsebe.
Nu suldi verneemen mee:
235 Si ghedroech den gods druyt
Ende haer broeder Elyut
Hadde eynen sone hiet Emyu.
Van dien sullen wij segghen nu:
Des sone was sijnte Seruaes
240 Die gode lieff is ende was.
Alsulck was sijn gheslechte.
Nu merct dit wel te rechte
Mijne reden ende mijne woert.
Men vint aldus bescreuen voert
245 Dat sijn vader woenende was
Int lant van grieken, als ich las.
Nu willich mich daer toe gheuen
Voert te segghen van sijnen leuen.
Sijn leven dat was gode bequame,
250 Heilich ende sonder blame,
Ende was van onser vrouwen geslechten
Gheboren: vut der lynien rechte
Was hij neue ons lieuen heren,
Als ons die boecke leeren,
255 Ende sijnre moeder sinte marien.
Iets verderop wordt trouwens de ligging van Maastricht (‘Triecht’, ‘Traiectum’) bejubeld:
Der enghel sinte Seruaes erscheyn.
955 Hij geboet den heilighen manne
Dat hi voer van danne
All daer hij noch is, te Triecht,
In eynen dall scoen ende liecht,
Effen ende wael ghedaen
960 Daer twee water tsamen gaen,
Eyn groot ende eyn cleyne,
Claer, schoen ende reyne.
Dats die Jeker ende die mase.
Beide te korne ende te grase
965 Es die stadt wale gheleghen
Ende te schepen in voele weghen,
In visschen ende in ghewilden
Ende in goeden ghevylden
Der bester coren eerden
970 Die ye mochte ghewerden.
Des steyt die stat te maten
Aen eynre ghemeynre straten
Van Inghelant in ongheren
Voer Colne ende voer tongheren
975 Ende alsoe dies ghelijck
Van Sassen in vrancrijck
Ende mit scepe die des pleghen
Te denemerken ende te norweghen.
Die weghe versamenen sich all dae.
980 Des is die stadt daer nae
Gheheiten Traiectum.
Daer sande god Seruacium.
Het moge duidelijk zijn dat voor dit jaar mijn dilemma is opgelost. Over enkele uurtjes ga ik naar de nachtmis in de Sint Servaas. Ook om een beetje boete te doen.
Ben Salemans
(15)=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
*-------------------------------------------------------------------------* | | | Informatie over Neder-L: | | ======================== | | Algemene informatie opvragen over Neder-L: stuur mail naar | | listserv@nic.surfnet.nl met daarin de boodschap: GET NEDER-L INFO | | Abonnement nemen op Neder-L: stuur mail naar listserv@nic.surfnet.nl | | met als boodschap: SUB NEDER-L uw-voornaam/voorletters uw-achternaam | | Neder-L op het web/WWW: Neder-L-nummers zijn vanaf januari 1997 in | | web-formaat te lezen via: http://baserv.uci.kun.nl/~salemans/ | | Nadere informatie over Neder-L in web-formaat: zie artikel 9706.01 | | Er is ook een WWW-archief met alle e-mailversies van Neder-L sinds | | juni 1992, dat ook op trefwoord doorzocht kan worden; de URL van dit | | listserv-archief: http://listserv.surfnet.nl/archives/neder-l.html | | Neder-L wordt ook verspreid via de Internet-newsgroup bit.lang.neder-l | | Oude Neder-L-bulletins opvragen: stuur mail naar listserv@nic.surfnet.nl| | met daarin een boodschap als: GET NEDER-L LOG9206 | | (resultaat: logboek met Neder-L-artikelen van juni '92 wordt gestuurd)| | Of maak gebruik van het listserv-archief (zie enkele regels hierboven)| | Bijdrage voor Neder-L opsturen: stuur mail naar neder-l@nic.surfnet.nl | | Contact met redactie: stuur mail naar Salemans@baserv.uci.kun.nl, naar | | Willem.Kuiper@hum.uva.nl, naar Piet.Verkruijsse@hum.uva.nl (voor de | | evenementenagenda), naar Oostendorp@rullet.leidenuniv.nl (voor | | neerlandistiek op het Web), of naar P.A.Coppen@let.kun.nl | *-------------------------------------------------------------------------**-Einde-------------------- Neder-L, no. 9812.b --------------------------*
Laat een reactie achter