Geregeld vraag ik aan mijn studenten wat voor literatuuronderwijs zij op de middelbare school genoten hebben. Mijn studenten studeren Nederlands aan de lerarenopleiding in Tilburg, dus zo gek is het niet om te praten over literatuuronderwijs.
Ik schrik eigenlijk nergens meer van. Dat er op de havo nagenoeg geen literatuurgeschiedenis gegeven wordt, is normaal. Literatuurgeschiedenis is met de tweede fase niet meer verplicht gesteld – dús dan geef je het als leraar Nederlands gewoon niet meer. Overigens komt het schoorvoetend weer terug, terwijl literatuur je leven in moet dénderen.
Dat zo’n docent Nederlands toch niet inziet dat hij jongeren iets bij kan brengen met literatuuronderwijs en dat hij bij kan dragen aan de Bildung… En dat hij niet begrijpt dat hij zijn leerlingen die een alfastudie gaan studeren te weinig bagage meegeeft, vind ik onverantwoord. Wat is er de lol van dat je jongeren op een achterstand zet?
Wat er dan wel in die tijd gedaan wordt, is dikwijls onduidelijk. Gezamenlijk Het gouden ei lezen en de film zien (en als ik dan vraag welke film, de Nederlandse of de Amerikaanse? Dan wordt er glazig gekeken). Een recensie schrijven over De eetclub van Saskia Noort. Dat soort dingen. Eén student zei onlangs dat ze bij Nederlands klassikaal de hele serie Dunya & Desie gekeken hebben, alle 19 afleveringen. Stel je voor dat je als docent ne-gen-tien lesuren tv kijkt met je leerlingen. Dan ben je geen docent, maar een beunhaas – had dan vroeger flapdrologie gestudeerd in plaats van Nederlands. Sterker nog: neem onmiddellijk ontslag en ga alsnog flapdrologie studeren.
Laat een reactie achter