De bestsellers van de jaren zestig, zeventig, tachtig – boeken vol tierige jongemannen. Turks fruit, Opwaaiende zomerjurken, De aanslag, Het verdriet van België. Het malle proza van Maarten ’t Hart. Aan de tierigheid werd het een en ander in de weg gelegd maar dat zoiets niet goed was – daar gingen die boeken over. Het perspectief lag bij de jongemannen. Generaties herkenden zich en de generaties die dat niet deden zagen achterneven en kleinzonen aandoenlijk lijden en strijden.
Dat ligt nu nogal anders. Tirza, Het diner, Bonita Avenue, Tonio – verkoopsuccessen van de afgelopen zes jaar die meer gemeen hebben dan hun korte titels. Zoveel meer dat het geen toeval kan zijn. Ik vind het moeilijk om Tonio in een generaliserend betoog te betrekken, maar de overeenkomst is duidelijk: in de vier boeken wordt een gelukkige gezinsstatus-quo verstoord en de handelingen van adolescenten en postadolescenten vormen daarvan de oorzaak. Ouders proberen vervolgens uit alle macht de status quo te herstellen. Het boek gaat vooral daarover – meer dan over de ordeverstoring zelf.
Bij de ouders ligt ook het vertelperspectief. Alleen in Bonita Avenue is dat meervoudig, maar Siem Sigerius zal door elke lezer het meest als hoofdpersonage worden ervaren. Siem, minister van onderwijs en vader van één zoon en twee stiefdochters, gaat aan de machinaties van zijn kinderen ten onder – en aan zijn onhandige reacties daarop. Zijn gezin is een echt modern gezin. De zoon uit zijn eerste huwelijk ziet hij nauwelijks en voedt hij niet op; zijn stiefdochters accepteert hij uit volle overtuiging als echte dochters.
Ik heb me de afgelopen weken afgevraagd hoe zo’n omslag te verklaren valt. Over de in het oog lopende overeenkomsten tussen Het diner en Bonita Avenue is het nodige geschreven. Dat die en andere overeenkomsten vooral grote verschillen behelzen met wat een of twee generaties eerder vanzelfsprekend was, is bij mijn weten niet opgemerkt. Aan Turks fruit laat zich dat het best illustreren. Ook nu zou het verhaal misschien een bestseller kunnen worden: wanneer het verteld werd door de ogen van de moeder van Olga. De vrouw die voor de lezer uit 1969 nog het meest leek op een toverheks of stiefmoeder uit een gruwelsprookje – ze zou haar dochter eerst verliezen aan een onverantwoordelijke kunstenaar en daarna aan een ziekte. We zouden met haar meeleven.
Is het lezerspubliek veranderd? Het maatschappelijk klimaat? Is er iets veranderd in de verhouding tussen ouders en kinderen? Van alles wat, ongetwijfeld. Tierige jongemannen lezen niet, oude vrouwen wel. De cultuurstrijd die ’t Hart en consorten streden, is beslecht. Ongehoorzaamheid heeft het anti-intellectuele odium van Geenstijl gekregen, fris en vrolijk bouwen aan een nieuwe wereld is iets uit een vorige eeuw. Kinderen zijn een keuze geworden die vooral niet mag tegenvallen. In een wereld van echtscheidingen en vruchtwaterpuncties is een gelukkig gezinsleven een existentiële verplichting – de enige existentiële verplichting die ons rest.
Grunberg was vijfendertig toen Tirza verscheen en een gelauwerd schrijver; Bonita Avenue was het debuut van een jonge schrijver. Onverantwoordelijk gedrag van adolescenten kenden ze ongetwijfeld uit eigen ervaring; de angst van ouders hebben ze misschien waargenomen en in ieder geval verbeeld. Hun verbeelding ging een bepaalde kant uit – als literatuur een maatschappelijk nut heeft, dan schuilt dat in de verwoording van inzichten waarop de verbeelding vat heeft, maar die nog nauwelijks te rationaliseren zijn. Ik ben van nature geen cultuurpessimist, maar het valt me op: in de verbeelding die op dit moment bij grote lezersgroepen aanslaat, is er een wereld te verliezen – een wereld van particulier geluk. Zo ervaren we het leven op aarde blijkbaar. Woorden als tierig en druistig – mooie woorden waren dat.
Laat een reactie achter