Het bloed in onze aderen van Miquel Bulnes. Uitgegeven bij Prometheus, gunstig besproken in NRC, Parool, Vrij Nederland en Groene Amsterdammer. Genomineerd voor de Libris-prijs. Er was een gedoodverfde winnaar, maar dit was misschien wel een mogelijke winnaar. Paginagrote interviews in NRC en VPRO-gids.
Ik heb het boek gelezen en vroeg me iets af wat ik me nooit afvraag: of ik wat ik las wel met goed fatsoen tot de literatuur kon rekenen. Ik kwam tegen: clichématige personages die hun bestaan alleen maar dankten aan een schematisch krachtenveld van tegenstellingen, onwaarschijnlijke verknopingen van feit en fictie, uit een verteltechnisch vacuüm opduikende memoires en correspondenties van het hoofdpersonage, een eindeloze herhaling van voorspelbare cliffhangers, 623 pagina’s met fletse zinnen. Hoe een schrijver het volhoudt – uren en uren achter het beeldscherm zonder zich ooit te laten verrassen door een formulering. Hoe een lezer het volhoudt.
Het betekent dat ik een probleem heb. Ik lees een boek dat critici van Storm tot Fortuin heeft weten te charmeren. Het juryrapport spreekt van een verbluffende techniek, dimensies, wervelende actie en personages van vlees en bloed. Ik lees een boek dat mij meer doet denken aan eenduidige thrillers en historische romans van Hanny Alders dan aan wat de afgelopen decennia aan literatuur door mijn handen is gegaan. De verveling van de pageturner – die ken ik van topthrillers als The Day of the Jackal. Een doos bonbons, de flipperkast. Verslaafd aan het omslaan van bladzijden heb ik na een uur of vijf, zes niets meegemaakt.
Ik dacht dat ik een behoorlijk gesocialiseerde literaire lezer was – blijkbaar heb ik me vergist. Op het net vond ik één recensie waarin ik mijn opinie grotendeels terugvind; de auteur is een buitenstaander. De instituties die er werkelijk toe doen omdat ze literair prestige toekennen – uitgeverij, kritiek, jury – zijn tot een oordeel gekomen dat haaks staat op het mijne. Het predicaat ‘literair’ lijkt me net zo veel of zo weinig van toepassing als bij zogenaamde literaire thrillers – het genre waarvan iedereen het erover eens is dat ze alleen om marketingdoeleinden ‘literair’ worden genoemd. Dat laatste speelt niet bij Het bloed in onze aderen, geloof ik. Toch vind ik, om het lekker ingewikkeld te maken, veel van die literaire thrillers beter geschreven dan het boek van Bulnes. Het universum van mijn literaire normen – is dat uit het lood geslagen? Ben ik eigenlijk wel zo’n gesocialiseerde lezer?
Als ik mijn cv moet geloven, heeft literatuur voor mij een existentieel belang. Er staat dus iets op het spel. Ik ben een individu dat een stukje schrijft; ‘zij’ zijn de instituties. Maar de literaire normen die ik mij eigen heb gemaakt, zijn mij aangereikt door anderen – door de instituties die ik nu op zo’n afstand voel. Het bloed in onze aderen bezorgt mij een fundamenteel categoriseringsongemak; dat ongemak moet op institutioneel niveau te snappen zijn. Laat ik het eens proberen.
Wordt vervolgd
Suzanne Fagel zegt
Beste Gert, ik heb het boek vanwege de Librisnominatie gelezen en deel je oordeel – en je verbazing over de literaire kritiek – van begin tot eind. Ik ben benieuwd naar het vervolg!
Martijn Benders zegt
Het benoemde 'probleem' is overigens universeel: van films waar critici dingen die ik rotzooi vind tot grote kunstfilms benoemen (Antichrist is een mooi voorbeeld, of Black Swan) tot muzieksystemen waar iets wat alleen een knetterend, verschrikkelijk geluid kan worden beschreven als een modern innovatief apparaat wordt verkocht.
Hoe lang is het al geleden dat geluidskwaliteit uberhaupt nog een factor was bij geluidssystemen? Design. Kleurtje. Dat het voor geen meter klinkt merkt niemand meer.
Dat laatste is zorgwekkend. Het kan alleen bestaan als er een enorme breinschift heeft plaatsgevonden waarin de hersenen collectief anders zijn gaan functioneren, met een verschuiving van het denkcentrum naar het visuele genotscentrum.
Precies dat is wat er gaande is. Het is een levensgevaarlijke ontwikkeling waar ik nu onder meer een filosofieboek over schrijf.