Het toeval wil dat de barista het hier niet bij het juiste eind had: de klant wilde daadwerkelijk het apparaat kopen. Het misverstand kwam naar boven toen ze de prijs noemde: een kop koffie kost immers beduidend minder dan een koffiezetapparaat. Het werd snel opgelost en de klant ging tevreden weg met zijn nieuwe koffietool.
Potentiële ambiguïteit
Je zou misschien verwachten dat situaties zoals deze in het dagelijks leven continu voorkomen. Het Nederlands stikt immers van de woorden met verschillende betekenissen. Soms hebben die betekenissen niks met elkaar te maken (dit noemen we homonymie), maar in andere gevallen zijn de betekenissen sterk aan elkaar verwant (dit noemen we polysemie), zoals ook in het koffievoorbeeld. En niet alleen ons lexicon heeft veel potentie tot ambiguïteit: zinnen kunnen last hebben van structurele ambiguïteit waardoor ze mogelijk meerdere betekenissen hebben. De volgende zin gebruiken we om dat fenomeen duidelijk te maken aan studenten:
Max zag de man met de verrekijker.
Als je deze zin leest zou het kunnen zijn dat Max een verrekijker heeft en daarmee de man ziet, maar het kan natuurlijk net zo goed zijn dat Max een vogelaar ziet. We kunnen niet aan woordvolgorde van de zin zien welke betekenis hier bedoeld wordt.
Gerealiseerde ambiguïteit
Desondanks vind je in de praktijk weinig situaties waarin ambiguïteit als zodanig in het gesprek naar voren komt. Dat komt doordat zinnen en uitingen (vrijwel) nooit in een vacuüm voorkomen. Elke vorm van potentiële ambiguïteit wordt opgelost, doordat de zin of uiting in de context waarin deze gebruikt wordt maar op één manier begrepen kan worden. Ik zou zelfs nog wel verder willen gaan: vanuit het perspectief van de taalgebruiker komt zelfs potentiële ambiguïteit vrijwel nooit voor.
Neem nogmaals het koffievoorbeeld. De klant vroeg om een Aeropress, zonder daarbij aan te geven dat hij niet geïnteresseerd was in een kop koffie. De enige mogelijke lezing wat hem betreft was dus die lezing waarin hij om het apparaat vroeg. En vanuit het perspectief van de barista zien we hetzelfde, maar dan omgekeerd. Zonder enig teken van twijfel behandelde ze de vraag als een verzoek om koffie; het leek niet in haar op te komen dat de klant misschien in iets anders was geïnteresseerd. Pas bij de betaling realiseerden beiden zich dat de vraag zoals die was geformuleerd meerdere lezingen had.
Context
Wat dit voorbeeld voor mij extra leuk maakt, is dat dit probleem heel sterk gebonden is aan de context. Niet alleen omdat het alleen in speciaalkoffiezaakjes kan voorkomen, maar ook omdat het alleen in dit specifieke speciaalkoffiezaakje kan voorkomen. Voor zover ik in de afgelopen jaren bewust heb geobserveerd bestellen mensen altijd filterkoffie en laten ze het aan de barista om te bepalen met welk apparaat die filter gezet wordt. Hooguit geeft de klant een voorkeur aan voor een specifieke koffie (voor elke koffie is er wel weer een eigen zetmethode). Maar toen ik in York zat kwam ik bij een zaak waar ik ook moest aangeven op welke manier de koffie gezet moest worden; ik moest dus specifiek om een Aeropress vragen. De ambiguïteit is er dan mogelijk nog steeds, maar de verhoudingen liggen wel anders. Het zou ongetwijfeld moeilijker zijn om een koffiezetapparaat te bestellen door te vragen om een Aeropress.
Dit soort situaties laat goed zien dat we voor de betekenis van taal niet alleen kijken naar wat iemand zegt (zowel grammaticale vorm als de woorden), maar ook waar en wanneer het wordt gezegd. Zinnen en uitingen ontlenen een belangrijk deel van hun betekenis aan de context. Of anders, en misschien wel preciezer geformuleerd: taalgebruikers geven zinnen en uitingen (onbewust) betekenis op basis van aannames die ze doen in een context. Heel soms, eigenlijk alleen als het misgaat, worden die aannames geformuleerd en onderdeel gemaakt van het gesprek. Maar juist door die onzichtbare aannames is taal in real-time zelden ambigu; pas als we terugkijken zien we dat wat gezegd is open stond voor meerdere interpretaties. En dat is natuurlijk wel zo handig: interactie zou toch verdraaid lastig worden als we continu moesten twijfelen aan onze aannam
Pietra Dolenhof zegt
Aangaande het gegeven voorbeeld “Max zag de man met de verrekijker.”.
Deze zin kan op vier verschillende manieren ambigu zijn, aangezien er twee elementen zijn die hem dubbelzinnig maken.
Allereerst levert de vraag wie de verrekijker toebehoort twee variabelen op: aan Max of aan de man.
Voorts is het door het eroderen van het Nederlandse grammaticastelsel niet langer duidelijk of Max de man ziet of de man Max ziet.
Wanneer men “Max zag de man.” zegt, kan de man immers net zo goed het onderwerp zijn. Dit wordt duidelijk, wanneer we Max vervangen door een persoonlijk voornaamwoord, dat wél vervoegd wordt: “Hém zag ik.”
Ook dit twistpunt levert zodoende twee variabelen op, wat ons de mogelijkheid geeft de zin op vier verschillende manieren op te vatten.