Door Leonie Cornips
Afgelopen week was een turbulente week voor het Limburgs, streektaal, dialect of plat. Maar liefst drie keer was taal prominent aanwezig in de media. En al dit moois bevatte elementen die bij verschijnen al achterhaald waren.
Heeft u op televisie Sprekend Nederland gezien? Zo gezellig voor de tv om te genieten van en te lachen over de vele vooroordelen die we over elkaars accent koesteren. Ik heb tandenknarsend toegekeken hoe mijn collega’s taalkundigen niet in staat bleken om ook maar iets van vakkennis over het voetlicht te krijgen: waarom hebben we die vooroordelen over elkaars’ accent, hoe zijn die vooroordelen ontstaan en hoe worden ze doorgegeven, kunnen ze veranderen? Kortom hoe werkt zo’n proces nu precies waarbij talige verschillen sociale verschillen tussen (groepen) mensen kunnen afbeelden? Niets daarover viel te beluisteren. Ik lees in Wim Kuipers’ Veldgewas over de winnaar van het sterkste accent: “Nummer drie, brons dus: Rotterdams. Het zilver was voor… het Surinaams. En de winnaar was… Juist. Maar wat stelt dat helemaal voor als het Fries een-na-laatste wordt, net voor het Drents? Ik heb geen idee.” Dit is raak, ik kan dit raadsel ook niet ontsluieren. De aanduiding het sterkste accent is al een vraag waard. Sterkste accent ten opzichte van wat of wie? Dat moet wel haast het zogenaamde ideale Nederlands zijn dat we vroeger ABN noemden. Maar wie spreekt dat en hoe is dat gemeten en waarom konden we daar niet om lachen in Sprekend Nederland of over het accent van de presentatoren. En dan: waarom zijn accenten ook ingedeeld per provincie? Een accent staat toch niet stil bij de provinciegrens. Oké, genoeg over een televisieshow van anderhalf uur over taal met daarin alleen stereotype en dus achterhaalde vooroordelen die mensen elkaar toeschreeuwen.
Een tweede mediaspektakel: het uitkomen van de lang verwachte erfgoednota van de gedeputeerde Koopmans. Geen bezuiniging maar herschikking van de erfgoedgelden valt er te lezen. Een erfgoednota waarin op elke bladzijde te lezen valt dat digitaliseren al het Limburgs cultureel erfgoed naar grote hoogten zal stuwen, opgesteld door een commercieel bedrijf dat leeft van grote, juist ja, digitaliseringsprojecten en dat in een halve pagina in deze krant schrijft dat het digitaliseren van kentekenplaten het grote voorbeeld is van hoe met Limburgs erfgoed om te gaan. Digitaliseren an sich is achterhaald. Niemand binnen de academische wereld krijgt subsidie voor digitaliseren zonder visie en vernieuwende ideeën. En die visie moet juist van archiefexperts komen, kortom van specialisten die vakkennis hebben. Maar die specialisten kunnen we wel vergeten. Als de bezuiniging van vijftig procent op de provinciale subsidie doorgaat, moet het Sociaal Historisch Centrum voor Limburg juist die mensen ontslaan die de parels in de archieven weten op te duiken. Stel je een gerenommeerd orkest voor dat moet bezuinigen door herschikking van subsidie. De instrumenten komen in het zonnetje te staan want daar is geld voor. De instrumenten flonkeren opgepoetst en glimmend in een tentoonstellingsruimte waar iedereen gratis naar binnen kan. Met de vingers over de glanzende knoppen van de saxofoon aaien, mag. De muzikanten zitten ontslagen thuis. Hoe ze die instrumenten bespelen en hoe die instrumenten (samen) klinken, horen we op een begeleidende cd. Dus altijd dezelfde muziek.
Uit de Limburgse dialectenquête in deze krant van afgelopen week: jonge dialectsprekende ouders willen hun kinderen niet meer in het dialect opvoeden. Het idee dat het tweetalig opvoeden van je kind van jongs af aan in bijvoorbeeld dialect en Nederlands schadelijk is voor de Nederlandse taalontwikkeling is achterhaald. Zo’n Limburgs kind tussen de vijf en acht jaar scoort namelijk ietsje hoger dan het landelijk gemiddelde in de beheersing van de Nederlandse woordenschat.
Laat een reactie achter