Klaarkomen, wippen, soppen, naaien, pijpen, rukken, poesje, lid, meesteres: ik verklap geen geheim als ik zeg dat al deze woorden er een seksuele betekenis bij hebben gekregen. Sterker nog, de seksuele betekenis van deze woorden is op weg de niet-seksuele te verdringen. Bij andere, zoals pruim en paal, overheerst de oorspronkelijke betekenis nog (of ik ben naïef).
Waarom deze observatie? De leeftijd dat ik het leuk vond om zulke woorden op schrift te stellen heb ik wel achter me gelaten, en de grote waarschijnlijkheid dat deze blogpost de komende jaren een gestage stroom zoekmachinegebruikers zal trekken én teleurstellen, verschaft me wel wat voorpret, maar mijn drijfveer is het toch niet. Nee, wat me boeit is een historische vraag.
Ik ben nieuwsgierig hoe taalgebruikers in pakweg 1925 of 1975 deze woorden ervoeren als ze in de niet-seksuele betekenis werden gebruikt. Wat dachten mijn grootouders en ouders als ze hoorden of lazen dat iemand “danste naar het pijpen van de hoofdzuster” of “almaar niet klaarkwam met zijn nijvere handwerk”?
Ook toen waren deze woorden al dubbelzinnig, want hun seksuele betekenis is verrassend oud. Sommige woorden leken me twintigste-eeuws, maar ik zat er flink naast: wippen in de betekenis ‘paren’ is al in 1829 genoteerd, het synoniem naaien zelfs als in het Middelnederlands.
Wiebeline Wip met Koning Hollewijn |
Toch lijkt de niet-seksuele betekenis al die tijd de overhand te hebben behouden. In de jaren vijftig droeg een knappe kittige secretaresse in de keurige Marten Toonder-strip Koning Hollewijn de naam ‘Wiebeline Wip’. “Dat is nu moeilijk voor te stellen”, zei de eigenaar van het Toondermuseum in Zoeterwoude onlangs, en ik ben het met hem eens. Ander voorbeeld: medio jaren zeventig gebruikte Karel van het Reve in een Henk Broekhuis-column het woord ‘klaarkomen’ in de klassieke betekenis, hoewel hij er enkele columns later blijk van gaf ook met de orgastische betekenis vertrouwd te zijn.
Hoe komt het dan dat de woorden waarmee dit stukje begint, hun zedige betekenis nu alsnog beginnen te verliezen? Ik heb drie mogelijkheden bedacht (en ben benieuwd naar andere).
Ten eerste is het denkbaar dat dit een continu proces is, waarmee ik bedoel dat er door de eeuwen heen voortdurend neutrale woorden een seksuele betekenis erbij krijgen die de oorspronkelijke betekenis uiteindelijk verdringt. Het rijtje waarmee dit stuk begint zou dan enkel maar een aantal actuele voorbeelden uit een historisch gezien veel langere reeks omvatten. In voorbije tijden hebben woorden als vrijen (voorheen ‘het hof maken’) en kloot (voorheen ‘bol’ of ‘bal’) hetzelfde traject afgelegd, terwijl pruim en paal misschien gewoon wat later zijn vertrokken op weg naar (eventuele) algehele seksualisering. Maar zelfs als deze waarneming klopt, verklaart die nog niet waarom op dit moment zo véél woorden dit traject doorlopen (al kan ik niet met bronnen en statistieken bewijzen dat het er nu meer zijn dan in eerdere periodes).
Ten tweede zou het kunnen dat de seksuele betekenis van deze woorden voorheen minder wijdverbreid was, en daardoor niet zo makkelijk doordrong tot het algemene spraakgebruik. De dubbelzinnigheid ervan beperkte zich misschien tot één of enkele regio’s, zuilen of sociale klassen of tot één geslacht. Leden van andere bevolkingsgroepen, pakweg katholieke Oost-Vlaamse schrijvers of socialistische Twentse verpleegsters, bleven zich argeloos zo uitdrukken.
Maar wat ik eigenlijk het leukste theorietje vind, is dat de meeste mensen de seksuele betekenis van die woorden wel degelijk kenden, maar dat ze dit in verreweg de meeste situaties niet lieten merken. Wie weet moesten mijn grootouders inwendig wel gniffelen om ‘het poesje aaien’ of ‘een lid hard aanpakken’ of ‘hebt u zin in een pruim?’, maar ging de seksuele interpretatie alle fatsoensnormen zo ver te buiten dat het bij dit binnenpretje bleef. Nu onze omgangsvormen informeler zijn geworden en diverse seksuele taboes verwaterd, lachen we hardop en gezamenlijk. We laten ons kennen, en zo leren we elkaars taal beter kennen. Daardoor verwerft de seksuele betekenis van deze woorden zich een steeds prominentere plek in ons lexicon. Met als gevolg dat we diezelfde woorden waar dat kan juist steeds vaker mijden wanneer we de oorspronkelijke betekenis willen uitdrukken. Een mens heeft lang niet altijd zin in voorspelbare flauwiteiten.
Karin zegt
Vertaalster Hedda Vormeland over het vertalen van woorden voor geslachtsorganen, o.a.Nederlands naar Noors. Volgens haar kunnen Nederlanders met een veelbetekenende knipoog zeggen "Mijn pruim is nat", en dan zou alleen een Noor met een bijzonder vieze fantasie aan iets anders dan een vrucht denken. Af en toe krijgt ze zelfs de indruk dat de meeste Ned. zelfst. naamwoorden wel als bijbetekenis "vulgair: vrouwelijk geslachtsorgaan" hebben. http://oversetterblogg.blogspot.no/2011/09 (Noors) /kjnnsorganer-i-bevegelse-mellom-sprak.html
Gaston Dorren zegt
Het is leuk gezegd, en ik geloof haar meteen dat Nederlands en Noors hier verschillen, maar bij vruchten als druif, appel, peer, sinaasappel, pompelmoes, citroen, aardbei en bosbes heb ik toch echt geen last van de door haar genoemde bijgedachte. Bij meloen(en) dan weer wel, maar een andere.
Maarten van der Meer zegt
Een interessante vind ik ook "beffen".
Isaac Wolff kreeg in 1877 bij Koninklijk Besluit toestemming de achternaam van zijn moeder, Beffie, aan de zijne toe te voegen. Hij heette sindsdien dus Wolff Beffie.
Zijn zoon Bernard Wolff Beffie gebruikte de dubbele achternaam niet, maar noemde zich simpelweg Beffie (deze dr. Beffie was, geen grap, arts voor geslachtsziekten).
Kennelijk had het woord "beffen" toen nog niet (hoofdzakelijk) een seksuele betekenis, anders had Bernard Beffie zich toch wel Bernard Wolff genoemd…
Gaston Dorren zegt
Als ik de Etymologiebank mag geloven (en waarom niet) had het zelfstandig naamwoord 'bef', dat oorspronkelijk 'muts' betekende, al vroeg in de 16e eeuw de Bargoense bijbetekenis 'vulva'. We mogen aannemen dat Isaac Wolff daar niet van op de hoogte was … Van de drie mogelijke verklaringen die ik hierboven noem, lijkt nummer 2 me (beperkte verspreiding van het woord) het waarschijnlijkst om Isaacs naamkeuze te begrijpen. Het besluit van Bernard vind ik moeilijker te plaatsen; als vrouwenarts moet hij de term toch wel eens zijn tegengekomen, zou je denken. Misschien dat mijn verklaring 3 (men gniffelde niet hardop) hier van toepassing is.
janien zegt
Meloenen, zegt u. En bloemkolen? Of worden die in Nederland niet gebruikt? Of gaat het bij bloemkolen om een specifieke verwijzing, begin ik me af te vragen.
Gaston Dorren zegt
Ik reken de bloemkool tot de groentes, niet tot het fruit, maar inderdaad, mede dankzij het oeuvre van André van Duin ben ik bekend met deze plantaardige beeldspraak. En toevallig stuitte ik zo-even op de papaya als Cubaanse pruim: http://goo.gl/hdMmr
Ingmar zegt
Citroenen ken ik wel als woord voor borsten, iets anders wel heel moderns is "Pikachu" voor wat hierboven pruim wordt genoemd. Beide uit Afrikaanse mond.
Ingmar zegt
Wel grappig is dat in het Nedersaksisch "baeven" beven betekent (uitgesproken met een lang è als in crème)of bevven en als Jan beft – na de gebruikelijke klinkerverkorting in de derde persoon – wil dat zeggen dat hij beeft of trilt.