Subject: | Neder-L, no. 0001.b |
From: | BJP Salemans |
Reply-To: | Elektronisch tijdschrift voor de neerlandistiek |
Date: | Thu, 20 Jan 2000 01:59:27 +0100 |
Content-Type: | TEXT/PLAIN |
********************* *-Achtste-jaargang--------- Neder-L, no. 0001.b -----------ISSN-0929-6514-* | | | ************************************************************ | | * Neder-L, elektronisch tijdschrift voor de neerlandistiek * | | ************************************************************ | | | | Onderwerpen in dit bulletin: | | ============================ | | (1) Rub: 0001.10: Evenementenagenda, met: | | - Interview K. Schippers, wo 2 februari 2000 (Zwolle) | | (2) Med: 0001.11: Lezing en eredoctoraat Herman Pleij aan de K.U. | | Brussel op do 3 en vr 4 februari 2000 | | (3) Med: 0001.12: Uitnodiging voor presentatie van bundel 'Middeleeuwen | | aan Zee', themanummer van tijdschrift Madoc, op vr | | 28 januari 2000 te Scheveningen | | (4) Web: 0001.13: Meertens Instituut op Internet | | (5) Col: 0001.14: Column Marc van Oostendorp: NederNed, no. 34: Een | | digitale ivoren toren voor de geesteswetenschappen | | (6) Com: 0001.15: Over mijn Verzamelde Werken | | (7) Informatie over Neder-L | | | *-------------------------- --------------------------* *********************
(1)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Tue, 18 Jan 2000 15:47:24 +0100
From: P.J. Verkruijsse <piet.verkruijsse@hum.uva.nl>
Subject: Rub: 0001.10: Evenementenagenda
=================
Evenementenagenda
=================
ZWOLLE, Schouwburg Odeon.
De werkelijkheid van K. Schippers: onwaarschijnlijk echt, woensdag 2 februari 2000, 20.00 uur.
- K. Schippers wordt geinterviewd door een kunsthistorica en een neerlandicus op een avond georganiseerd door de Stichting Literaire Activiteiten Zwolle. Kaarten kosten NLG 12,00 aan de kassa of gereserveerd bij Waanders Boekverkopers en Boekhandel Westerhof.
(2)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Mon, 17 Jan 100 17:02:01 MET
From: Remco Sleiderink <Remco=Sleiderink%OWP%UFSAL@kubrussel.ac.be>
Subject: Med: 0001.11: Lezing en eredoctoraat Herman Pleij aan de K.U. Brussel op do 3 en vr 4 februari 2000
====================================================
Lezing en eredoctoraat Herman Pleij aan K.U. Brussel
====================================================
Prof. dr. Herman Pleij zal op 4 februari aan de K.U. Brussel het doctoraat honoris causa ontvangen. De Amsterdamse hoogleraar heeft de studie van de historische letterkunde – meer bepaald de laat-middeleeuwse stadscultuur met zulke intrigerende verschijnselen als de rederijkerij, de vroege boekdrukkunst en het ontstaan van de burgermoraal – op een grensverleggende manier vernieuwd. In zijn studie ‘De sneeuwpoppen van 1511’ geeft Pleij een mooie synthese van zijn inzichten, toegepast op de stadscultuur in Brussel tijdens de overgang van Middeleeuwen naar Moderne Tijd. Zijn eredoctoraat mag daarom wel worden beschouwd als een onderdeel van de festiviteiten rond Brussel 2000, culturele hoofdstad van Europa. De laudatio zal worden uitgesproken door Prof. dr. Jozef Janssens en alle belangstellenden zijn van harte welkom bij de plechtigheid die om elf uur zal beginnen in de aula van de K.U. Brussel.
Ter gelegenheid van zijn eredoctoraat zal Herman Pleij op donderdagavond 3 februari een lezing geven met als titel: ‘Brussel als bakermat van middeleeuwse stadsliteratuur’. De lezing begint om 20 uur in auditorium A/O/1 van de K.U. Brussel, Vrijheidslaan 17, 1081 Brussel en wordt gevolgd door een receptie. Ook hierbij is iedereen welkom.
Voor nadere informatie: Remco Sleiderink, tel. +32-(0)2-4124274, e-mail Remco=Sleiderink%OWP%UFSAL@kubrussel.ac.be
Jef Janssens
(3)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Tue, 18 Jan 2000 15:47:24 +0100
From: P.J. Verkruijsse <piet.verkruijsse@hum.uva.nl>
Subject: Med: 0001.12: Uitnodiging voor presentatie van bundel 'Middeleeuwen aan Zee', themanummer van tijdschrift Madoc, op vr 28 januari 2000 te Scheveningen
=====================================================
Uitnodiging presentatie bundel “Middeleeuwen aan Zee”
=====================================================
Op vrijdag 28 januari a.s. zal in Museum Scheveningen de bundel “Middeleeuwen aan Zee”, themanummer van ‘Madoc. Tijdschrift over de Middeleeuwen’ worden aangeboden. Wij nodigen U van harte uit bij de presentatie in Museum Scheveningen aanwezig te zijn.
Programma
15.00 Ontvangst
15.30 Opening
15.35 ‘Degenen die de zee bevaren vertellen hoe gevaarlijk zij is, en wij zijn verbaasd over wat wij horen’ (Jezus Sirach). Voordracht door prof. dr. W.P. Gerritsen, hoogleraar Middelnederlandse letterkunde Universiteit Utrecht
16.00 Muzikaal intermezzo
16.15 ‘Er zijn meer wonderen in de zee dan op het land’. Voordracht door prof. dr. Remke Kruk, hoogleraar Arabisch Universiteit Leiden
16.45 Presentatie en aanbieding van de bundel
17.00 Borrel in het cafe van het Museum Scheveningen
18.00 Einde
Indien mogelijk vernemen wij graag of U van plan bent naar de presentatie te komen. U kunt dat melden op E-mail: verloren@wxs.nl t.a.v. Anja van Leusden.
Themanummer Madoc / ‘Middeleeuwen aan Zee’
In onze tijd zorgt de zee vaak voor ontspanning: vakantie aan zee, een cruise door het Caraibisch gebied of uitwaaien op het strand van de Waddeneilanden… En op televisie en in aquaria ontdekken we de wonderlijke rijkdommen van de onderwaterflora en fauna. Maar hoe keek de middeleeuwer aan tegen de zee? Meestal wordt gesteld dat de zee in de Middeleeuwen als gevaarlijk en afschrikwekkend werd beschouwd. Dat het middeleeuwse beeld van de zee zo eenzijdig niet is, mag blijken uit dit themanummer van ‘Madoc’, dat bijdragen bevat die alle betrekking hebben op de Middeleeuwen en de zee. Vanuit verschillende gezichtspunten komt de middeleeuwse beeldvorming van de zee ter sprake. Enkele bijdragen handelen over het praktische belang van de zee, die vis oplevert, waardevolle zaken laat aanspoelen, de mogelijkheid biedt om elders rijkdommen te vergaren of grote hoeveelheden zand aanvoert. In verschillende literaire teksten heeft de zee een uiteenlopende betekenis, varierend van een plaats vol symboliek en een angstaanjagend mythisch verschijnsel tot een wereld met een geheel eigen leven, gescheiden van dat op het land. De zee blijkt een ideologische rol te kunnen vervullen en zelfs associeerden kopiisten hun werkzaamheden met het maken van een zeereis. Dat de zee in de Middeleeuwen inderdaad vele gedaanten kende, blijkt ten slotte ook uit de beeldende kunst en de literatuur. Kortom: Middeleeuwen aan zee.
Meer informatie over de presentatie en de inhoud van de bundel is te verkrijgen bij: Hildo van Engen, Vrije Universiteit, Opleiding Geschiedenis, De Boelelaan 1105, 1081 HV Amsterdam, +31-(0)20-4446525, fax +31-(0)20-4446500, e-mail: h.van.engen@let.vu.nl
Aanvullende informatie
Locatie
Museum Scheveningen, Neptunusstraat 92, 2586 GT Scheveningen, +31-(0)70-3500830. Het Museum Scheveningen geeft een authentiek beeld van de geschiedenis van het vissersdorp en de badplaats Scheveningen met onder meer aandacht voor de visserij, visserijambachten, de haven, bad- en strandleven en Scheveningse klederdracht.
Route (openbaar vervoer)
Het museum bevindt zich op enkele honderden meters van strand en Kurhaus. Vanaf station Den Haag CS tramlijn 1 of 9, halte Stevinstraat. Na het uitstappen linksaf de Stevinstraat in (niet de Nieuwe Parklaan oversteken). Na circa driehonderd meter komt u dan op een pleintje, en het museum ligt dan aan uw rechterhand.
Route (eigen vervoer)
Vanuit Den Haag Centraal Station via de Koningskade (langs Malieveld, Provinciehuis, Rijkswaterstaat), Raamweg, Plesmanweg (Ministerie Verkeer en Waterstaat, Madurodam) en Nieuwe Parklaan naar Scheveningen rijden (alsmaar rechtdoor). Parkeren bij het Circustheater. Stukje teruglopen langs de Nieuwe Parklaan, rechtsaf de Neptunusstraat in.
Parkeren
Komt U met de auto, dan kunt U gebruik maken van een van de parkeergarages aldaar. Bij parkeren op straat geldt in de meeste straten in de directe omgeving van het museum een beperkte parkeerduur.
Jeroen Westerman, redactie Madoc
(4)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Fri, 14 Jan 2000 15:56:50 +0200
From: Anne Houk de Jong <AnneHouk.de.Jong@meertens.knaw.nl>
Subject: Web: 0001.13: Meertens Instituut op Internet
==============================
Meertens Instituut op Internet
==============================
Welke waren de populairste voornamen in de twintigste eeuw? In welke streken in Nederland komt uw achternaam het vaakst voor? Herleeft het dialect? Hoe zag het Bureau waar de schrijver J.J. Voskuil werkte, er nu echt uit? Op al deze vragen – en meer – is vanaf vrijdag 21 januari 2000 een antwoord te vinden op de uitvoerige en overzichtelijke website van het Meertens Instituut:
http://www.meertens.knaw.nl
Hier is een schat aan informatie te vinden over alles wat dit veelbesproken instituut op het gebied van onderzoek en documentatie van Nederlandse taal en cultuur doet.
Het instituut presenteert hier onder andere zijn projecten en publicaties op het gebied van variatielinguistiek en etnologie. Onderzoekers en belangstellenden kunnen via de website vragen om inhoudelijke informatie aan de afdeling Documentaire Informatieverzorging richten. Op dit moment kan men een kijkje nemen in de Voornamenbank en de Familienamenbank. Het is de bedoeling dat op termijn steeds meer databanken op deze site raadpleegbaar zullen zijn. Met de Agenda blijft men op de hoogte van lezingen, studiedagen en symposia die het instituut organiseert. Aantrekkelijk aan deze Meertenssite zijn ook de links naar andere sites van aanverwante instellingen en uitgevers, zo ook naar diverse Bureau-sites. Speciaal voor Bureaulezers voegt het Meertens Instituut aan deze collectie iets nieuws toe – een virtuele rondleiding door de werkplek van Maarten Koning.
Meertens Instituut: http://www.meertens.knaw.nl
(5)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Sun, 16 Jan 2000 15:46:42 +0200
From: Marc van Oostendorp <Marc.van.Oostendorp@Meertens.KNAW.nl>
Subject: Col: 0001.14: Column Marc van Oostendorp: NederNed, no. 34: Een digitale ivoren toren voor de geesteswetenschappen
======================================================
NederNed, no. 34:
Een digitale ivoren toren voor de geesteswetenschappen
======================================================
Heerste er vijf jaar geleden in ambtelijke kringen nog vooral desinteresse en cynisme over alles wat met het Internet te maken had, ineens is digitialisering een buzzword. Een eerzaam onderzoeker kan de straat niet op, of hij wordt besprongen door een ambtenaar die hem wil overhalen een database samen te stellen. Dan moet je pas echt op je hoede zijn. Nu heeft het Gebiedsbestuur Geesteswetenschappen van NWO weer een nota doen uitgaan, onder de titel Een Digitale Bibliotheek voor de Geesteswetenschappen. Dat is heel verheugend, zou je denken. Tot je die nota daadwerkelijk begint te lezen.
In de inleiding wordt hoog van de toren geblazen. Er moet een virtuele digitale bibliotheek komen voor alle geesteswetenschappen en voor de cultuur. Wat de zin van die combinatie van vakgebieden is wordt niet duidelijk gemaakt. Uit het rapport blijkt vooral dat de digitale wensen van onderzoekers in de verschillende geesteswetenschappen minstens evenveel van elkaar verschillen als van onderzoekers in allerlei andere disciplines. Een database voor taal- en spraaktechnologie heeft voor een theoloog evenveel waarde als de gegevens van de Hubble-telescoop. Aan de andere kant zou een sociolinguist wel eens heel vruchtbaar gebruik kunnen maken van de gegevens uit een sociologische database. Het heeft, kortom, behalve om ambtelijke redenen, weinig zin om de Geesteswetenschappen digitaal bij elkaar te zetten zonder na te denken over de onderlinge verbanden, en die met andere onderzoekers.
De opsteller van de nota heeft ook weinig oog gehad voor de veranderingen die het Internet echt teweeg kan brengen — dat iedereen met iedereen heel gemakkelijk kan samenwerken; de mensen van het onderzoek met de mensen van de cultuur, de mensen van de archieven met de mensen die om zogenaamd oneigenlijke redenen geinteresseerd zijn (laten we zeggen om de eigen familiegeschiedenis na te speuren). Volgens deze nota moet er met niemand buiten het officiele academische onderzoek samengewerkt worden; de onderzoekers van de universiteiten moeten alles zelf doen, en ook vooral verder niet nadenken over de manier waarop het onderwijs of het grote publiek iets aan al hun materiaal zou kunnen hebben. “Educatieve projecten en projecten voor het grote publiek kunnen […] beter niet met onderzoeksprojecten gecombineerd worden, tenzij speciaal rekening gehouden wordt met de wensen van de onderzoekers”, stelt de nota, en vervolgt: “Onderzoeksprojecten op basis van digitaal materiaal bieden wel een interessant uitgangspunt voor het opzetten van educatieve projecten en publieksprojecten.” Met andere woorden, als anderen eventueel de door de onderzoekers bijeengebrachte Verzamelde Werken van Jacob van Maerlant — een project dat in deze nota zo vaak genoemd wordt dat je de indruk krijgt dat dit er in ieder geval wel zal komen — willen gebruiken om iets aan scholieren of aan het brede publiek te vertellen, mogen ze hun gang gaan. Maar vraag dit alles niet aan de onderzoeker.
Die onderzoeker stelt in de beslotenheid van zijn digitale ruimte een wetenschappelijk verantwoorde editie samen ten bate van zijn collega, zonder zich erom te bekreunen dat precies hetzelfde materiaal met een paar filters gemakkelijk geschikt kan worden gemaakt voor andere geinteresseerden, terwijl dit niet eens ten koste hoeft te gaan van de wetenschappelijke kwaliteit van zijn bestanden. De nota is er zoals gezegd zelfs expliciet tegen dat de onderzoeker zoiets vernieuwends doet. Zoals de nota ook geheel voorbijgaat aan het feit dat mensen zonder doctorandusdiploma soms op het Internet dingen doen waar je als onderzoeker iets aan hebt, al is het maar als onderzoeksobject. Ik heb zelf een verzameling links naar websites in streektalen gemaakt, die materiaal biedt voor bijvoorbeeld onderzoek naar verschillen in dialectattitude tussen regio’s. Ook dat valt niet binnen de door NWO goedgekeurde activiteiten. ‘Een digitale ivoren toren voor de Geesteswetenschappen’ was een betere titel voor de nota geweest.
Wie geinteresseerd is in sterrenkunde kan via Internet de prachtigste onderzoeksresultaten op zijn scherm krijgen: foto’s, uitleg over projecten, rapportages. Voor een belangrijk deel wordt die voorlichting gedaan door de onderzoeksinstellingen zelf. Wie vorig jaar ineens geinteresseerd raakte in het werk van de Nederlandse natuurkundigen ’t Hooft en Veltman, kon daar in een mum van tijd een heldere uitleg over krijgen — op de pagina’s van ’t Hooft. In die vakken is het kennelijk niet nodig om een enorme barriere te leggen tussen de leek en de vakman. Waarom zou dat dan in de geesteswetenschappen wel moeten?
Er zijn meer lacunes aan te wijzen. Bepaalde respectabele vakgebieden in de Letteren ontbreken bijvoorbeeld volledig of nagenoeg volledig. Zo krijg je de indruk dat met ’taal en spraak’ vooral ’taal- en spraaktechnologie’ wordt bedoeld, en dat er in ieder geval gekozen is voor het moderne Nederlands. Andere talen komen nauwelijks aan de orde, maar ook dat er misschien wel eens taalkundigen geinteresseerd zouden kunnen zijn in corpora van teksten van voor de twintigste eeuw, is de notaschrijver ontgaan. Zo iemand zou namelijk meestal meer baat hebben bij een redelijk omvangrijke collectie met allerlei soorten teksten van allerlei soorten auteurs en dat is wat we volgens de nota nu net niet moeten hebben. (De Verzamelde Werken van Jacob van Maerlant zijn vooral voor allerlei soorten onderzoek natuurlijk heel geschikt, maar nu net niet om een doorsnede van het Nederlands uit Jacobs tijd te krijgen.)
Bovendien ontbreken er heel wat toepassingen die een digitale bibliotheek zou kunnen hebben. Bijna alle aandacht gaat uit naar het verzamelen van primaire bronnen — corpora en databases. Er wordt gesuggereerd dat de komst van deze bronnen van de geesteswetenschappen pas echte wetenschappen zullen maken: “De inmiddels klassiek geworden uitspraak ‘de bibliotheek is het laboratorium van de geesteswetenschapper’ krijgt daarmee voor het eerst een reele betekenis”. Maar veel onderzoekers hebben helemaal geen behoefte aan overstelpende hoeveelheden materiaal — zelfs de informanten voor de nota zelf bleken over het algemeen al die digitale middelen belangrijker te vinden voor het vakgebied als geheel dan voor hun eigen onderzoek. Toch hebben die onderzoekers baat bij elektronische middelen, bijvoorbeeld als publicatiemedium. Een belangrijk communicatiemiddel als Neder-L wordt (voor zover ik kan nagaan) nergens genoemd, noch de gedachte dat er misschien depots van (ongepubliceerde) artikels, en dat er geredigeerde digitale tijdschriften zouden moeten komen.
Zoals er ook geen aandacht wordt besteed aan het gebruik van het Internet zelf als onderzoeksobject voor mensen die belang stellen in allerlei aspecten van de moderne taal en cultuur. Moeten er geen goed geannoteerde lijsten komen van primaire en secundaire bronnen die nu al buiten de digitale ivoren toren zijn opgebouwd? Moeten sommige websites niet ergens gearchiveerd worden, zodat hun materiaal niet verloren gaat als de eigenaars het bijltje erbij neergooien? Moeten er geen digitale instrumenten worden ontwikkeld om het Corpus Internet te kunnen bestuderen? Op dat soort vragen gaat de nota niet in. De ‘digitale bibliotheek’ van NWO is goed beschouwd een heel gewone bibliotheek die toevallig gedigitaliseerd is zodat je er snel in kan zoeken. Met een stevige muur eromheen, zodat niemand naar binnen kan die niet minstens een doctoraaldiploma van de juiste faculteit op zak heeft. Een echte visie op het wezen van de digitale ruimte, en de veranderingen in denkwijze die deze voor de onderzoeker meebrengt (de geinteresseerde leek kan als het ware elke dag op je vingers meekijken; je kunt heel makkelijk gebruik maken van materiaal dat anderen voor je verzamelen, maar er moet een standaard bedacht worden voor de manier waarop dat soort verrijkingen worden opgeslagen; het grote woelige Internet zelf zou wel eens een belangrijk onderzoeksobject kunnen worden voor contemporain onderzoek; enzovoort) ontbreekt.
Ach, zou je kunnen denken. Er wordt toch in ieder geval geld in digitalisering gestoken? En iedereen zou toch al heel blij zijn als in ieder geval die editie van Van Maerlant er is? Daarmee is toch niets verloren? Ik zou heel blij zijn met die digitale Van Maerlant. Maar volgens mij is ook deze nota weer een gemiste kans: weer heeft niemand zijn nek durven uitsteken, weer is er geen visie ontwikkeld. De desinteresse en het cynisme zijn er in ambtelijke kringen en bij de meeste onderzoekers nog steeds. Al zijn ze door de hype wat ondergronds geraakt.
Marc van Oostendorp oostendo@euronet.nl
Dr. E. Viskil. Een digitale bibliotheek voor de geesteswetenschappen.
Aanzet tot een programma voor investering in een landelijke kennisinfrastructuur voor geesteswetenschappen en cultuur.
NWO-Gebiedsbestuur Geesteswetenschappen, december 1999.
(6)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
Date: Mon, 17 Jan 2000 20:28:44 +0100
From: Jacob van Merlant <jacob.van.merlant@hemel.org>
Via: Willem Kuiper <Willem.Kuiper@hum.uva.nl>
Subject: Com: 0001.15: Over mijn Verzamelde Werken
============================
Over mijn Verzamelde Werken
============================
In zijn column ‘Een digitale ivoren toren voor de geesteswetenschappen’ [Neder-L 0001.14] trekt magister Marc van Oostendorp – die ik ken als een mild en aimabel man – onverwacht fel van leer tegen de vorige maand gepubliceerde NWO beleidsnota ‘Een digitale bibliotheek voor de geesteswetenschappen’. Volgens Willem Kuiper, die daar meer verstand van heeft dan ik, is die nota helemaal zo slecht nog niet, en worden er hele zinnige observaties en uitgangspunten in geformuleerd. Bovendien, vertelde hij mij, als je kijkt naar de matige respons van de nota bene selecte groep onderzoekers (krap 50 procent) op de enquete die mede de grondslag vormt voor deze beleidsnota, dan treft het ivoren toren- verwijt veeleer de wetenschap zelf.
Niet dat er geen gekke dingen in staan. Neem bijvoorbeeld deze: “Het wetenschapsgebied (sc. geesteswetenschappen) kreeg immers vorm toen de humanisten de klassieke cultuur herontdekten …” (p. 15). Alsof wat ik deed geen geesteswetenschap was! Wel eens ‘Der Naturen Bloeme’ gelezen? ‘Alexanders Geesten’ misschien? ‘Historie van Troyen’ soms? En dan heb ik het nog niet eens over mijn ‘Scolastica’ en mijn ‘Spiegel Historiael’. Alsof ik mijn klassieken niet kende! Begrijp me goed, ik heb niets tegen die zogenaamde humanisten. Als ik toen geleefd had, zou ik ook humanist geworden zijn. Maar om nou dat vooroordeel te blijven herhalen als zou de geesteswetenschap pas begonnen zijn met die humanisten… Laat me niet lachen!
Maar daar wilde ik het niet over hebben. Het gaat mij om de manier waarop magister van Oostendorp zich uitlaat over een voorstel omtrent een integrale editie van mijn werken (p. 35-36): “Een project dat in deze nota zo vaak genoemd wordt dat je de indruk krijgt dat dit er in ieder geval wel zal komen”, sneert hij. Ik mag lijden dat hij gelijk krijgt.
Waar het om gaat, is dat mijn werk nogal gehavend is overgeleverd. Van mijn dissertatie ‘Alexanders geesten’ is maar een handschrift bewaard gebleven, en hetzelfde geldt voor mijn ‘Historie van Troyen’, wat ik persoonlijk mijn beste werk vind. Bovendien zijn die twee handschriften respectievelijk 150 en 200 jaar jonger dan mijn autografen en opgetekend in een heel ander taaltje dan waarin ik ze zelf geschreven heb. Het is dat ik weet dat ze van mij zijn, anders zou ik ze misschien niet eens herkennen…
Wat dat betreft heb ik niet te klagen over ‘Der Naturen Bloeme’ en ‘Scolastica’. Die zijn niet alleen in dertiende-eeuwse handschriften bewaard gebleven maar ook nog eens gekopieerd door iemand die ik nog gekend heb. Dat zit dus wel goed. Een geval apart is mijn ‘Spiegel Historiael’. Heb ik helaas niet afgekregen. Heb ik mij in de maag laten splitsen door de graaf van Holland. Die wou zo nodig op de Franse tour en beloofde mij gouden bergen als ik voor hem zou maken wat broeder Vincent voor koning Louis had gemaakt. Gekkenwerk! Ik alleen doen wat zij met zijn allen deden… Maar ja, ik kan geen nee zeggen, en aan de andere kant leek het me ook wel een uitdaging, dus ik ben eraan begonnen. Van die gouden bergen heb ik overigens weinig gezien. Op een gegeven moment zag ik het absoluut niet meer zitten, burn out schijnt dat tegenwoordig te heten. Kort daarop werd ik ziek en definitief uit mijn lijden verlost.
Om mijn verhaal af te maken, die ‘Spiegel Historiael’ van mij die bewaard is gebleven in dat boek voor de heren van Gavere ziet er heel anders uit dan de ‘Spiegel’ die ik zelf voor graaf Florens gemaakt heb. Wat ik gemaakt heb, is een boek om uit voor te lezen. Maar wat ze er na mijn dood van gemaakt hebben is een naslagwerk. Kun je zien als je de Munchense fragmenten van mijn ‘Eerste Partie’ naast dat boek van die heren van Gavere legt. Kun je ook zien dat de aandacht wel erg naar het uiterlijk gegaan is. Ik ben de eerste om toe te geven dat er prachtige miniaturen in dat boek staan, maar met de tekst is het nodige mis. Er staat geen naam in of hij is verminkt. Om gek van te worden!
Toen mijnheer Viskil van NWO bij mijn vriend Willem Kuiper op bezoek kwam om hem te raadplegen over de digitalisering van de middeleeuwse letteren, legde hij hem uit dat een integrale editie van mijn ‘handschriften’ – niet ‘werken’ – een wonderschoon project zou zijn. Het is overzienbaar, krachtvoer voor filologen, letterkundigen, taalkundigen, dialectologen, stemmatologen, codicologen, paleografen en kunsthistorici, en als je de teksten op eigennamen excerpeert, indexeert en annoteert heb je een sluitend referentiekader van wat een geletterd mens in mijn tijd wist.
Kennelijk heeft dat plan zoveel indruk op mijnheer Viskil gemaakt dat hij het meer dan eens in die beleidsnota noemt, en nou is magister van Oostendorp jalours omdat ik er vaker in sta dan zijn Laurens Janszoon Coster. Vind je het gek? Die Laurens Janszoon Coster heeft helemaal nooit bestaan. Deze coster wel!
Jacob, de coster van Merlant.
(7)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=
*-------------------------------------------------------------------------* | | | Informatie over Neder-L: | | ======================== | | Algemene informatie opvragen over Neder-L: stuur mail naar | | listserv@nic.surfnet.nl met daarin de boodschap: GET NEDER-L INFO | | Abonnement nemen op Neder-L: stuur mail naar listserv@nic.surfnet.nl | | met als boodschap: SUB NEDER-L uw-voornaam/voorletters uw-achternaam | | Neder-L op het web/WWW: Neder-L-nummers zijn vanaf januari 1997 in | | web-formaat te lezen via: http://baserv.uci.kun.nl/~salemans/ | | Nadere informatie over Neder-L in web-formaat: zie artikel 9706.01 | | Er is ook een WWW-archief met alle e-mailversies van Neder-L sinds | | juni 1992, dat ook op trefwoord doorzocht kan worden; de URL van dit | | listserv-archief: http://listserv.surfnet.nl/archives/neder-l.html | | Neder-L wordt ook verspreid via de Internet-newsgroup bit.lang.neder-l | | Oude Neder-L-bulletins opvragen: stuur mail naar listserv@nic.surfnet.nl| | met daarin een boodschap als: GET NEDER-L LOG9206 | | (resultaat: logboek met Neder-L-artikelen van juni '92 wordt gestuurd)| | Of maak gebruik van het listserv-archief (zie enkele regels hierboven)| | Bijdrage voor Neder-L opsturen: stuur mail naar neder-l@nic.surfnet.nl | | Contact met redactie: stuur mail naar Salemans@baserv.uci.kun.nl, naar | | Willem.Kuiper@hum.uva.nl, naar Piet.Verkruijsse@hum.uva.nl (voor de | | evenementenagenda), naar Marc.van.Oostendorp@Meertens.KNAW.nl (voor | | neerlandistiek op het Web), of naar P.A.Coppen@let.kun.nl | *-------------------------------------------------------------------------**-Einde-------------------- Neder-L, no. 0001.b --------------------------*
Laat een reactie achter