door Jos Rombouts
De aanslagen van 22 maart 2016 op Brussels Airport in Zaventem en op metrostation Maalbeek in Brussel hebben nog geen week later een verrassend neologisme uitgelokt, in de vorm van een heel giftige verwensing.
“Krijg een bombardement (achter, in …) De verwensing krijg een bombardement, gevolgd door een voorzetselbepaling, is in het hele Nederlandse taalgebied bekend. Vooral het hart, de kiezen en de longen moeten het ontgelden. Vermoedelijk is deze verwensing ontstaan na het bombardement op Rotterdam, in mei 1940. Hierbij kwamen ruim negenhonderd mensen om het leven. De vroegste variant is in 1942 gehoord in Den Haag.”
De vorige alinea is een citaat uit Krijg de vinkentering!, een boekje uit 1998 van Ewoud Sanders en Rob Tempelaars over Nederlandse en Vlaamse verwensingen. Als varianten van krijg een bombardement vermelden de auteurs: Krijg een bombardement achter je hart, dan kun je puinruimen – Krijg een bombardement achter je longen, dan kun je puinruimen – Krijg een bombardement achter je kiezen – Krijg een bombardement achter je kiezen, dan kun je puinruimen – Krijg de bombardementspleuris achter je kiezen, dan kun je puinruimen. Die bombardementspleuris is merkwaardig. In zijn letterlijke betekenis is het Nederlandse woord pleuris, net zoals het in Vlaanderen beter bekende fleurus, een term voor wat artsen pleuritis noemen. Een pleuritis is een ontsteking van het borstvlies, dat de binnenzijde van de borstkas en de buitenkant van de longen bekleedt. Maar het borstvlies kan zich onmogelijk achter iemands kiezen bevinden. Een bombardementspleuris achter je tanden kan niet bestaan. Daarom denken Sanders en Tempelaars dat het woorddeel -pleuris alleen maar dient als versterkend element. De spreker associeert het waarschijnlijk met de uitdrukking dan breekt de pleuris uit, die geen epidemie van pleuritis voorspelt, maar betekent: ‘dan komen er grote moeilijkheden’.
Het is bekend dat Nederlanders – veel vaker dan Vlamingen – elkaar de vreselijkste ziekten toewensen. Krijg de gekke-koeienziekte! Soms stapelen ze zelfs een aantal ziekten op elkaar in één verwensing, zoals in de kreet Krijg de godver-kolere-kanker-tyfus achter je dikke darm. Het is minder bekend dat verwensingen heel af en toe gekoppeld worden aan een historische gebeurtenis. Die met bombardement zijn duidelijk, evenals Krijg de broodkaartenziekte, die voor het eerst werd opgetekend in 1920. De broodkaartenziekte is een onbestaande ziekte, maar haar naam roept associaties op met minderwaardig eten, honger en ondervoeding. Sanders en Tempelaars schrijven: “Tijdens de Eerste Wereldoorlog ging het brood in Nederland op de bon. Met een broodkaart kon men één zogeheten regeringsbrood krijgen.”
De verwensingen die ik tot nu toe genoemd heb, zijn ziekteverwensingen. U weet vast wel dat er ook doodsverwensingen bestaan, van Ontplof, Stik en Stik in je eigen bloed over Val dood tot Neem lijn zes naar Crooswijk. (In de Rotterdamse buurt Crooswijk is een grote begraafplaats.)
Ook verdwijnverwensingen kent u vast wel. Nog tamelijk rustig zijn Loop naar je (ouwe) moer ‘loop naar je (oude) moeder’ en (Loop naar) je tante. Minder vriendelijk zijn Loop naar de maan en Loop naar de maan, dan kun je sterren plukken. Nederlanders kennen ook Loop naar de Mookerhei. De Mookerhei is een heel uitgestrekt bos- en heidegebied bij Mook, ten zuiden van Nijmegen. Het is, net zoals de maan, het prototype van een verlaten plaats, een woest onherbergzaam oord, ver van de bewoonde wereld. Behoorlijk bars zijn Loop naar de duivel, Loop naar de hel en Loop naar de galg, waarin gezinspeeld wordt op de dood.
De categorieën ‘verdwijnverwensing’ en ‘doodsverwensing’ versmelten nog duidelijker met elkaar in de verwensing Ga naast Hitler in zijn graf liggen! Sanders en Tempelaars leggen uit dat de Russen die Berlijn waren binnen gevallen, het haastig verbrande lijk van Hitler eerst in de tuin van zijn kanselarij begroeven en later in een militair kampement in Maagdenburg. Om te voorkomen dat het graf ooit een bedevaartsoord voor neonazi’s zou worden, hebben de Russen in 1970 Hitlers lijk verbrand en de as uitgestrooid, naar verluidt in een rivier. Ga naast Hitler in zijn graf liggen is expliciet een verdwijnverwensing, impliciet een doodsverwensing. Het opmerkelijkste vind ik dat ze verwijst naar een historische situatie. Verwensingen die dat doen zijn heel zeldzaam; in het boekje van Sanders en Tempelaars gaat het om ongeveer één procent.
Aan dit alles moet ik denken toen ik onlangs een geheel nieuwe verwensing toegebeten kreeg. Het was paasmaandag; bijna iedereen had een vrije dag. Buiten stormde het, het regende en het was koud. Ideaal weer voor een dagje sauna. Daardoor stond er in de inkomhal van Sauna Hezemeer in Laakdal, in het oosten van de provincie Antwerpen, een lange rij mensen te wachten op hun inschrijving en de sleutel van hun kleedkastje. Er waren twee medewerksters bezig achter de balie, maar er was maar één rij en daar stond ik in. Er stonden mensen vóór mij en een eindje achter mij stonden een man en een vrouw van halfweg de dertig. Of ze uit het zuiden van Nederland of uit Vlaanderen kwam, viel niet uit te maken. Bijna meteen na aankomst stapte het stel uit de rij, stak een hoop mensen voorbij en stelde zich op vlak achter mensen die op dat moment hun sleuteltjes en de bijbehorende uitleg kregen. Pas op anderhalve of twee meter achter het koppel stonden de eerste mensen van de echte rij. Ik vond het toch wel heel brutaal wat er gebeurde en na even aarzelen – want niemand anders protesteerde – zei ik tegen het stel: “Dit is echt wel een gezamenlijke rij voor iedereen.”, waarop de man zijn kin vooruit gooide en mij toebeet: “Loop naar Zaventem!”
Ik schrok hevig doordat ik perfect doorhad welk vreselijk lot de man mij toewenste en doordat hij wel heel respectloos zinspeelde op het tragische lot van de slachtoffers. Ik wist even niet wat zeggen, noch of het zinnig was om íets te zeggen, en reageerde toen met de enige toepasselijke tegenverwensing die ik kon bedenken: “Ontplof!” Het kwam er krachteloos uit en er kwam geen enkele reactie op, niet van de brutale man, noch van de wachtende rij. Ik voelde mij nog minstens een kwartier akelig.
De man had zijn doel bereikt. Hij had zich in elk geval afgereageerd. Natuurlijk verwachtte hij niet echt dat ik naar Zaventem zou lopen of dat ik zou sterven, maar ervoor zorgen dat ik mij akelig voelde, wilde hij wel. En ervoor zorgen dat ik het opgaf en dat niemand zich bij mijn protest zou aansluiten, wilde hij ook. Tegelijk had hij bewezen dat hij verrassend snedig kon zijn en heel snel kon inspelen op de actualiteit van die week. Hij sprak zijn verwensing immers uit op 28 maart 2016; de aanslag op Zaventem had nog maar zes dagen eerder, op 22 maart, plaatsgevonden. Zo snel kan nieuw emotioneel taalgebruik opkomen! Nu maar afwachten of het zich verspreidt en hoe lang het duurt voor het wordt opgetuigd met uitbreidingen zoals … en val dan dood, of … en ontplof of … dan kun je puin ruimen.
Karin T. Hopman- Bruijnings Ingenhoes zegt
NIET AARDIG.
Jos Rombouts zegt
Extreem onaardig, extreem agressief zelfs, maar “Loop naar Zaventem!” is tegelijk een bewonderenswaardig succesvolle taaluiting, zoals ik in mijn laatste alinea onderstreep. Die alinea is geïnspireerd door het werk van de Oostenrijks-Oekraïense taalkundige Oksana Havryliv over agressief taalgebruik. Ook Ewoud Sanders en Rob Tempelaars schrijven in hun boek op p. 12 dat verwensingen soms meer zijn dan woede-uitbarstingen. Toen ik “Loop naar Zaventem!” in mijn gezicht geslingerd kreeg, was ik heel geschokt en gefascineerd tegelijk.
Jos Rombouts zegt
Lees niet “bewonderenswaardig succesvolle taaluiting”, maar “verbluffend succesvolle taaluiting”. Zo verbluffend dat ik zelf niet verder kwam dan een heel zwakke repliek en dat de twintig andere wachtenden er allen het zwijgen toededen, onder de indruk als ze waren van de agressiviteit én de snedigheid van de spreker.
Jos Rombouts zegt
Precies één maand na de aanslagen in Brussel verscheen op de website van het Nieuwsblad een chronologische reconstructie van de gebeurtenissen: ’22/3: een dag vol terreur’. Zie http://www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20160322_02196856.
Jos Rombouts zegt
Het krantenartikel gaat vooral over de gebeurtenissen. Ook over de mensen zelf – de slachtoffers, hun familie, hun hulpverleners – bestaat intussen goede journalistiek. Rudi Vranckx van de VRT heeft over hen een sobere, maar aangrijpende documentaire gedraaid: ‘Een dag als geen ander’. Die werd voor het eerst uitgezonden op 11 mei 2016 in het programma Koppen van het VRT-kanaal Een. Zie http://playground.een.be/eendagalsgeenander/. Wie klikt op de verticale tijdslijn ziet nog meer verhalen.