Een pessimist noemt zich vaak optimist met realiteitszin. Hoe een optimist zich noemt, weet ik niet. Wel weet ik dat veel mensen pessimistisch zijn over het schoolvak Nederlands en de vervolgstudies daarop: de neerlandistiek. Er worden veel zorgen gemaakt over de toekomst van het onderwijs in en over onze taal.
Colleges in het Engels, tweetalig voortgezet onderwijs, geleide samenvattingen op eindexamens – ze worden gezien als de grote ineenstorting van de taalvaardigheid van de gemiddelde Nederlander. Zelf vind ik ook dat de examens Nederlands in het voorgezet onderwijs van een armzalig niveau zijn. Dat er op veel scholen geen tot beroerd literatuurgeschiedenis gegeven wordt, is in mijn optiek heel… rottig (er schoot mij eigenlijk een ander woord te binnen).
Ik bekijk het graag langs de andere kant: over twintig jaar is de universitaire studie Nederlands volledig opgegaan in de brede bachelor ATCZ (Algemene Talen, Culturen en Zo). Op middelbare scholen worden geen boeken meer gelezen, dat is dan echt te ingewikkeld en het examen Nederlands bestaat uit het overtikken van een blogbericht op je palmtablet. Er is dus niets om je zorgen over te maken – alle problemen die we nu ervaren, zijn over twintig jaar opgelost. Daar ben ik heel optimistisch over.
Leo Rademakers zegt
Vanaf deze column (mooi Nederlands woord trouwens!) is de nieuwe definitie van 'realist': een pessimist in vermomming.
Fabian Stolk zegt
Vandaag ontvingen Utrechtse neerlandici dit bericht: "Vandaag heeft het faculteitsbestuur [Geesteswetenschappen] ons verteld over het voornemen onze beide departementen [d.w.z. Nederlands en Moderne Talen] samen te voegen, en wel in de loop van 2013." Dat is over één jaar; negentien jaar eerder dan voorspeld, zei de optimist.