Subject: | Neder-L, no. 9907.a |
From: | BJP Salemans |
Reply-To: | Elektronisch tijdschrift voor de neerlandistiek |
Date: | Tue, 13 Jul 1999 23:55:45 +0200 |
Content-Type: | TEXT/PLAIN |
********************* *-Achtste-jaargang--------- Neder-L, no. 9907.a -----------ISSN-0929-6514-* | | | ************************************************************ | | * Neder-L, elektronisch tijdschrift voor de neerlandistiek * | | ************************************************************ | | | | Onderwerpen in dit bulletin: | | ============================ | | (1) Rub: 9907.01: Evenementenagenda, met: | | - Congres 'History of Rhetoric', ma 12 - za 17 juli | | 1999 (Amsterdam) | | - Tentoonstelling 'Duizend jaar schrift', do 15 juli | | - zo 10 oktober 1999 (Den Haag) | | - Tentoonstelling 'Van middeleeuws handschrift tot | | Statenvertaling', di 1 juni - zo 1 augustus 1999 | | (Deventer) | | (2) Vac: 9907.02: Vacature voor docent Nederlands aan Universiteit van | | Boekarest (deadline: eind juli 1999) | | (3) Web: 9907.03: Zeeuws literaire tijdschrift Ballustrada ook op web | | (4) Web: 9907.04: Oproep: De Nederlandse taalkunde in honderd artikelen | | (5) Med: 9907.05: Activiteiten rond jubileum Camerata Trajectina: CD met| | Maastrichts Liedboek (1554), '45-bedden'-prijsvraag | | en concert op 1 september 1999 te Utrecht | | (6) Lit: 9907.06: Verschenen: Wolfgang Lindow e.a. Een Nederduitse | | Spraakkunst. Leer: Schuster Verlag. 1998. 383 blz. | | (7) Lit: 9907.07: Pas verschenen: Brieven van Matthias de Vries | | (8) Col: 9907.08: Column Marc van Oostendorp: NederNed, no. 31: Leibniz | | in de Bijlmer | | (9) Col: 9907.09: Linguistisch Miniatuurtje LXI: De taalkundige mijmert | | gekkepraat | |(10) Informatie over Neder-L | | | *-------------------------- --------------------------* *********************
(1)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Tue, 06 Jul 1999 18:06:45 +0200
From: P.J. Verkruijsse <piet.verkruijsse@hum.uva.nl>
Subject: Rub: 9907.01: Evenementenagenda
=================
Evenementenagenda
=================
AMSTERDAM, Auditorium Vrije Universiteit, De Boelelaan 1105.
Congres ‘History of Rhetoric’, maandag 12 – zaterdag 17 juli 1999.
- Congres van de International Society for the History of Rhetoric. Inl. mw. prof. dr. M. Spies: 020-4446467.
DEN HAAG, Museum van het Boek, Prinsessegracht 30, 070-3462700.
Tentoonstelling ‘Duizend jaar schrift’, 15 juli – 10 oktober 1999.
- Expositie over de geschiedenis van het schrift in het kader van ‘1999: het jaar van het handschrift; haalt het handschrift het jaar 3000?’.
DEVENTER, Athenaeumbibliotheek, Klooster 12, 0570-693887.
Tentoonstelling ‘Van middeleeuws handschrift tot Statenvertaling’, 1 juni – 1 augustus 1999.
- Expositie van vijftien bijbelhandschriften en -drukken uit de eigen collectie uit de periode vanaf de 9e/10e eeuw tot en met de Statenvertaling van 1637. Frank van Wijk stelde ter begeleiding van die tentoonstelling een catalogus samen: ‘Van middeleeuws handschrift tot Statenvertaling; bijbels uit de collectie van de Athenaeumbibliotheek’.
(2)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Tue, 22 Jun 1999 13:34:40 +0200
From: J.M. Kristel <ivnnl@wxs.nl>
Subject: Vac: 9907.02: Vacature voor een docent Nederlands aan de Universiteit van Boekarest (deadline: eind juli 1999)
==================
Vacature Boekarest
==================
Aan de Universitatea din Bucuresti wordt sinds 1972 Nederlands gedoceerd. Het vak heeft de status van B-hoofdvak. Studenten volgen in Roemenie verplicht twee hoofdvakken, waarvan het A-hoofdvak, met 14 uur per week, iets zwaarder telt dan het B-hoofdvak met 10 uur per week. Studenten die kiezen voor het Nederlands als B-hoofdvak zijn uiterst gemotiveerd en zijn dan ook bereid om hard te werken.
Aan de Universitatea din Bucuresti is een vacature voor een enthousiaste
docent Nederlands
met ingang van het nieuwe academisch jaar. De docent werkt samen met een Roemeense collega die al enige jaren bij de studierichting Nederlands betrokken is.
De docent
- geeft circa 16 uur per week les aan een hoofdvakgroep van twintig vierdejaars, een hoofdvakgroep van zestien tweedejaars en bijvakgroep van twintig tot dertig beginners.
- is neerlandicus en heeft een ruime kennis van de Nederlandse letterkunde en cultuur. Enige NT2- of NVT-ervaring strekt tot aanbeveling.
De docent wordt aangesteld bij de universiteit en ontvangt een lokaal salaris. Aan de Nederlandse Taalunie kan een suppletie gevraagd worden en bemiddeling bij een a twee retourtickets per jaar naar Nederland of Vlaanderen.
Vanaf 1 juli 1999 is de huidige docent, Kees Linthorst, in Nederland te bereiken voor sollicitaties en voor nadere inlichtingen over deze betrekking. Ook de Roemeense docent, Gheorghe Nicolaescu is vanaf 9 juli in Nederland.
Kandidaten richten hun sollicitatie zo spoedig mogelijk aan: drs. C.E. Linthorst, p/a Familie A. Linthorst, Onder de Bos 221, 8077 TG Hulshorst; e-mail: keeslinthorst@hotmail.com
Medegedeeld door:
IVN, Internationale Vereniging voor Neerlandistiek
Raadhuisstraat 1
2481 BE Woubrugge
tel.: + 31 172 51 82 43
fax: + 31 172 51 94 41
e-mail: ivnnl@wxs.nl
website: http://www.wxs.nl/~ivnnl/
(3)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: zon, 20 jun 1999 15:05
From: "Cees Maas" <cees@ceesmaas.com>
Subject: Web: 9907.03: Zeeuws literaire tijdschrift Ballustrada ook op het web
=======================================================
Zeeuws literaire tijdschrift Ballustrada ook op het web
=======================================================
Het Zeeuwse literaire tijdschrift Ballustrada is voortaan ook op het Internet te zien. Deze week heeft de redactie van het blad een nieuwe website in gebruik genomen.
Op die site (75 pagina’s groot) is veel van het verleden en het heden van het 13-jaar oude periodiek te bekijken. Van tal van oude nummers zijn de covers en een selectie van de inhoud opgenomen, online kunnen bestellingen worden gedaan, en men kan zich abonneren door een fomulier in te vullen. Ook is er een gastenboek gemaakt en een pagina met links naar nationale en internationale literatuur. Delen uit de lustrumboeken van Ballustrada, Zeeuws Licht en Licht Zeeuws zijn opgenomen, en ook de vaste medewerkers zoals Lou Vleugelhof en Ko de Jonge hebben een plekje gekregen.
De site van Ballustrada is te vinden op:
http://209.238.88.157/ballustrada/
(4)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Sat, 10 Jul 1999 09:34:10 +0200
From: Marc van Oostendorp <marc.van.oostendorp@meertens.knaw.nl>
Subject: Web: 9907.04: Oproep: De Nederlandse taalkunde in honderd artikelen
=====================================================
Oproep: De Nederlandse taalkunde in honderd artikelen
=====================================================
Op een website die onder auspicien van onder andere de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde zal verschijnen, zal ook ruimte zijn voor een kleine taalkundige afdeling. Deze zal gevuld worden met een afdeling De Nederlandse Taalkunde in Honderd Artikelen (zoals er ook afdelingen komen over De Nederlandse Letterkunde in Honderd Artikelen en De Gouden Eeuw in Honderd Artikelen).
De Nederlandse Taalkunde in Honderd Artikelen moet in het ideale geval een overzicht over ons vakgebied bevatten in honderd representatieve artikelen. Om de selectie enigszins te beperken, bepalen we ons tot de 20e eeuw. Het is de bedoeling dat daarbij alle perioden, alle belangrijke taalkundigen, stromingen, en deeldisciplines evenwichtig vertegenwoordigd zijn. De eindverantwoordelijk voor de selectie ligt bij de drie ondergetekenden, maar wij zouden graag hulp krijgen van zoveel mogelijk vakgenoten bij het selecteren. We willen daarom een ieder die dit leest vragen een lijstje van werken op te sturen (adres: zie onder) met titels die in geen geval zouden mogen ontbreken in een dergelijke selectie. Uiteraard hoeft dit geen lijst van 100 titels te zijn: elke suggestie, zelfs van enkele titels, is welkom. We zijn vooral geinteresseerd in suggesties op uw eigen gebied van specialisatie, of dit nu fonologie, kindertaalverwerving of etymologie is. Let wel dat het moet gaan om artikelen over het Nederlands, niet per se om artikelen in het Nederlands, en ook niet per se om door Nederlanders of Vlamingen geschreven artikelen. Ook zelfstandig te lezen onderdelen van boeken kunnen voorgedragen worden. Hoewel we beseffen dat geen twee taalkundigen eenzelfde lijst van 100 topartikelen voor ogen zal zweven, hopen we met uw medewerking deze website zo waardevol mogelijk te maken voor zo veel mogelijk mensen met belangstelling voor de taalkunde.
Sjef Barbiers (Universiteit Leiden)
Jack Hoeksema (Rijksuniversiteit Groningen)
Marc van Oostendorp (Meertens Instituut)
Reacties liefst voor 1 september zenden naar:
Marc.van.Oostendorp@meertens.knaw.nl
(5)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Tue, 22 Jun 1999 11:12:07 +0200
From: Louis Peter Grijp <louis.grijp@meertens.knaw.nl>
Subject: Med: 9907.05: Activiteiten rond zilveren jubileum Camerata Trajectina: CD met Maastrichts Liedboek (1554), '45-bedden'-prijsvraag en concert op 1 september 1999 te Utrecht
=====================================
Zilveren jubileum Camerata Trajectina
=====================================
Concerten en CD met Maastrichts liedboek (1554)
Camerata Trajectina viert dit jaar haar zilveren jubileum met een aantal concerten en een speciale jubileum-CD, gewijd aan het Maastrichts liedboek (‘Niewe Duytsche Liedekens’, 1554). Geile meiliedjes en grof gildekensgezang op de schitterendste meerstemmige muziek van onder meer Clemens non Papa en de Maastrichtse zangmeester Ludovicus Episcopius. Een bijzonderheid is dat van de vijf stemboeken van het Maastrichts liedboek de sopraanpartij ontbreekt – wat de uitvoering in hoge mate belemmert. Samen met tenor Nico van der Meel heb ik die stem gereconstrueerd.
Het probleem van de lied met de 45 bedden
De CD is inmiddels opgenomen, maar er is nog een probleem met de toelichting bij het openingslied ‘Al hadden wy vijfenveertich bedden’. Vandaar deze jubileumprijsvraag. De tekst van het meerstemmige lied luidt als volgt:
Al hadden wij vijfenveertich bedden,
wij souden te mey een pluymken niet hebben,
omdat dus wayt, omdat dus wayt.
Wij willen niet sceyden,
wij willen noch beyden,
tot dat haenken crayt.
Deze tekst, op muziek gezet door de Luikse muziekmeester Jean Petit de Latre, stelt enkele interpretatieproblemen. Waaien de veertjes weg in het meiwindje, of gaan de gelieven dusdanig te keer dat ze in mei 45 bedden versleten zullen hebben? De tekst komt voor als derde couplet in een liedje uit het Zutphens liedboek (1537):
Enn will wy taffentt <’s avonds> genochlich sienn,
end drincken den rinnschen koldenn wienn;
als dat wintien weytt.
wir willen niett scheiden,
wi willens ferbeyden,
as dat hantien kreytt.Nuu wil wir hebben ain frisschen moett,
ferzerren <verteren> ain weynich fan unseren guet,
als dat wienntien weytt.
wir etc.Auch, had ich 25 bedden,
tho meye woltt ick er niett ann plomken fan heben,
als dat wientien weitt.
wir etc.Had ich mien freuntien <vriendin> in miennen arm,
wer sie koltt, ich machtt sie warm,
as dat wienntien weyt.
wir etc.
Het aantal bedden in het Zutphens liedboek is 25 en het verband met de wind is wat afgezwakt: het blijkt een refrein. Zolang de wind waait en de haan kraait is volgens het WNT een gerechtelijk formule voor “tot in der eeuwigheid”, dus het liedje is te lezen als: wij zitten hier in de kroeg en zijn van plan nog lang door te gaan. Uitgever Leloux verklaart de beddenpassage als volgt: in mei trekken de gelieven naar buiten en doen het in de vrije natuur – al hebben ze thuis nog zoveel bedden tot hun beschikking.
Prijsvraag
Het beeld van de 25/45 bedden intrigeert. Er doet een verhaal de ronde over een buitenlandse vorst die in de Nederlanden (Brussel?) werd ontvangen in een paleis met 45 bedden met daarin evenzovele willige dames. Dit verhaal schijnt een aantal jaren geleden voor de radio verteld te zijn. Het is een aantrekkelijk beeld, maar het kan ook een recent verzinsel zijn. Vandaar deze oproep: wie kent de bron van het verhaal van de 45 bedden in een Brussels (?) paleis?
Stuur uw oplossing naar salemans@baserv.uci.kun.nl. De eerste geloofwaardige inzending wordt beloond met een exemplaar van de jubileum-CD “Maastrichts Liedboek 1554” van Camerata Trajectina. Voor de meest overtuigende, aardigste, en/of origineelste interpretatie van de betreffende passage uit het lied wordt ook een CD uitgeloofd. De jury bestaat uit Ben Salemans en ondergetekende.
Intekenen op de CD van het Maastrichts Liedboek
Er is ook een intekenactie. Wie voor 31 juli NLG 35,- overmaakt op giro 2698501 van Penningmeester Camerata Trajectina te Utrecht, ontvangt de CD in september franco thuisgestuurd, inclusief jubileumverrassing.
Jubileumconcert op 1 september 1999
Er is ook een jubileumconcert, met de muziek uit het Maastrichts Liedboek, inclusief het achtstemmige ‘Ghequetst ben ic van binnen’ gezongen door acht zangers, in het Holland Festival Oude Muziek, 1 september om 18.00 uur in de Geertekerk.
Tijdig reserveren, want de Camerata-concerten in het Festival zijn altijd snel uitverkocht: 030-2362236.
Louis Peter Grijp
KNAW-onderzoeker Nederlandse muziekcultuur op het Meertens Instituut
Noot van de Neder-L-redactie:
Het is waarschijnlijk (maar nog niet definitief) dat Louis Peter Grijp, Willem Kuiper en Ben Salemans binnen enkele maanden een artikel in Neder-L zullen publiceren over het Maastrichts Liedboek uit 1554, inclusief een weergave van de teksten van de dertig liederen.
(6)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Mon, 12 Jul 1999 10:59:13 +0200
From: P. C. Paardekooper, via Katrien Depuydt (<depuydt@inl.nl>)
Subject: Lit: 9907.06: Verschenen: Wolfgang Lindow e.a. Een Nederduitse Spraakkunst. Leer: Schuster Verlag. 1998. 383 blz.
===========================
Een Nederduitse Spraakkunst
===========================
Vorig jaar is er een Nederduitse Spraakkunst verschenen: de ‘Niederdeutsche Grammatik’ van Wolfgang Lindow en andere. Het boek telt 383 bladzijs en geeft een grondige klank- en vormleer en syntaksis, met een aantal teksten en tot besluit een zaak- en een woordregister plus een bibliografie. ISBN 3796303323.
Het Nederduits omvat – zoals bekend – een grote groep dialekten, waarmee het Nederlands een eenheid vormt. Helaas zijn de schrijvers zich dat niet scherp bewust, maar dat verkleint het belang van hun werk voor Neerlandisten niet. (Hopelijk zullen ze dat Nederlands in een volgende druk beter tot z’n recht laten komen.
Wie F 62.15 gireert op het Nederlandse (postbank)nummer 3521895 van Boekhandel T. Schuster in Leer (de uitgever), krijgt het toegestuurd. U kunt Schuster – in het Nederlands – bellen onder 00-49-491-925900.
P. C. Paardekooper
(7)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Wed, 7 Jul 99 10:30:21 MET
From: J. Noordegraaf <noordegj@let.vu.nl>
Subject: Lit: 9907.07: Pas verschenen: Brieven van Matthias de Vries
=============================================
Pas verschenen: Brieven van Matthias de Vries
=============================================
Bij de Stichting Neerlandistiek VU is als nummer 17 in de reeks Cahiers voor Taalkunde verschenen:
Matthias de Vries, Brieven aan H.J. Koenen. Uitgegeven en ingeleid door Sigrid de Jong, Mimi Lakeman, Jan Noordegraaf, Suzanne Pijnacker en Eva Wilders.
Deze uitgave, bestemd voor geinteresseerde woordenaren, historiografen en andere belangstellende neerlandici, bevat de brieven die de latere Leidse hoogleraar M. de Vries in de jaren 1847-1867 geschreven heeft aan de invloedrijke Amsterdamse R’eveil-man, taalkundige en polyhistor H.J. Koenen.
De brieven geven een aardig inzicht in de ambities van de jonge De Vries, zeker waar het de zaak van het Woordenboek der Nederlandsche Taal betreft. Er is een inleiding waarin leven en werken van zowel De Vries als Koenen kort worden geschetst. Toegevoegd is een tweetal registers waarin personen en studies die in de brieven aan de orde komen, beknopt worden geidentificeerd. Als bijlage bij een van De Vries’ brieven is opgenomen een schrijven van W.J.A. Jonckbloet aan Koenen, curator van het Amsterdamse Athenaeum, waarin Jonckbloet in 1861 op zijn geheel eigen wijze laat weten als hoogleraar benoemd te willen worden aan de op te richten Universiteit van Amsterdam.
M. de Vries, Brieven aan H.J. Koenen (100 pp., incl. illustraties), kost NLG 27,50 (excl. verzendkosten) en is te bestellen bij Stichting Neerlandistiek VU, De Boelelaan 1105, NL-1081 HV Amsterdam (ISBN 90-72365-54-2) of bij Nodus Publikationen, Postfach 5725, D-48031, Muenster (ISBN 3-89323-523-X; e-mailadres: Dutz.nodus@t-online.de).
(8)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Sat, 03 Jul 1999 18:21:55 +0200
From: Marc van Oostendorp <Marc.van.Oostendorp@meertens.knaw.nl>
Subject: Col: 9907.08: Column Marc van Oostendorp: NederNed, no. 31: Leibniz in de Bijlmer
=======================================
NederNed, no. 31: Leibniz in de Bijlmer
=======================================
Sommige zeventiende-eeuwse wetenschappers waren ontevreden met de bestaande talen, die rommelig in elkaar staken, vol kronkels zaten en waarin de structuur van het woordenboek geen enkel verband hield met de structuur van de werkelijkheid; als je de woorden alfabetisch rangschikte kwamen er woorden naast elkaar te staan die geen enkel verband met elkaar hielden.
Ze lieten het er niet bij zitten. Ze bedachten nieuwe, ‘filosofische’, talen die gemakkelijk te leren zouden zijn en waarmee wetenschappers in heel Europa op een efficiente manier konden communiceren. Een van hen, Gottfried Wilhelm von Leibniz, dacht zelfs dat zo’n filosofische taal een instrument zou kunnen zijn om het denken aanzienlijk te verbeteren: wat de microscoop was voor het oog, was een verbeterde taal voor het rationele denken en zoals de formule ‘a<sup>2</sup> + a<sup>3</sup>’ in zekere zin makkelijker te begrijpen en in gedachten te manipuleren is dan ‘de som van het kwadraat van een getal en de derdemachtswortel van datzelfde getal’, zo zou de juistheid of onjuistheid van zinnen in de armetierige bestaande talen zoals het Latijn veel gemakkelijker kunnen worden aangetoond als ze werden omgezet in een filosofische taal.
Over Leibniz en zijn twee grote Engelse voorgangers, Georg Dalgarno en John Wilkins, verscheen onlangs bij het ILLC (aan de UvA) een proefschrift van Jaap Maat. Maat is een filosoof maar hij vertelt genoeg over de taalkundige structuur van de taalprojecten die de zeventiende-eeuwers opstelden om te kunnen zien dat zij een duidelijke voorkeur hadden voor lettergrepen met de structuur ‘CV’: een enkele medeklinker wordt gevolgd door een enkele klinker.
In het systeem van Wilkins waren de woorden opgenomen in thematische tabellen. Dat werkte ongeveer als volgt. De achtste serie tabellen bevat alle levende wezens; de vierde tabel in deze serie de dieren; de tweede rij in deze tabel de hoefdieren en de vierde plaats in deze rij de olifant. De structuur van het woord voor ‘olifant’ weerspiegelt deze structuur. Alle namen voor levende wezens (in de achtste serie tabellen) beginnen met een ‘z’, alle namen voor dieren met ‘zi’, alle namen voor zoolgangers met ‘zib’. Het woord voor olifant is dan ‘zibi’. Opvallend hierbij is dat klinkers en medeklinkers elkaar afwisselen: series tabellen en rijen in tabellen worden gepresenteerd met medeklinkers, en tabellen en elementen van rijen met klinkers.
De taal van Leibniz zat net anders in elkaar. Voor hem correspondeerden woorden met getallen zodat je er mee kon rekenen. Het woord voor olifant zou, laten we zeggen (heel concreet zijn Leibniz’ plannen nooit geworden), bijvoorbeeld ‘87.484.962’ kunnen zijn — de vermenigvuldiging van de getallen 258 (voor ‘levend wezen’), 529 (voor ‘zoolstandig’) en 641 (voor ‘groot’). Die getallen waren zelf dan weer samengesteld, (‘2’ voor ‘wezen’, ‘129’ voor ‘leven’) zodat je elk woord uiteindelijk kunt decomponeren tot een aantal primitieve concepten, die met priemgetallen corresponderen. Nu moesten die getallen in het internationale verkeer ook nog worden uitgesproken en daarvoor had Leibniz het volgende systeem bedacht. De cijfers werden gerepresenteerd met de eerste negen medeklinkers van het Latijnse alfabet (1=b, 2=c, 3=d, enzovoort) en de machten van tien met klinkers en tweeklanken: ba=1, be=10, bi=100, enz. Het woord voor ‘groot’ (=641) zou dan bijvoorbeeld ‘hifeba’ (hi=600, fe=40, ba=10) geweest zijn.
Toen ik er nog eens over nadacht, moest ik plotseling aan de Bijlmer denken. Ook daar zijn mensen bezig een nieuwe taal te maken, die door een journalist van het Parool ‘smurfentaal’ genoemd wordt, maar door de jongeren zelf ‘straattaal’. Die taal is in sommige opzichten een mengtaal, waarin leenwoorden uit het Sranan, het Engels, het Turks en andere talen door het Nederlands gemengd worden. Maar die taal is ook in zekere mate kunstmatig en bedacht: in interviews geven de sprekers zelf te kennen dat ze als ze dat willen ‘op zijn Surinaams’ kunnen praten terwijl ze zelf van autochtone afkomst zijn, of ‘op zijn Turks’ terwijl ze zelf uit een Surinaams gezin komen. Bovendien zeggen de jongeren soms dat ze nieuwe woorden voor een bepaald begrip bedenken.
De parallellen met de zeventiende eeuw zijn opvallend. Ook die straattaal kan alleen maar ontstaan zijn uit onvrede met de bestaande talen: die jongeren zeggen niet ‘doekoe’ omdat ze het woord ‘geld’ niet kennen, maar omdat dit laatste woord in hun ogen niet voldoet. Maar de overeenkomst gaat veel verder. In een artikel dat Ren’e Appel (ook al van de UvA) op dit moment in voorbereiding heeft naar aanleiding van een onderzoekje over de straattaal in de Bijlmer, observeert hij dat een relatief groot aantal woorden in de straattaal ontleend is aan het Surinaams. Waarom nu juist die taal? Volgens Appel zijn daar twee redenen voor. In de eerste plaats zijn de Surinamers toonaangevend in de jongerencultuur in de Bijlmer, maar in de tweede plaats hebben veel Surinaamse woorden de structuur ‘CVCV’: ‘doekoe’ (geld), ‘fatoe’ (grapje), ’tata’ (Nederlander). Stuk voor stuk zijn dat woorden die zo in de talen van Leibniz en zijn tijdgenoten zouden passen.
Leibniz is natuurlijk vooral bekend geworden doordat Voltaire hem belachelijk maakte vanwege zijn uitspraak dat we in de beste van alle mogelijke werelden leven. De jongeren in Amsterdam wordt weleens verweten dat ze helemaal geen idealen meer hebben. Dat is allebei ten onrechte. Leibniz, zijn wijsgerige tijdgenoten en de Bijlmerjongeren blijken wel degelijk een idee te delen over hoe de wereld beter kan worden gemaakt: door alle lettergrepen te vereenvoudigen.
Marc van Oostendorp
Marc.van.Oostendorp@meertens.knaw.nl
- Appel. R. In voorbereiding. Straattaal. De mengtaal van jongeren in de Bijlmer. Te verschijnen in ‘Toegepaste taalwetenschap in artikelen’.
- Maat, J. 1999. ‘Philosophical languages in the seventeenth century: Dalgarno, Wilkins, Leibniz.’ Proefschrift, Universiteit van Amsterdam.
(9)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Fri, 18 Jun 1999 14:54:05 +0200
From: Peter-Arno Coppen <P.A.Coppen@let.kun.nl>
Subject: Col: 9907.09: Linguistisch Miniatuurtje LXI: De taalkundige mijmert gekkepraat
=================================
Linguistisch Miniatuurtje LIV:
De taalkundige mijmert gekkepraat
=================================
Het is een wonderlijk verschijnsel dat je je soms iets uit een ver verleden herinnert waar je tegen de achtergrond van je huidige referentiekader heel anders tegenaan blijkt te kijken. Af en toe ervaar je op die manier de meerwaarde van je geestelijke ontwikkeling. Dat klinkt een beetje hoogdravend, maar wat ik bedoel is eenvoudig: (taalkundige) ontwikkeling is ergens goed voor.
Onlangs schoot me na een discussie over de weglaatbaarheid van de woorden ‘het’ en ‘er’ in voorlopig-onderwerpconstructies een versregel te binnen uit het gedicht Awater van Martinus Nijhoff: “Lees maar: er staat niet wat er staat. Er staat:”, en dan volgt wat er dan wel niet staat(?). Een beroemde versregel, die wel beschouwd wordt als de karakterisering van Nijhoffs gehele poezie: achter de bedrieglijke eenvoud zit een diepere betekenis. Wat er (letterlijk) staat, is niet datgene wat er (werkelijk) staat, de ware betekenis die de dichter bedoelt.
Ik heb die versregel vroeger altijd met enige argeloosheid geinterpreteerd. Had ik destijds maar de taalkundige bagage gehad om Nijhoffs aanwijzing op die regel zelf toe te kunnen passen. Want wat staat daar eigenlijk?
Eerst een beetje ontleding. De voor de hand liggende analyse van de zinsnede “Er staat niet wat er staat” -althans, dat is achteraf gezien de wijze waarop ik de zin steeds gelezen heb- is dat “wat er staat” beschouwd wordt als een betrekkelijke bijzin met ingesloten antecedent (tegenwoordig ook wel ‘vrije relatief’ genoemd) die fungeert als het onderwerp van de zin: “Datgene wat er staat, staat er niet”. Nu zie ik echter dat er ook een tweede ontleding is, namelijk om “wat er staat” te beschouwen als een afhankelijke vraagzin, die ook het onderwerp van de zin is. Deze analyse is de enig mogelijke als je een paar modaalpartikels aan de zin toevoegt: “Er staat niet wat er nou eigenlijk staat”. Het woordje “wat” is in deze analyse een vraagwoord en geen betrekkelijk voornaamwoord. Je kunt de bijzin nu niet meer parafraseren met “datgene wat er nou eigenlijk staat”. Andere voorbeelden van deze constructie zijn: “Er staat niet waarom je dit moet lezen”, “Er staat niet hoe te handelen”.
Achter de bedrieglijke eenvoud van Nijhoffs versregel zit dus in ieder geval al een taalkundige complexiteit. Correspondeert daarmee ook een betekenisverschil? Uiteraard. In de vrije relatieflezing is er sprake van een paradox: “Wat er staat, staat er niet”. Om de paradox op te lossen moet je het eerste “staat” aanvullen tot “geschreven staat” en het tweede parafraseren met “is … bedoeld”. De vraagzinlezing stoelt op dezelfde dubbelzinnigheid van het element “staat”, maar is niet paradoxaal: de vraag wat er bedoeld is, staat niet beantwoord in het geschrevene.
Is een van de twee ontledingen taalkundig juister dan de ander? Dat is een moeilijke vraag. Ik denk dat het antwoord erop afhangt van de ontleding van het eerste woordje “er” uit de hoofdzin “Er staat niet …”. Wat is de functie van dat woordje, en waarom moet het er staan?
Eerst de vraagzinlezing. Als “wat er staat” een vraagzin is, dan is het “er” uit de hoofdzin het presentationele “er” (of: het plaatsonderwerp). Dat kan eenvoudig verantwoord worden: subjectzinnen met voegwoord “of” krijgen (meestal) “er”, met “dat” krijgen ze (meestal) “het”: “Er is nog niet bekend of het zal regenen” tegenover “Het is bekend dat roken de gezondheid schaadt”. Afhankelijke vraagzinnen zijn of-zinnen, dus de afhankelijke vraagzin als subject krijgt plaatsonderwerp “er”: “Er staat niet of je dit moet lezen”, “… hoe je dit moet lezen”, “… wat er staat”.
Nu de vrije-relatieflezing. Als “wat er staat” een vrije relatief is, wat is “er” in de hoofdzin dan? Ook presentationeel? Maar dat is gek. Want vrije relatieven zijn definiet en krijgen normaliter geen plaatsonderwerp: “Er is vandaag aan de deur geweest wie jou gisteren opgebeld heeft” is fout, evenals: “Er klopt niet wat je zegt”. Is “er” dan hier een plaatsbepaling? Maar ook dat is curieus, want de plaatsbepaling “er” kan nooit in zinsinitiele positie voorkomen: “Het regent er nooit” is goed, maar “Er regent het nooit” is fout. “Alles ligt er” is goed, maar “Er ligt alles” is fout. Vervang “er” door “daar” en alle zinnen worden goed. “Er” kan hier dus geen plaatsbepaling zijn.
Er zijn nu twee uitwegen mogelijk: de vrije-relatieflezing is fout (tegenintuitief), of dat zinsinitiele “er” is toch een plaatsonderwerp. In dat geval is de vraag: hoe is dat gelegitimeerd? Het lijkt me moeilijk om te proberen te argumenteren dat de vrije relatiefzin indefiniet zou zijn. In dat geval zou de lezing moeten worden “iets wat er staat”, en dat lijkt me onjuist. Bovendien is de parafrase “Er staat niet hetgeen er staat” ook acceptabel, en “hetgeen” is zeker definiet.
Wellicht zit de oplossing in een verborgen passief. Ik merkte net al op dat je het eerste “staat” in de parafrase zou moeten ‘aanvullen’ tot “geschreven staat”. Maar hoe is de ontleding als we dat doen? Dan staat er: “er staat niet geschreven wat er staat”. “Staan” is dan een ‘licht’ aspectueel hulpwerkwoord dat het hulpwerkwoord van de lijdende vorm “zijn” vervangt (of: overbodig maakt). In dat geval is “er” heel goed verklaarbaar: bij passivisatie van sententiele complementen verschijnt alleen “het” als dat in de actieve variant ook het voorlopig lijdend voorwerp kan zijn: het is “Men haat het dat het regent”, dus ook “Het wordt gehaat dat het regent” en niet “Er wordt gehaat dat het regent”. Maar het is niet “Men denkt het dat het gaat regenen” en dus ook niet “Het wordt gedacht dat het gaat regenen” maar “Er wordt gedacht dat het gaat regenen”.
Vrije relatiefcomplementen kunnen bij passivisatie altijd “het” krijgen: het is “Het wordt gehaat wat daar gebeurt”, maar ook “Het wordt niet geloofd wat daar gebeurt”. Echter, alleen als de actieve variant geen voorlopig lijdend voorwerp hoeft, kan “er” verschijnen. Dus niet “Er wordt gehaat wat daar gebeurt”, maar wel “Er wordt niet geloofd wat daar gebeurt”.
Een probleem lijkt nu, waarom je niet kunt hebben “Het staat niet wat er staat”. Immers, bij een passief met vrije relatief kun je altijd “het” krijgen. Dat moet volgens mij liggen aan het weggelaten “geschreven”. Als je dat toevoegt, kan “het” heel goed. Ik denk dat het zo zit: uit de aanwezigheid van “er” en de vrije relatief kun je het passief afleiden. Daarom kun je alleen in dat geval “geschreven” weglaten. Als je dan ervoor kiest om “geschreven” weg te laten, kun je natuurlijk niet ook nog eens “er” weglaten, want dan is “geschreven” niet meer reconstrueerbaar. Vandaar dat “er” verplicht blijft, ook in niet-initiele positie: “In dat vers staat er niet wat er staat” en niet “In dat vers staat niet wat er staat”.
Maar waarom is die vrije-relatieflezing nou zoveel prominenter in dat vers? Is dat omdat Nijhoff iets had met vrije relatieven (hij schreef toch ook: “Wat zij zong hoorde ik dat psalmen waren”)? Dat is mogelijk. Waarschijnlijker is echter dat de aan de vrije relatieflezing gekoppelde paradox een onweerstaanbare aantrekkingskracht op de poezielezer uitoefent. Maar misschien heeft Nijhoff dit alles al voorzien, en in de versregel ervoor alvast de bewuste zin gekarakteriseerd.
Peter-Arno Coppen
(10)=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
*-------------------------------------------------------------------------* | | | Informatie over Neder-L: | | ======================== | | Algemene informatie opvragen over Neder-L: stuur mail naar | | listserv@nic.surfnet.nl met daarin de boodschap: GET NEDER-L INFO | | Abonnement nemen op Neder-L: stuur mail naar listserv@nic.surfnet.nl | | met als boodschap: SUB NEDER-L uw-voornaam/voorletters uw-achternaam | | Neder-L op het web/WWW: Neder-L-nummers zijn vanaf januari 1997 in | | web-formaat te lezen via: http://baserv.uci.kun.nl/~salemans/ | | Nadere informatie over Neder-L in web-formaat: zie artikel 9706.01 | | Er is ook een WWW-archief met alle e-mailversies van Neder-L sinds | | juni 1992, dat ook op trefwoord doorzocht kan worden; de URL van dit | | listserv-archief: http://listserv.surfnet.nl/archives/neder-l.html | | Neder-L wordt ook verspreid via de Internet-newsgroup bit.lang.neder-l | | Oude Neder-L-bulletins opvragen: stuur mail naar listserv@nic.surfnet.nl| | met daarin een boodschap als: GET NEDER-L LOG9206 | | (resultaat: logboek met Neder-L-artikelen van juni '92 wordt gestuurd)| | Of maak gebruik van het listserv-archief (zie enkele regels hierboven)| | Bijdrage voor Neder-L opsturen: stuur mail naar neder-l@nic.surfnet.nl | | Contact met redactie: stuur mail naar Salemans@baserv.uci.kun.nl, naar | | Willem.Kuiper@hum.uva.nl, naar Piet.Verkruijsse@hum.uva.nl (voor de | | evenementenagenda), naar Marc.van.Oostendorp@meertens.knaw.nl (voor | | neerlandistiek op het Web), of naar P.A.Coppen@let.kun.nl | *-------------------------------------------------------------------------**-Einde-------------------- Neder-L, no. 9907.a --------------------------*
Laat een reactie achter