Subject: | Neder-L, no. 0108.c: tijdschriftenoverzicht |
From: | BJP Salemans |
Reply-To: | Elektronisch tijdschrift voor de neerlandistiek |
Date: | Fri, 31 Aug 2001 02:51:59 +0200 |
Content-Type: | TEXT/PLAIN |
********************* *-Tiende-jaargang---------- Neder-L, no. 0108.c -----------ISSN-0929-6514-* | | | ************************************************************ | | * Neder-L, elektronisch tijdschrift voor de neerlandistiek * | | ************************************************************ | | | | Maandelijks tijdschriftenoverzicht | | ================================== | | (1) Tyd: 0108.27: Leuvense Bijdragen, jrg. 89, no. 1-2, oktober 2000 | | (2) Tyd: 0108.28: Leuvense Bijdragen, jrg. 89, no. 3-4, februari 2001 | | (3) Tyd: 0108.29: Literatuur, jrg. 18, no. 1, januari - februari 2001 | | (4) Tyd: 0108.30: Onze Taal, jrg. 70, no. 7-8, juli - augustus 2001 | | (5) Tyd: 0108.31: De Zeventiende Eeuw, jrg. 17, no. 1, mei 2001 | | (6) Tyd: 0108.32: Lijst redacteurs tijdschriftenoverzicht Neder-L | | (7) Informatie over Neder-L | | | *-------------------------- ---------31-augustus-2001-* *********************
(1)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-Neder-L-bericht, no. 0108.27=-=
LEUVENSE BIJDRAGEN, Tijdschrift voor Germaanse Filologie, jaargang 89 (2000), nummer 1-2, oktober 2000.
ISSN 0024-1482.
Door: Hans Smessaert, F.W.O.-Vlaanderen & Departement Linguistiek, K.U.Leuven.
Leuven, 3 juli 2001.
Themanummer
- Woord vooraf. Blz. 1-5.
- W. Van Belle.
Het project ‘Nederlandse grammatica voor Franstaligen’. Blz. 7-18.
(Algemene situering, doelstellingen en opzet van dit project — op initiatief van de Nederlandse Taalunie — terminologische verschilpunten met de Franse grammaticale traditie, aanvullingen op de ANS i.v.m. indirect object en voorzetselvoorwerp.) - M.C. Van den Toorn.
De ANS en de kritiek. Blz. 19-30.
(Door het ontbreken van een grammaticatraditie is het een illusie te verwachten dat de ANS bij een groot publiek weerklank zal vinden. Er is een scheidingslijn tussen de taalkundigen die een meer theoretische benadering van de grammatica wensen, en de praktisch ingestelde docenten die het Nederlands als vreemde taal doceren.) - S. De Vriendt.
Pleidooi voor een structureel-globale benadering van de contrastieve- en de foutenanalyse. Blz. 31-41.
(M.n. uitspraakproblemen met de Nederlandse /k/, het meervoud van substantieven en de schakeringspartikels.) - L. Beheydt.
Transfer van gemarkeerde constructies. Blz. 43-58.
(A.d.h.v. de studie van onderliggende principes in de structuren van contrasterende talen leidt tot inzichten die bij kunnen dragen aan de optimalisering van de presentatie van de inhoud van leergrammatica’s voor anderstaligen: hoe gemarkeerder de constructie, hoe minder de neiging om ze te transfereren. ) - P. Bogaards.
Over kleuren gesproken. Blz. 59-67.
(Meer aandacht voor lexicale aspecten is op zijn plaats binnen het
het contrastieve taalonderzoek; door uitgebreidere beschrijving van lexicale velden kan men komen tot meer inzicht in de taak die de T2-leerder heeft op het terrein van het vocabulaire.) - J.-P. Colson.
De Nederlandse equivalenten van ‘en effet’: een hersenbreker voor Franstalige studenten. Blz. 69-84.
(Semantiek en plaatsing van “inderdaad”; fraseologisch perspectief op “immers”, “namelijk” en “inderdaad”.) - F. Devos & J.Taeldeman.
Een “escapade” in de woordvorming. Een contrastieve verkenning van deverbatieve nomina in het Nederlands en het Frans. Blz. 85-103.
(Vergelijking van het semantische bereik van deverbatieve nominaliseringssuffixen: in beide talen blijkt het label instrumentalis uiteen te vallen in [+agens] materieel versus [-agens] materiaal.) - P. Godin.
Hoe (en waarom) wordt presentatief “ER” in het Frans (al dan niet) vertaald ? Een verkennend onderzoekje. Blz. 105-116.
(Pleidooi voor betere functionele analyse van de woordvolgordeverschijnselen in het Frans en voor vergelijkend onderzoek naar stilistische verschijnselen in beide talen.) - S. Heiderscheidt & Ph. Hiligsmann.
De accentuering in de tussentaal van Franstalige leerders van het Nederlands. Blz. 117-131.
(Het Franse woordklemtoonpatroon heeft een duidelijke invloed op de accentuering in de tussentaal: de laatste syllabe wordt vaak ten onrechte beklemtoond; hoeg aantal gevallen van dubbele accentuering; invloed van het al dan niet uitspreken van slot-n.) - Ph. Hiligsmann.
Pro of contra(stieve) grammatica? Blz. 133-147.
(Een Nederlandse grammatica voor Franstaligen zou rekening moeten houden met de resultaten van onderzoek naar de tussentaal van Franstaligen en van foutenanalyses.) - G. Janssens & S. Doutrew’e.
Pleidooi voor een leerdersgrammatica van authentiek Nederlands. Blz. 149-155.
(Het Nederlands van jonge Waalse NVT-leraren mist veel van de typische kenmerken van het authentieke informele spreektaal-Nederlands; de Franstalige leerder heeft vooral behoefte aan een pragmatische, productiegerichte grammatica.) - B. Kampers-Manhe.
La composition en francais et en n’eerlandais. Blz. 157-171.
(Het fundamentele verschil tussen het Nederlands en het Frans wat betreft de positie van het hoofd in samenstellingen wordt in verband gebracht met het feit dat in Germaanse talen het woord als basisbouwsteen/hoofd fungeert terwijl dat in Romaanse talen de stam/wortel is.) - L. Melis.
De preverbale posities in declaratieve hoofdzinnen in het Frans en het Nederlands, een onderzoek aan de hand van vertaalde teksten. Blz. 173-187.
(Vanuit contrastief standpunt is er in het Nederlands een fundamenteel onderscheid te maken tussen zinnen met subject op de eerste zinsplaats en andere, en bij die laatste tussen bepalingen enerzijds en voorwerpen anderzijds; daarnaast spelen ook informatieve, pragmatische en werkwoordspecifieke aspecten een rol.) - I. Peeters.
Les prepositions neerlandaise “op” et francaise “sur”: bilan comparatif. Blz. 189-202.
(Het feit dat het Nederlandse “op” wordt vertaald als “sur”, “dans” en “‘a” hangt samen met het onderscheid in het Frans tussen de abstracte voorzetsels “‘a” en “de” en de rest, een onderscheid dat geen tegenhanger kent in het Nederlands.) - J. Pekelder.
Het contrast tussen de “van-die-N” en de “de-ces-N”-constructie. Blz. 203-214.
(Zowel t.a.v. de syntactische als de semantische analyse van beide constructies bestaat onenigheid; de slechts gedeeltelijke equivalentie blijkt uit verschillen in uitroepende context en bij extra kwalificatie met adjectieven of relatiefzinnen.) - V. Sanctobin & S. Verlinde.
Le subjonctif entre linquistique et didactique. Blz. 215-229.
(Overzicht van de analyse van de subjonctif in 26 handboeken Frans voor anderstaligen; confrontatie met een corpusanalyse; de grammatica’s houden te weinig rekening met de noden van de taalleerder en met de feitelijke frequentie van de besproken types.) - E. Van der Linden.
De verleden tijden van het Frans in teksten van Nederlandstaligen. Invloed van input, interferentie en onderwijs. Blz. 231-250.
(Noch instructie noch input zijn in staat om de gevolgen van interferentie afdoende te bestrijden.) - P. Van der Wijst.
Beleefdheid in het gesproken Nederlands van Franstaligen. Blz. 251-265.
(Door zowel pragmalinguistische als sociopragmatische inter- ferentie vanuit de moedertaal wijkt het gebruik van beleefdheidsmarkering in de Nederlandse verzoeken van Franstaligen af van dat van Nederlandse moedertaalsprekers.) - M. Van Overbeke.
Voorzetselkeuze. Een cognitieve benadering. Blz. 267-276.
(De cognitieve benadering van de contrastieve en evolutieve analyse van voorzetsels verschaft meer inzicht dan de structureel-componentiele benadering.) - W. Van Belle & S. Van Pelt.
De bepaling van gesteldheid en haar equivalenten in het Frans. Blz. 277-288.
(Alhoewel de bepaling van gesteldheid en l’attribut de l’objet in grote mate parallel lopen zijn er toch Nederlandse constructies zonder Franse pendant en vice versa, en gedragen de verba putandi zich in de twee talen op een fundamenteel verschillende wijze.) - P. Sleeman, E. Verheugd & B. Vlugter.
Informatiestructuur en syntaxis: overeenkomsten en verschillen tussen Nederlands en Frans. Blz. 289-304.
(Vergelijking van de twee talen wat betreft het bereik van de verschillende syntactische mechanismen om een constituent te thematiseren (als oude informatie) of te focaliseren (als nieuwe informatie): links-dislocatie, rechts-dislocatie, vooropplaatsing en clefting.) - Adressenlijst. Blz. 305-306.
(2)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-Neder-L-bericht, no. 0108.28=-=
LEUVENSE BIJDRAGEN, Tijdschrift voor Germaanse Filologie, jaargang 89 (2000), nummer 3-4, februari 2001.
ISSN 0024-1482.
Door: Hans Smessaert, F.W.O.-Vlaanderen & Departement Linguistiek, K.U.Leuven.
Leuven, 3 juli 2001.
- Flip G. Droste.
Samenspel van tegenstellingen: over de bouw van natuurlijke taal. Blz. 307-326.
(Binaire compositionaliteit is een inherent principe van taal- structurering, werkzaam op verschillende tekenniveaus en vloeit op natuurlijke wijze voort uit de oppositie van tekenfuncties in semiotische systemen.) - Elke Ukena-Best.
Du solt ouch hin ze Spanje varn: got wil dich da mit eren. Provi- dentia Dei, Herrschertum und po”etische Konzeption im ‘Karl’ des Stricker mit Blick auf das althochdeutsche ‘Ludwigslied’. Blz. 327-362. - Carsten Kottmann.
O thumme welt, wie bist du so kranck. Weltverachtung und Tod im deutschen ‘Contemptus mundi’-Gedicht und im ‘Spiegelbuch’. Blz. 363-387. - Odo Leys.
Het comparatiefpartikel “des te” en consorten. Blz. 389-411.
(De gradatie die in (gemarkeerde) correlatieve constructies altijd evenredigheid uitdrukt, doet dat niet noodzakelijk in (ongemarkeerde) niet-correlatieve constructies; vooral causale en conditionele constructies fungeren als parafrase omdat ze fundamenteel dezelfde relatie van concomitantie uitdrukken.) - Recensie-artikelen:
. Frank Brisard. Tense in relative clauses. Review article of Ilse Depraetere (1996) “The tense system in English relative clauses: A corpus-based analysis”. Blz. 413-441.
. Renaat Declerck & Ilse Depraetere. Au sujet des modeles temporels. Reponse a Brisard (2000). Blz. 443-473. - Boekbesprekingen:
. <Door: Saskia Bogaart, op blz. 475-477:> G. Hayer. Konrad von Megenberg “Das Buch der Natur”. Untersuchungen zu seiner Text- und Ueberlieferungsgeschichte. Niemeyer. Tuebingen. 1998.
. <Door: Janick Appelmans, op blz. 478-480:> Trudy Lemmers. Guibert van Nogents Monodiae. Een twaalfde-eeuwse visie op kerkelijk leiderschap. Verloren, Hilversum, 1998.
. <Door: Ren’e Dirven, op blz. 481-486:> Dirk Geeraerts, Stef Grondelaers & Dirk Speelman. Convergentie en divergentie in de Nederlandse woordenschat. Een onderzoek naar kleding- en voetbaltermen. Meertens Instituut, Amsterdam, 1999 (??).
. <Door: Irmhild Barz, op blz. 487-489:> Mi-Ae Cheon. Zur Konzeption eines phraseologischen Woerterbuchs fuer den Fremdsprachler. Lexicographica. Tuebingen, 1998.
. <Door: Geert H.M. Claassens, op blz. 490-493:> Jeanne Verbij- Schillings. Het Haagse handschrift van heraut Beyeren. Hs. Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, 131 G 37. Verloren, Hilversum, 1999.
. <Door: Robrecht Lievens, op blz. 494-495:> Hella Fruehmorgen & Norbert H. Ott, zusammen mit Ulrike Bodemann. Katalog der deutschsprachigen illustrierten Handschriften des Mittelalters. Band 3, Lief. 1-3. C.H. Beck’schen Verlagsbuchhandlung, Muenchen, 1998-2000.
. <Door: Michele Goyens, op blz. 496-498:> Juliette Dor (ed.). Conjointure Arthurienne. Actes de la “Classe d’Excellence” de la Chaire Francqui 1998. Institut d’Etudes medievales de Universite catholique de Louvain, Louvain-la-Neuve, 2000. - Kroniek. Blz. 499-502.
- Inhoud van Tijdschriften. Blz. 503-507.
(3)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-Neder-L-bericht, no. 0108.29=-=
LITERATUUR, jaargang 18, nummer 1, januari-februari 2001.
Bevat register op de inhoud van jaargang 17 (2000).
ISSN 0168-7050.
Door: Jose Rekers.
Lent, 21 augustus 2001.
- Mathijs Sanders.
Van verzenschrijver tot kerkbouwer. Over de priester-dichter Antoon Binnewiertz. Blz. 2-9.
(Vanwege zijn literaire ambities werd deze katholieke Tachtiger-adept begin deze eeuw door de conservatieve tak in eigen gelederen verguisd en genegeerd door de literaire wereld.) - Ralf Gruettemeier.
‘De Schriftuure bewijst niets met zekerheid’. Botsingen tussen literatuur en recht voor 1800. Blz. 10-18.
(Gruttemeier betoogt aan de hand van een tweetal voorbeelden dat er voor 1800 in rechtszaken over literaire teksten met name argumenten aangevoerd werden die betrekking hadden op de intentie van de auteur.) - In de Rubriek ‘Literatuur en internet’.
Ries Agterberg. Op zoek naar J.J. Voskuil. Blz. 19-21.
(Er is volop literatuur te vinden op internet, maar je moet wel weten hoe je moet zoeken. Een zoekactie naar J.J. Voskuil leverde in ieder geval ook veel ‘ruis’. Evenwel vermelding van interessante en relevante (start)pagina’s voor de literatuurliefhebber.) - P. Kralt.
Over dromers en betrokkenen. Mens en maatschappij bij Arthur van Schendel. Blz. 22-28.
(In het werk van Van Schendel zijn verschillende typen personages te herkennen die voortvloeien uit de verbeelding van de strijd tussen het individu (en zijn geweten) en de maatschappij.) - In de Rubriek ‘Mijn meesters’.
Marijke Spies over W.A.P. Smit. Blz. 29-30.
(Eerbetoon aan de man die Spies ooit de ‘grand old man van de Nederlandse literatuurgeschiedschrijving’ noemde.) - Marie-Anne Coebergh-van der Marck.
De ene tak kwijnt weg, de andere leeft op. Arthur Japins De zwarte met het witte hart in het licht van koloniale en postkoloniale opvattingen. Blz. 31-37.
(In de tragiek van de buitenstaander – zoals beide prinsen door Japin zijn geportretteerd – liggen parallellen met de problematiek van gekoloniseerden. Ze zijn slachtoffers van uitsluiting bij uitstek.) - Recensies, blz. 38-53:
. <Door: P. Franssen:>
Het handschrift-Van Hulthem Hs. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van Belgie, 15.589-623. Diplomatische Editie bezorgd door Herman Brinkman en Janny Schenkel. Verloren, Hilversum, 1999. 2 banden, ills. ISBN 906550060X.
M.E.M. Jungman i.s.m. J.B. Voorbij. Repertorium van teksten in het handschrift-Van Hulthem (hs. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van Belgie, 15.589-15.623). Cd-rom met een Inleiding. Verloren, Hilversum, 1999. Ills. ISBN 9065500847.
R. Jansen-Sieben & H. van Dijk (eds.). Codices Miscellanearum. Brussels Van Hulthem Colloquium 1999/ Colloque Van Hulthem, Bruxelles 1999. Brussel / Bruxelles, 1999.
Ria Jansen-Sieben (red.) ’s Levens felheid in een band handschrift-Van Hulthem. Centrum voor de bibliografie van de Neerlandistiek, Brussel, 1999.
Hans van Dijk. ’s Levens felheid in een band Handschrift -Van Hulthem. Brussel, 1999. ISBN 9066370998.
. <Door: W.R.D. van Oostrum:>
Kees Smit. Pieter Langendijk. [Dissertatie KUNijmegen]. Verloren, Hilversum, 2000. ISBN 9065500995.
. <Door: Ellen Krol:>
Klaus Beekman, Marita Mathijsen & George Vis (red.). Willem van den Berg. Een bedachtzame beeldenstorm. Beschouwingen over de letterkunde van de achttiende en negentiende eeuw. Amsterdam University Press, Amsterdam, 1999. ISBN 9053563806.
. <Door: Jeroen Salman:>
A. van der Borgh, Fr. Demmer & A. van der Schee (red.). Frits Huiskamp. Naar de vatbaarheid der jeugd. Nederlandstalige kinder- en jeugdboeken 1800-1840. Een bibliografische catalogus. Primavera Pers, Leiden, 2000. ISBN 9074310427.
. <Door: Geert Buelens:>
J.D.F. van Halsema. Dit eene brein. Opstellen over werk en dichterschap van J.H. Leopold. Historische Uitgeverij, Groningen, 1999.
. <Door: Bertram Mourits:>
Karin Evers. Bert en het beeld. De Bezige Bij, Amsterdam, 2000. ISBN 9023437942.
Hans Renders. Braak. Een kleine mooie revolutie tussen Cobra en Atonaal. Met een facsimile-uitgave van het tijdschrift. De Bezige Bij, Amsterdam, 9023439481.
. <Door: Rob Delvigne:>
Frans A. Janssen & Sonja van Stek (samenst.). Het bibliografische universum van Willem Frederik Hermans. Bibliografie van de afzonderlijk verschenen werken. De Bezige Bij en Willem Frederik Hermans Instituut, Amsterdam / Den Haag, 2000. ISBN 9023462130. - Signalementen, blz. 54-60.
- Ingekomen uitgaven, blz. 61-63.
- Nieuws, blz. 64-67.
(4)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-Neder-L-bericht, no. 0108.30=-=
ONZE TAAL, jaargang 70, nummer 7-8, juli-augustus 2001.
ISSN 0165-7828.
Door: Jac Aarts
m.m.v. Jacques Bennis
Arnhem, augustus 2001.
- Jan Erik Grezel.
Veeltalig voetbal. Spraakverwarring onder topvoetballers? Blz. 168-172.
(Ajax-trainer Co Adriaanse vindt dat zijn spelers Nederlands moeten kunnen spreken en verstaan. De spelers worden daarom op Nederlandse les (volgens de “Delftse methode”) gestuurd. Ook bij Vitesse heeft men een strenge taalpolitiek: Nederlandse les is verplicht. Wie lessen verzuimt loopt kans niet te worden opgesteld.) - Jan Erik Grezel.
“Dick, jij geen vrije schop geven”. Scheidsrechter Jol over de omgang met buitenlandse spelers. Blz. 173.
(Als scheidsrechter Dick Jol in het buitenland fluit, bedient hij zich van Engels en Duits, en zo nodig van lichaamstaal, maar in Nederland alleen tegen spelers die pas hier zijn. De andere buitenlanders moeten “zijn Nederlands maar kunnen begrijpen”. Als een speler iets in een vreemde taal tegen hem zegt, begrijpt hij meestal uit de toon en de lichaamstaal wel wat de ander bedoelt. Hij juicht het toe dat buitenlandse spelers verplicht worden Nederlands te leren. In de scheidsrechters-opleiding wordt veel aandacht besteed aan het communicatieve aspect. Het is bijvoorbeeld handig te weten dat gebaren niet overal hetzelfde betekenen.) - Redactie Onze Taal.
Word-leed. Blz. 176.
(In de rubriek “Loos alarm” zijn al heel wat voorbeelden boven tafel gekomen van missers van de Word-spellingchecker. Zo verandert Word “IJsland” in “Ijsland”, omdat Word onze “IJ” niet kent. Zijn er nog meer ergernissen te melden? De redactie wil een lijst met klachten samenstellen en deze overhandigen aan Microsoft, de maker ervan.) - Taaladviesdienst.
“Zij zijn elkaars gelijke(n)”. Blz. 177. Vraag en antwoord.
(Wanneer komt er een slot-n na “gelijke”? Is het “aambeeld” of “aanbeeld”? Is “verzoeke” een aanvoegende wijs? En moet in de zin “Personen moeten langer dan tien jaar overleden zijn voordat er een straat naar hen vernoemd mag worden” niet het woord “geleden” worden ingevoegd? Deze vier taalkwesties worden in dit nummer van Onze Taal besproken.) - Ewoud Sanders.
Van Aardenburg tot Zwijndrecht (1). Uitdrukkingen met een woordspeling op een plaatsnaam. Blz. 178-180.
(Het Nederlands telt zeer veel uitdrukkingen waarin een plaatsnaam voorkomt: “kijken of je het in Keulen hoort donderen”, “zo oud als de weg naar Rome”). Ooit kon een plaats zich onderscheiden, waarna er een gevleugelde uitdrukking kon ontstaan. Een relatief kleine groep geografische uitdrukkingen stoelt echter op een talig principe: op woordspeligheid of volksetymologie. Zo kun je van een dom iemand speels zeggen “Hij komt/is van Domburg”. Sanders heeft een verzameling van 105 geografische uitdrukkingen aangelegd die stoelen op dit talige principe.) - Redactie Onze Taal.
Congres Onze Taal 3 november. Blz. 181.
(Het volgende congres zal worden gehouden in de Rotterdamse Doelen, en wel op 3 november. Thema: de wisselwerking tussen taal en beeld. Zes sprekers zullen worden afgewisseld door drie optredens waarin het thema op bijzondere wijze wordt belicht: een opvoering uit de nieuwe musical “Kuifje”, Jacques Brel en David Bowie in gebarentaal, en een optreden van Bart Chabot.) - Redactie Onze Taal.
Cd-rom met alle jaargangen Onze Taal. Blz. 181.
(Ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag wil Genootschap Onze Taal een cd-rom uitbrengen waarop alle jaargangen van het tijdschrift staan, dus van 1932 tot 2000. Deze uitgave moet dit najaar ter beschikking komen en zal Euro 35 (NLG 77,-) kosten. Wie weleens geschreven heeft in Onze Taal en nog geen brief van Onze Taal heeft ontvangen, kan het beste zelf contact opnemen met de redactie (tel. +31 (0)70-356.12.20, e-mail onzetaal@onzetaal.nl. De uitgave is geen commercieel project.) - Riemer Reinsma.
Poldersloten in Pleimuiden. Nederlandse namen op oude zeekaarten. Blz. 182-184.
(Nederlandse zeevaarders gaven vaak Nederlandse namen aan markante plaatsen aan de kusten waarlangs zij voeren. Soms zijn die namen verbasteringen van plaatselijke benamingen, zoals “Kemenesse” (Les Chemin’ees, een Franse eilandengroep in het kanaal), “Kantelberg” (Canterbury) en “Pleimuiden” (Plymouth). Maar ook gaven de Nederlanders geheel eigen namen, alsof er geen plaatselijke namen bestonden, zoals “Ter Stolp” aan de Poolse kust. De cartograaf Lucas Jansz. Waghenaer publiceerde in 1584 en 1585 “Spieghel der Zeevaerdt”. In 1942 promoveerde de neerlandicus B.C. Damsteegt met de “Nieuwe spiegel der zeevaart”, waarvan onlangs een herziene herdruk verscheen, bevattende dertig kaarten, die een compilatie vormen van de vele kaarten die Damsteegt aantrof in de zeemansgidsen en zeeatlassen die van 1540 tot in de achttiende eeuw verschenen zijn.) - Battus.
Opperlandse vingeroefeningen. Blz. 184-185.
(In november verschijnt er een nieuwe, herziene editie van Battus’ “Opperlandse taal- en letterkunde”. Tot november zal er in Onze Taal een maandelijks voorproefje daarvan verschijnen. Dit keer over anagrammen (“De ogen van de gnoe”) en (“X-rijke woorden”) over het zoveel mogelijk v’o’orkomen van een letter in een zo kort mogelijk woord: zeven maal de letter “a” in “baccalaureaatsgraad”, vijf maal een “b” in “hobbeldebobbel” … drie maal een “z” in “jazzmuziek”.) - Nicoline van der Sijs.
Klanken en wetten. Blz. 186-187. Etymologica.
(Toen de verschillende talen zich uit het Indo-Europees ontwikkelden, traden er klankveranderingen op, met name bij de medeklinkers. Voor ons is de verandering in het Germaans interessant, de zogenaamde Germaanse klankverschuiving, beschreven door Jacob Grimm. Na de Germaanse klankverschuiving traden er ook binnen het Germaans klankverschuivingen op, waardoor de verschillen ontstonden tussen de moderne Germaanse talen. Deze (Oud)hoogduitse klankverschuiving vond waarschijnlijk in de tweede helft van de vijfde eeuw plaats. Deze was verantwoordelijk voor een regelmatig verschil tussen de Nederlandse en Duitse medeklinkers: appel/Apfel, tijd/Zeit, dorp/Dorf, ik/ich, pond/Pfund. Kennis van deze klankwetten maakt het lezen van etymologische woordenboeken eenvoudiger en behoedt de amateur voor het te snel leggen van verbanden tussen woorden uit verschillende talen.) - Ad Foolen.
“Ik liep weg om meteen terug te komen”. Is het ‘vooruitblikkende’ “om” een taalfout? Blz. 188-189.
(In zinnen als “Zwemmer Van den Hoogenband verliet het startblok als laatste maar nam na zeventig meter de leiding om deze niet meer af te staan” kan “om” niet door “teneinde” worden vervangen. Om die reden keurden taaladviseurs als Charivarius zulke zinnen af. Tegenwoordig staat men er milder tegenover. Het valt op dat het vooruitblikkende “om” steeds voorkomt aan het eind van een beschrijving die twee of meer samenhangende gebeurtenissen beslaat. Dit prospectieve “om” het markeert de laatste in een reeks van gebeurtenissen.) - Peter de Langen.
Straattaal. Blz. 189.
(In een multiculturele omgeving bezigen jongeren op straat woorden uit een immigrantentaal: bv. “djaffen” (= stelen). Soms worden bestaande woorden van een andere betekenis voorzien: een pen straffen (stelen), gierige schoenen (mooie schoenen), een wrede (prachtige) film. Maar dat soort woordgebruik is wel aan mode onderhevig.) - Jef Braekmans.
Vreemdvormingen. Blz. 189.
(Het Deense woord voor waterstof is “brint”, dat aan het begin van de negentiende eeuw werd gemunt door de Deense wetenschapper H. Orsted. Het is afgeleid van “braende” (branden). In iedere andere taal is het vakwoord afgeleid van een woord voor “water’. Braekmans noemt dit verschijnsel een “exologisme” oftewel “vreemdvorming”.) - Marc van Oostendorp.
Hoe meer dialecten, hoe beter. Deskundigen maken zich sterk voor de streektaal. Blz. 190-191.
(Tijdens een symposium dat onlangs werd gehouden op het Meertens Instituut stonden twee meningen tegenover elkaar. Aan de ene kant, bijvoorbeeld bij de Taalunie, de opvatting dat met het officieel erkennen van enkele streektalen er nieuwe ongelijkheid ontstaat. Door sommige streektalen een aparte status toe te kennen creeeer je immers ongelijkheid: de streektalen met een status zullen zich ontwikkelen tot nieuwe standaardtalen, waarbij de andere varianten zullen achterblijven. Aan de andere kant heerst de opvatting dat het Europese Handvest nu juist bedoeld is om de taalkundige rijkdom in Europa te bevorderen. De meeste deskundigen waren het wel eens dat het de moeite waard is de bestaande taalvarianten te beschermen. Sommige dialecten (het Eilanders bv., dat op Schiermonnikoog wordt gesproken) zijn aan het uitsterven.) - Redactie Onze Taal.
Loos alarm. Blz. 191.
(Wie met een ingeschakelde spellingcontrole op z’n pc “Willem” of “Bill Gates” intypt, krijgt als suggestie “Wielklem” en “Bil Gajes” aangereikt. Wie meer voorbeelden kent van alternatieven die de spellingchecker aanbiedt voor goed gespelde woorden die hij niet kent, kan ze insturen naar Onze Taal. Meer voorbeelden worden gevraagd. Het gaat om woorden uit de Nederlandse woordenschat en algemeen bekende eigennamen.) - Guus Middag.
Bereshit. Blz. 192-193. Woordenboek van de poezie.
(De beginwoorden en de titel van het boek Genesis in de joodse bijbel luiden, in getranscribeerde vorm, “beresjiet” of “bereshit”. Letterlijke betekenis: “in den beginne” (Hebr.). Rob Schouten wijdde er in zijn bundel “Infauste dienstprognose” (2000) een gedicht aan. Het lijkt zo verdacht veel op een bekend Nederlands woord. Een “uitzendknurft” bij een uitgeverij die de nieuwe spelling meende te moeten toepassen, maakte er tegen Schoutens zin “berenshit” van.) - Ingmar Heytze.
Podiumdichters. Blz. 193. Raptus.
(Veel van onze dichters hebben goede banen met dito inkomens (“comfortabel ongelukkig” volgens Anton Korteweg). Geeft niet, als ze maar geen “podiumdichter” worden, die volgens de heersende opinie per definitie mindere poezie zouden schrijven, omdat ze hun werk aanpassen aan de eisen die een podium stelt. In Nederland zijn geen dichters die vinden dat hun werk uitsluitend op het podium thuishoort. Er zijn wel dichters die van nature toegankelijk schrijven en goed voordragen. Ze kiezen niet, maar delen: de combinatie van papier en podium maakt hen zo succesvol.) - Redactie Onze Taal.
Tamtam. Taalberichten. Blz. 194.
(Drie berichten: Voortaan ongekuiste taal in Handelingen Kamer, “Max” en “Anne” populairstkindernamen, Scepsis over pauselijke vertaaleisen (liturgische teksten moeten zo dicht mogelijk bij de Latijnse tekst blijven).) - Oostendorp, Marc van.
Schoow. Blz. 196. Het proefschrift van … Klarien van der Linde.
(In 1992 schreef A.P.G. Seijkens in Onze Taal over kinderen die [schoow] i.p.v. [school] zeggen. Klarien van der Linden onderzocht dit verschijnsel voor haar dissertatie en kwam tot de conclusie dat een en ander te maken heeft met de zogenaamde klinkerachtigheid van medeklinkers. Bij een klinker, zoals de “a” stroomt de lucht onbelemmerd; bij de “p” wordt de mond gesloten. De meeste klanken liggen wat klinkerachtigheid betreft tussen de “a” en de “p” in. De overgang van de slot-l in “school” naar een “w” is volgens Van der Linde een verandering in klinkerachtigheid. Dat een verandering in klinkerachtigheid haar oorsprong vindt in de hersens en niet in de mond, bleek uit de verschillen die Van der Linden vond tussen twee soorten taalstoornissen. Als door een hersenbloeding het grammatica-aansturend deel van de hersenen wordt getroffen, neemt men waar dat betrokkenen relatief vaak [schoow] zeggen. Dit gebeurt niet als het spraakaansturend deel is aangetast. In haar proefschrift “Sonority Sunstitutions” (RU Groningen) komt ze tot de conclusie dat klinkerachtigheid meer te maken heeft met het taalsysteem dan met de fysieke aspecten van de taal.) - Riemer Reinsma.
De Aa. Blz. 197. Geschiedenis op straat.
(De alom in ons land voorkomende geografische aanduiding “Aa” als riviernaam komt via “aha” van het Gotische “ahva” (water) en is verwant met het Latijnse “aqua”. In Friesland, Noord-Holland en Zeeland veranderde “”aa” in “ee”. Na enige tijd veranderde “ee” in “ie” en dat weer in “ij”, zoals het “IJ” in Amsterdam.) - Raymond No”e.
Inzicht. Blz. 198-199.
(Deze rubriek licht u in over nieuwe boeken, cd-roms, congressen en lezingen in taalkundig Nederland en Belgie. Deze keer: korte bespreking van acht boeken, een mededeling en aandacht voor het tijdschrift Ad Rem.)
. “Prisma woordenboek Nederlands” (35-ste druk). (Er verschenen ook herziene uitgaven van de nieuwe Prisma-woordenboeken Frans, Duits, Engels, Italiaans en Spaans.)
. Eric Tiggeler, “Vraagbaak Nederlands. Van spelling tot stijl: snel een helder antwoord op praktijkvragen over taal”.
. Ton den Boom, “Woorden en hun betekenis” .
. Michel C. Vrisekoop, “Grammaticale termen. Het gereedschap voor elke taal”.
. Rien van den Berg, Koos van Noppen en Gert Marchal (samenstellers), Het groot citatenboek over God, geloof en kerk.
. “WAN2TLK? SMS-WRDBKJE” (lijsten met voor de sms-taal typerende afkortingen van woorden en woordgroepen).
. Jenny van der Toorn-Schutte, “Cultuur en tweedetaalverwerving. Een taalkundig-anthropologische vergelijking tussen Oost en West”
(Zij betoogt dat de culturele verschillen tussen Nederlanders en buitenlanders wel eens een belangrijke oorzaak kunnen zijn van de teleurstellende resultaten van het verplichte onderwijs in de Nederlandse taal aan buitenlanders.).
. Quintilianus, “De opleiding tot redenaar”, voor het eerst in het Nederlands vertaald (door Piet Gerbrandy).
. Scryption, het museum voor schriftelijke communicatie in Tilburg, huisvest van 23 juni t/m 21 oktober “Het LetterLabyrint”, een doe-tentoonstelling gericht op gezinnen met kinderen van 8-12 jaar.
. Sinds 14 juni is er het eerste elektronische wetenschappelijke tijdschrift over Nederlandse taal- en letterkunde. Het adres: www.neerlandistiek.nl.
. Tijdschrift: Ad Rem, orgaan van de Vlaamse Vereniging voor Zakelijke Communicatie (VVZC). Redactie: Eric dams (hoofdred.) en Johan Papen (eindred.). (Aandachtsgebied: taalbeheersing, met name interne en externe communicatie.)
(5)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-Neder-L-bericht, no. 0108.31=-=
DE ZEVENTIENDE EEUW. Cultuur in de Nederlanden in interdisciplinair perspectief, jaargang 17, nummer 1, mei 2001.
ISSN 0921-142X. Uitgeverij Verloren, Larenseweg 123, 1221 CL Hilversum.
Door: Ton Harmsen, Opleiding Nederlands, Universiteit Leiden.
Leiden, 6-8-2001.
- Jeroen Salman.
Troebelen en tijdsordening. De actualiteit in zeventiende-eeuwse almanakken. Blz. 3-17.
De arminiaanse predikant Daniel Wittius bracht velen in moeilijkheden door gedetailleerde informatie te noteren in zijn almanak, waarin actuele en politieke informatie was voorgedrukt. Dergelijke informatie verdween na 1650 goeddeels uit de almanakken, waarmee ook de notities van de gebruikers minder politiek werden.) - E.K. Grootes.
Toekomstbeelden in Nederlandse historiespelen uit de zeventiende eeuw. Blz. 18-28.
De aartsengel Rafael (Gysbreght), de stroomgod van de vecht (Geeraerdt van Velsen), vertoningen zoals de triomf van Caesar (Aegyptica), geestverschijningen (Baeto, De nederlaagh van Hannibal) en droomverhalen (Wilhem of gequetste vryheit) vormen een rijk arsenaal aan voorspellende scenes in historiespelen, gericht op het lokale chauvinisme van het publiek.) - Hessel Miedema.
Karel van Manders tijd. Blz. 29-39.
In navolging van Vasari onderscheidt Karel van Mander verschillende soorten tijd, die hij in zijn schildersbiografieen tot uitdrukking brengt: hij is zich bewust van de historische opeenvolging, en de geleidelijke ontwikkeling van de schilderkunst, maar ook van de specifieke tijdsomstandigheden die tot het schilderen geleid hebben.) - H.L. Houtzager.
Het tijdgebonden experiment van Reinier de Graaf in de ontwikkeling van het voortplantingsonderzoek. Een beknopt overzicht. Blz. 40-49.
(Door de inwendige geslachtsorganen van konijnen te prepareren, en dat in een serie van konijnen die nog maar net zwanger zijn tot vlak voor de bevalling, kreeg Reynerus de Graaf inzicht in het belang van de vrouwelijke geslachtsorganen voor de voortplanting, daarmee een stap vooruit naar de emancipatie uit het aristotelische denken der medici. De spermacel is pas na hem, door Antoni van Leeuwenhoek, waargenomen; pas daarna kon men juiste inzichten verwerven in het ontstaan van het embryo.) - Matthijs van Otegem.
Tijd, snelheid, afstand: de mechanica van het pamflet. Blz. 50-61.
Productie en distributie bepalen de snelheid waarmee een pamflet zijn publiek bereikt. Maar dit beeld wordt genuanceerd door de rol van de predikanten in de pamfletproductie te betrekken: niet alleen zijn zij actieve producenten, maar vooral door de inhoud van pamfletten via de kansel uit te dragen spelen zij een belangrijke rol.) - Mededeling.
Zeventiende Eeuw Scriptieprijs 2000 voor Ed Romein. Blz. 62.
Voor de doctoraalscriptie over het St.-Lucasgilde en Philips Angel. De prijs wordt uitgereikt tijdens het congres van de Werkgroep Zeventiende Eeuw in Leuven, op 31 augustus 2001.) - Signalementen:
. <Door: Th. Stevens, op p. 63:> Johan Talens. Een feodale samenleving in koloniaal vaarwater. Staatsvorming, koloniale expansie en economische onderontwikkeling in Banten, West-Java (1600-1750). Verloren, Hilversum, 1999. Bewerking van proefschrift Universiteit Utrecht, 1997. 253 p. ISBN 90-6550-067-7.
. <Door: J. van Sluis, op p. 63:> L.F. Groenendijk, W.J. op ’t Hof & W. Heijting (red.) J. van der Haar tachtig jaar. Stichting Studie der Nadere Reformatie, Zoetermeer, 1999. Themanummer Documentatieblad Nadere Reformatie 23 (1999), p. 73-183. ISSN 0165-4349.
. <Door: Th. Stevens, op p. 64:> Jan de Jongste, Juliette Roding & Boukje Thijs (red.) Vermaak van de elite in de vroegmoderne tijd. Verloren, Hilversum, 1999. 313 p. ISBN 90-6550-072-3.
. <Door: A.J.E. Harmsen, op p. 64-65:> Idalina (Ike) van Hardeveld-Kooi. Lodewijk Meijer (1629-1681) als lexicograaf. (In eigen beheer), Goirle, 2000. Proefschrift Universiteit Leiden. ISBN 90-5434-072-X.
. <Door: H. Leeflang, op p. 65:> Reindert Falkenburg et al. Kunst voor de markt / Art for the market, 1500-1700. Waanders, Zwolle, 2000. 280 p. (Nederlands kunsthistorisch jaarboek, ISSN 0169-6726 ; dl. 50 (1999)) Uitg. van: Stichting Nederlandse Kunsthistorische Publicaties. ISBN 90-400-9420-9 geb.
. <Door: J. Quast, op p. 66:> Bibi Sara Panhuysen. Maatwerk. Kleermakers, naaisters, oudkleerkopers en de gilden (1500-1800). Stichting Beheer IISG, Amsterdam, 2000. 338 p. Proefschrift Universiteit Utrecht. ISBN 90-6861-190-9.
. <Door: C.L. Heesakkers, op p. 66:> Antonius a Burgundia. Linguae vitia et remedia (Antwerp, 1631) [Reprint] with an introd. by Toon van Houdt. Brepols, Turnhout, 1999. 166 p. (Imago figurata. Editions, vol. 1). ISBN 2-503-50774-3.
. <Door: A.M.Th. Leerintveld, op p. 67:> John Manning & Marc van Vaeck (eds.) The Jesuits and the emblem tradition. Selected papers of the Leuven International Emblem Conference, 18-23 August, 1996. Brepols, Turnhout, 1999. VIII, 367 p. (Imago figurata, Studies, vol. 1a). ISBN 2-503-50798-0.
. <Door: A.J. Gelderblom, op p. 67-68:> Hans J. B”oker & Peter M. Daly. The emblem and architecture. Studies in applied emblematics from the sixteenth to the eighteenth centuries. Brepols, Turnhout, 1999. XXII, 311 p. (Imago figurata, Studies, vol. 2) ISBN 2-503-50776-X.
. <Door: T. van Houdt, op p. 68:> M.E.H.N. Mout, H. Smolinsky & J. Trapman (eds.) Erasmianism. Idea and reality. Edita KNAW, Amsterdam, 1997. 202 p. ISBN 0-444-85291-0.
. <Door: F.J. Dijksterhuis, op p. 69:> L. van den Heuvel (red.) Tijd voor klokken. Verhalen rond een verzameling. Walburg Pers, Zutphen, 1999. 120 p. ISBN 90-5730-086-9.
. <Door: E.O.G. Haitsma Mulier, op p. 69:> Craig Kallendorf. Virgil and the myth of Venice. Books and readers in the Italian Renaissance. Clarendon Press, Oxford, 1999. VI, 251 p. ISBN 0-19-815254-X.
. <Door: E.O.G. Haitsma Mulier, op p. 69-70:> E.H. Kossmann. Political thought in the Dutch Republic. Three studies. KNAW, Amsterdam, 2000. 197 p. ISBN 90-6984-281-5.
. <Door: P.C. van der Eerden, op p. 70-71:> G.W.C. van Wezel. Het paleis van Hendrik III, Graaf van Nassau te Breda. Waanders, Zwolle, 1999. 445 p. ISBN 90-400-9257-5.
. <Door: H. Vlieghe, op p. 71-72:> E.J. Sluijter. Seductress of sight. (Studies in Dutch art of the Golden Age, deel 2). Waanders, Zwolle, 2000. ISBN 90-400-944-3.
(6)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-Neder-L-bericht, no. 0108.32=-= *-------------Redacteurs--tijdschriftenoverzicht--Neder-L-----------------* | Amsterdamer Beitraege Tanneke Schoonheim <schoonheim@inl.nl> | | de Achttiende Eeuw: Rudy Beernink <R.Beernink@slo.nl> | | de Boekenwereld: Marja Smolenaars < m.smolenaars@wolmail.nl> | | Cahiers voor een Lezer: Reinder Storm <Reinder.Storm@kb.nl> | | Driemaandelijkse Bladen: Harrie Scholtmeijer | | <Harrie.Scholtmeijer@meertens.knaw.nl> | | Gezelliana: Piet Couttenier <Piet.Couttenier@ufsia.ac.be> | | Gramma/TTT: Peter-Arno Coppen <P.A.Coppen@let.kun.nl> | | Leuvense Bijdragen: Hans Smessaert | | <Hans.Smessaert@arts.kuleuven.ac.be> | | Literatuur: Jose Rekers <jjrekers@hotmail.com> | | Literatuur Zonder Bea Ros <Bea@Zunneberg-Ros.nl> | | Leeftijd: | | Lust & Gratie: Fleur Speet <fspeet@hetnet.nl> | | Mededelingen Stichting Frank van Lamoen <f.v.lamoen@hccnet.nl> | | Jacob Campo Weyerman: | | Meesterwerk: Els Ruijsendaal <ruisdaal@cistron.nl> | | Millennium: ... Een nieuwe redacteur wordt gezocht ... | | Moer: Herman Giesbers <H.Giesbers@let.kun.nl> | | Over Multatuli: Reinder Storm <Reinder.Storm@kb.nl> | | Naamkunde: Tanneke Schoonheim <schoonheim@inl.nl> | | Nederlandse Letterkunde: Marja Geesink <marja.geesink@pica.nl> | | Nederlandse Taalkunde: Corrie de Haan <c.de.haan@LET.leidenuniv.nl> | | Neerlandica Extra Muros: Olga van Marion <ovmarion@rullet.leidenuniv.nl>| | de Negentiende Eeuw: Jan Stroop <J.Stroop@hum.uva.nl> | | Ons Erfdeel: Jaap van Veen <JaapJvanVeen@cs.com> | | Ons Geestelijk Erf: Thom Mertens <thom.mertens@ufsia.ac.be> | | Onze Taal: Jac Aarts <j.aarts@chello.nl> | | de Parelduiker: Wieneke 't Hoen <Wieneke.t.Hoen@chi.knaw.nl> | | Queeste: ... Een nieuwe redacteur wordt gezocht ... | | Spiegel der Letteren: Betty van Wonderen | | <Betty=van=Wonderen@uba.uva.nl> | | Taal en Tongval: Roland de Bonth, <salemans@baserv.uci.kun.nl> | | Tabu: Ton van der Wouden <vdwouden@let.rug.nl> | | Tekst[blad]: Judith Mulder <tekst.en.uitleg@wxs.nl> | | TNTL: Karina van Dalen-Oskam <dalen@inl.nl> | | Tijdschrift voor ... Een nieuwe redacteur wordt gezocht ... | | Taalbeheersing | | Tydskrif vir Nederlands Jean Jordaan <rgo_anas@rgo.sun.ac.za> | | en Afrikaans: | | Vaktaal: Guido Leerdam <G.Leerdam@dienst.vu.nl> | | Verslagen KANTL: Edward Vanhoutte <evanhout@uia.ua.ac.be> | | Vonk: Rita Rymenans <rymenans@uia.ua.ac.be> | | Vooys: Marloes van Beersum | | <m.p.vanbeersum@students.let.uu.nl> | | de Zeventiende Eeuw: Ton Harmsen <harmsen@rullet.leidenuniv.nl> | *-------------------------------------------------------------------------* (7)-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-= *-------------------------------------------------------------------------* | | | Informatie over Neder-L: | | ======================== | | Algemene informatie opvragen over Neder-L: stuur mail naar | | listserv@nic.surfnet.nl met daarin de boodschap: GET NEDER-L INFO | | Abonnement nemen op Neder-L: stuur mail naar listserv@nic.surfnet.nl | | met als boodschap: SUB NEDER-L uw-voornaam/voorletters uw-achternaam | | Neder-L op het web/WWW: Neder-L-nummers zijn vanaf januari 1997 in | | web-formaat te lezen via: http://baserv.uci.kun.nl/~salemans/ | | Nadere informatie over Neder-L in web-formaat: zie artikel 9706.01 | | Er is ook een WWW-archief met alle e-mailversies van Neder-L sinds | | juni 1992, dat ook op trefwoord doorzocht kan worden; de URL van dit | | listserv-archief: http://listserv.surfnet.nl/archives/neder-l.html | | Neder-L wordt ook verspreid via de Internet-newsgroup bit.lang.neder-l | | Oude Neder-L-bulletins opvragen: stuur mail naar listserv@nic.surfnet.nl| | met daarin een boodschap als: GET NEDER-L LOG9206 | | (resultaat: logboek met Neder-L-artikelen van juni '92 wordt gestuurd)| | Of maak gebruik van het listserv-archief (zie enkele regels hierboven)| | Bijdrage voor Neder-L opsturen: stuur mail naar neder-l@nic.surfnet.nl | | Contact met redactie: stuur mail naar Salemans@baserv.uci.kun.nl, naar | | Willem.Kuiper@hum.uva.nl, naar Piet.Verkruijsse@hum.uva.nl (voor de | | evenementenagenda) of naar P.A.Coppen@let.kun.nl | *-------------------------------------------------------------------------* *-Einde-------------------- Neder-L, no. 0108.c --------------------------*
Laat een reactie achter