De meeste lezers zullen er met mij niet aan twijfelen dat het Nederlands ook het veertigjarig jubileum van Neder-L wel zal halen. Zeker, sommige lezers zullen daar onmiddellijk aan toevoegen dat dat Nederlands van 2032 nog ernstiger verloederd zal zijn dan dat van 2012, en andere lezers zullen dan weer uitleggen dat ook dat wel meevalt. Maar ik denk niet dat de ondergang van het Nederlands door velen voorspeld wordt – althans niet voor zo’n korte termijn. Hoe het echter zit met de studie van het Nederlands over twintig jaar, daar zou ik minder snel een weddenschap over af durven sluiten. Het kan niemand ontgaan dat er van alles verandert in het hoger onderwijs. Universiteiten ‘profileren’ zich en sluiten opleidingen, van sterrenkunde tot Roemeens. Er wordt gepleit voor ‘brede bacheloropleidingen’ en in de letteren worden de bestaande masteropleidingen ondergebracht bij een beperkt aantal ‘brede labels’. Zal de neerlandistiek dit geweld overleven?
Neen, menen sommigen, die erop wijzen dat de neerlandistiek niet één discipline is, maar bestaat uit twee, drie,vier, misschien wel vijf disciplines (het hangt er een beetje vanaf hoe je telt), die in allerlei opzichten flink van elkaar verschillen. Moeten de taalkundigen niet met de andere taalkundigen samenwerken (bij taalwetenschap), de letterkundigen met de andere letterkundigen (bij literatuurwetenschap), enzovoort?
Dat is inderdaad een uitstekend plan. Sterker, voor het onderzoek is het meestal al gerealiseerd. Maar betekent het ook dat de neerlandistiek beter opgeheven kan worden? Ik dacht het niet. Het is volgens mij van groot belang dat er een geïnstitutionaliseerde druk is om een substantieel deel van het onderwijs en onderzoek op het gebied van de geesteswetenschappen betrekking te laten hebben op het thema van de Nederlandse taal en cultuur in brede zin. Dat heeft niets te maken met versleten en/of abjecte nationalistische gevoelens, maar veel meer met het feit dat de samenleving belang hecht aan dit thema en dat het merendeel van de afgestudeerden in de onmiddellijke context van de Nederlandse taal en cultuur aan het werk moet. Dat de aandacht voor de neerlandistiek vanzelf komt en dus met een gerust hart aan de vrije markt kan worden overgelaten, lijkt me een vergissing, zoals geldt voor wel meer veronderstelde zegeningen van de vrije markt. Zeker voor een aantal sterk internationaal georiënteerde disciplines is het allerminst vanzelfsprekend dat het object gevonden wordt binnen de neerlandistiek.
In een ander deel van het onderwijs is er al meer ervaring opgedaan met de vrije markt. Zo is in het MBO het vak Nederlands geschrapt vanwege de gedachte dat eigenlijk alle lessen op een bepaalde wijze wel ‘Nederlands’ zijn. Dat klonk heel aardig (en kwam ongetwijfeld goed uit vanwege bezuinigingen) maar de resultaten waren zo desastreus dat het vak nu weer is ingevoerd.
Moeten we dan weer terug naar de neerlandistiek van vroeger, toen goed nog goed was (en slecht was slecht)? Het lijkt me even onhaalbaar als onaantrekkelijk. Neen, ik zou graag zien dat de neerlandistiek niet een defensieve maar juist een meer aanvallende houding aanneemt. Brede bachelors, brede labels – allemaal prima, en hier is een goed breed startpunt en organiserend criterium voor zo’n programma: neerlandistiek. In plaats van dat we dat nauwer gaan definiëren moeten we juist bereid zijn om dat breder te doen. Het multidisciplinaire karakter van de neerlandistiek is namelijk niet een nadeel maar juist een voordeel. Studenten leren te denken volgens verschillende disciplinaire dimensies. Is dat niet juist wat nodig is? Vinden vernieuwingen in onderzoek niet juist plaats waar verrassende combinaties worden gemaakt vanuit verschillende disciplines? De neerlandistiek reikt verder dan Van den vos Reynaerde,Vondel, Mulisch en het Standaardnederlands (waarover verder niets kwaads) en zou evenzeer de toon moeten zetten in nieuwe programma’s als communicatie, media en cultuur, Nederlands als tweede taal, journalistiek, de studie van de gouden eeuw et cetera. Het zijn trouwens niet zelden neerlandici die een prominente rol hebben gespeeld bij de totstandkoming van deze nieuwe programma’s.
Toegegeven, dit voorstel is on-Nederlands omdat wij vernieuwingen graag plaatsen naast in plaats van dat wij ze enten op het al bestaande. Al van oudsher splitsen wij liever de kerk en de partij dan dat we daarbinnen ruimte creëren voor veranderingen. Het voordeel van de Nederlandse aanpak is dat je op korte termijn mogelijk meer succes boekt (je hebt geen last van tegenspraak van de gevestigde orde). Het nadeel is echter dat zogenaamde vernieuwingen nogal destructief kunnen uitpakken en weinig duurzaam zijn als je ze niet inbedt in het bestaande. Laten de onderwijsvernieuwingen in bij voorbeeld het HBO dat niet bij uitstek zien? Kortom, hier mijn wens voor de komende twintig jaar: graag een on-Nederlandse aanpak in de neerlandistiek.
Fred Weerman, hoogleraar Nederlandse taalkunde, Universiteit van Amsterdam
Laat een reactie achter