Door Leonie Cornips
Een lezer schrijft me ‘dat er nooit veel verschil is tussen het gesproken en geschreven woord.’ Is het zo dat we spellen zoals we spreken, dus dat iedere letter (grafeem) een klank vertegenwoordigt? Wie kan lezen en schrijven heeft dat meestal als klein kind op school geleerd. Als volwassene staan we later niet meer stil waarom we zo spellen als we doen want door schrijfervaring zijn we vertrouwd geraakt met woordbeelden. Alleen daar waar regels aan te pas komen zoals in ‘verhuisd’ versus ‘verhuist’ blijft het oppassen geblazen. Maar we schrijven zeker niet zoals we spreken: letters drukken geen een op een relatie uit met klanken. Een klank als de lange ‘ee’ verschilt op papier: beek versus cake, de ‘n’ in ‘oranje’ klinkt echt heel anders dan de ‘n’ in ‘nep’ evenals de letter ‘k’ in ‘zakdoek’ en in ‘koe’.
Het Nederlands kent daarnaast twee verschillende schrijfwijzen om één klank te schrijven: de lange ‘ij’ in wij en de korte ‘ei’ in rein. In het vroegere Nederlands was dat verschil te horen, net als in de Limburgse dialecten van nu. Een ‘ij’-klank sprak de Middelnederlander uit als ‘ie’: wij was wi(e) en pijp is piep in veel Limburgse dialecten. Door de ‘ij’/’ie’ correspondentie moet het verschil tussen de lange ij en korte ei in het Nederlands voor dialectsprekende kinderen een peule(n)schil zijn. Ik durf te wedden dat zij hierin een voorsprong vertonen op eentalig Nederlandssprekende kinderen.
Terwijl de Limburgers keurig een ‘ei’ laten horen, spreken de Amsterdammers meer een ‘ai’ uit: ‘een ai hoort er bai’. Ook de twee schrijfwijzen ‘au’ in blauw en ‘ou’ in goud stellen nu één klank voor maar vroeger was er wel degelijk verschil: de ‘au’ was meer een ‘aaw’ en de ‘ou’ een ‘oow’-klank.
Meer afwijkingen van het idee dat we spellen zoals we iets uitspreken, zijn zelfstandig naamwoorden als hond en bed en een werkwoordsvorm als ‘ik word’. Iedereen in Nederland zegt hond en bed met een ‘t’ op het eind: ‘hont’, ‘bet’ en ‘wort’. Maar de spelingsregel schrijft voor dat we hond met een ‘d’ spellen omdat het meervoud een ‘d’- klank heeft. Het is ‘honden’ en niet ‘honten’. In een woord als werknemer geven de drie e’s alle een andere klank weer. De ‘e’ in werk is een korte ‘e’, de eerste ‘e’ in de eerste lettergreep van ‘nemer’ is een lange ee en de ‘e’ in de laatste lettergreep klinkt meer als een ‘uh’-klank die taalkundigen een ‘stomme-e’ noemen.
Waar ik als Limburgs kind absoluut moeite mee had, was het spellen van de verleden tijd als in ‘bakte’ met een ‘t’ dat ik, ook nu nog, uitspreek met een ‘d’ (bakde). Datzelfde gold als kind voor woordcombinaties als ‘hij liep de trap op’ dat ik uitspreek als ‘hij liep de trab ob’.
Bovendien schrijven we een heleboel letters die we niet uitspreken. In ‘zij wordt’ horen we geen dubbele ‘t’ maar we schrijven ‘dt’ vanwege de regel dat een verbogen werkwoord in de derde persoon enkelvoud een ‘t’ heeft, net als in ‘zij loopt’. We zeggen ‘lope’ maar schrijven ‘lopen’ in ‘wij lopen naar huis’.
Dan is het opmerkelijk dat we met de laatste wijziging van de spellingsregel letters zijn gaan toevoegen die we absoluut niet uitspreken. De zogenaamde tussen-n is een lege letter. In ‘peulenschil’ en ‘pannenkoek’ is geen n te horen, maar we moeten zo’n stille n wel schrijven. Volgens socioloog Wilterdink is hoe we schrijven een vorm van taalcultuur. Het voorschrift voor zo’n stille tussen-n in ‘peulenschil’ en ‘pannenkoek’ is gevoed door een onbewuste wens om terug te keren naar goede manieren van vroeger. Het spellen van letters die we niet horen, staat dan gelijk aan ‘verzorgd schrijven’, beschaving en ‘hogere’ cultuur. Een dergelijke wens leidt tot verdere verwijdering tussen schrijftaal en spreektaal. Het kan zelfs een toekomstige klankverandering in gang zetten. Wellicht gaan kinderen in de toekomst zo’n stille tussen-n in panneNkoek wel uitspreken vanuit het idee dat we spreken zoals we schrijven.
Lucas Seuren zegt
In vergelijking met bv het Engels (zowel Amerikaans of Brits) praten we redelijk veel zoals we spellen. Wie een transcript uitwerkt van een dialoog in het Engels en daarna van het Nederlands zal snel zien dat Nederlands bijzonder veel minder weglaat. Maar uiteindelijk blijft schrift slechts een conventionele representatie, en daarmee altijd iets volstrekt anders dan het gesproken woord.
Frans zegt
Het grote verschil tussen schrijven en spraak zit hem in mijn ogen niet in de lichte discrepantie tussen spelling en uitspraak (m.u.v. een paar misbaksels als de tussen-n), maar juist in hoe hakkelig zelfs de meest vloeiende spraak is.
leonie cornips zegt
Je bedoelt dat schrijven niet hakkelig is maar gesproken taal wel? Ik vind die tegenstelling lastig te begrijpen die je aanbrengt.
Frans zegt
Eh, ja, de… geciteerde eerste zin van ’t artikel, eh, die stelt dat ‘r nooit veel… veel verschil is tussen wat geschreven en, eh, gesproke wordt.
N.B. Die eind-n in geschreven is geen misser. Dat is een (althans in mijn idiolect) wel degelijk uitgesproken link-consonant om klinkerbotsing te vermijden. In mijn beleving is dat altijd veeleer het principe van gelijkvormigheid dan dat van etymologie geweest. Het principe van gelijkvormigheid neemt immers het zekere voor het onzekere, door liever een letter toe te voegen dan er een weg te laten.
Lucas Seuren zegt
Ik snap wat je bedoelt, maar ik vind hakkelig een vreemd term om hiervoor te gebruiken. In dagelijks taalgebruik ervaar je dat allemaal helemaal niet als hakkelig. Sterker nog, de meeste zogenaamde haperingen hebben een functie. En we herkennen als taalgebruikers ook wat die functie is, ook al is die vaak bijzonder lastig te benoemen (en nog vaker zijn we ons er niet eens van bewust).
Geschreven taal is juist vreemd vloeiend, en volstrekt onnatuurlijk. Dat krijg je als iemand de tijd heeft om een boodschap te formuleren, voor hij deze definitief produceert. Alle signalen die je er normaal in zou stoppen, en die soms veelzeggend zijn. Dat is noodzakelijk: het vergt redelijk wat oefening om gedetailleerde transcriptiesystemen te leren lezen. Maar dat is een kwestie van gewenning.
Je zou het kunnen vergelijken met televisies met extreem vloeiend beeld. Ik word daar kriegel van: het beeld lijkt te snel te gaan. Dat wordt gedaan vanuit het idee dat vloeiend beter is, maar het maakt het juist irritant. Onze natuurlijke perceptie is veel prettiger.
Frans zegt
Tja, het heet in zijn algemeenheid nu eenmaal speech disfluencies. Hakkeligheden vind ik een stuk beter klinken dan iets als onvloeiendheden. 😉 Herhalingen
Het gemis van um en eh doet me niet zoveel, maar dat je in principe geen tja en wel en weet ik wat moet
Frans zegt
Als je per ongeluk alvast op reactie plaatsen drukt krijg je ook leuke disfluencies. 😛
Maar het gemis van allerlei discourse markers en (stop)woorden is iets wat ik als kind als veel vreemder ervoer dan wat gelijkvormigheid hier en daar.
Johan Schipper zegt
Ach ja, die spellinguitspraak van bijvoorbeeld ‘pannenkoek’: je kunt erop wachten. Zo menen sommigen dat het lidwoord ‘het’ als ‘HET’ uitgesproken moet worden. Leg dan maar eens uit dat het niet veel meer dan ’t’ is. Trouwens, ik herinner me uit een grijs verleden een zeer verhelderend artikel van Geert Booij over onze spelling. Daaraan, schrijft hij, liggen drie principes ten grondslag: het fonologische (Italiaans en Fins zouden zuiver fonologisch zijn: m.b.v. een paar regels kan iedereen het lezen, ook zonder te begrijpen), het morfologische (‘hij wordt’, ‘handdoek’) en het etymologische (ij vs. ei; au vs. ou; ch vs. g (?)). Kampioen etymologische spelling is het Engels (‘ough’ in ’tough’, ’though’ en ’through’; mooi geval: ‘gaol’). Of toch het Frans met ‘arriver’, ‘arrivez’, ‘arrivé’, ‘arrivée’, ‘arrivai’?
leonie cornips zegt
Ja dat artikel van Geert Booij is inderdaad zeer verhelderend. De column hierboven heeft die principes beschreven zonder er expliciet naar te verwijzen. Het en ’t is een goed voorbeeld.
Marc van Oostendorp zegt
Afgelopen vrijdag schreef ik er heel zijdelings over, maar het is iets wat me fascineert. Hoe men in zogeheten ‘perifere’ gebieden vaak geneigd is om net te doen alsof alleen de ‘kern’ en de eigen periferie bestaat. Het idee dat ‘we’ de slot-n niet zeggen, lijkt me daar een voorbeeld van.
Dat geldt zelfs als we ons alleen beperken tot de tussen-n in samenstellingen. Daar is vooral in Nijmegen de afgelopen decennia veel onderzoek naar gedaan.
Drabkikker zegt
Beetje zijdelings gerelateerd, maar weet u misschien hoe het met het Fins zit? Dat wordt vaak aangehaald als een taal met een vrijwel exacte 1-op-1-verhouding tussen spelling en uitspraak. Of dat überhaupt waar is weet ik niet, maar hoe dan ook lijkt me dat zo’n verhouding maar voor een betrekkelijk korte periode in stand kan blijven: vroeg of laat is de uitspraak veranderd en loopt de spelling achter. Is de huidige Finse spelling dus misschien pas heel recent vastgelegd? Of klopt het domweg niet (helemaal [meer]) van die 1-op-1-verhouding?
Marc van Oostendorp zegt
Ik weet het niet zo goed over het Fins, althans ik kan me voorstellen dat het zo zit, maar ik weet denk ik niet meer over de geschiedenis van de Finse spelling dan u. Ik heb weleens gelezen dat er in Italië en Spanje minder dyslexie zou worden gediagnosticeerd dan bijv. in Nederland,en dat dit met de relatieve transparantie van hun spelling te maken zou hebben. IN beide gevallen heeft de spelling natuurlijk ooit een significante update gehad, terwijl de Nederlandse spelling al eindeloos een etymologisch residu met zich meesleept. Ik neem aan dat je niet heel vaak hoeft te veranderen (er is bijvoorbeeld niemand die wil dat we de naslag van middenklinkers in mee, zo, keu opschrijven). Misschien is een keer in de zoveel eeuwen voldoende (als transparantie je doel is).
Drabkikker zegt
Tja, en/of misschien – maar nu bega ik vast de een of andere Sapir-Whorf-zonde – lenen sommige talen zich beter voor 1-op-1 spelling dan andere? Dank voor het antwoord!
Marc van Oostendorp zegt
In theorie kan ik me voorstellen dat zo’n correlatie bestaat. In een taal waarin er morfofonologisch weinig gebeurt, is het gemakkelijker om klanken één op één te schrijven terwijl hetzelfde morfeem er toch nog altijd hetzelfde blijft uitzien. In een taal zonder leenwoorden hoef je je geen zorgen te maken over aanpassingen van de spelling van die leenwoorden. In een taal waarin nooit klanken zijn samengevallen (zoals ij/ei) ontstaat er geen twijfel over de spelling ervan. Maar ik weet niet of dit alles aan de hand is in de vergelijking tussen bijvoorbeeld het Spaans en het Nederlands.
leonie cornips zegt
Ok ik had niet ‘we’ moeten schrijven maar dat een gedeelte van de Nederlanders geen slot-n uitspreken, zo haal ik haarkloverij eruit dus. De column is overigens oorspronkelijk bedoeld voor lezers in Limburg dus geen wonder dat de column aandacht schenkt aan Limburg. De kern en periferie zijn trouwens geen vaststaande entiteiten zoals je suggereert maar dynamische afhankelijk van context.
Marc van Oostendorp zegt
Hoe suggereer ik dat kern en periferie vaststaande entiteiten zijn als ik die woorden tussen aanhalingstekens zet en er ‘zogeheten’ voor zet? We leven op de oppervlakte van een bol en dus zijn geografische begrippen als periferie en kern, maar ook bijv. oost en west relatief. Je hoeft niet echt heel geleerd te zijn om zoiets te snappen.
En wat doet het feit dat dit ‘oorspronkelijk’ bedoeld is voor ‘lezers in Limburg’ af van het feit dat je twee categorieën hanteert: wij in Limburg en wij in Limburg en de Randstad? Wat is dan de reden om de rest van het land weg te laten?
En hoe zo is dat ‘haarkloverij’? Wat is dat voor arrogantie?
Leonie Cornips zegt
Marc, we zijn elkaars buren in het Meertens Instituut dus we kunnen het hier ook heel makkelijk mondeling over hebben, elkaar over spreken in plaats van schrijven. Ik heb het niet alleen over Limburg en de Randstad, het uitspreken van lope ipv lopen is niet iets dat zich alleen tot de Randstad beperkt en zie de reactie van Frans hierboven waar die eind-n wel uitgesproken wordt. Zie Taalportaal: http://taalportaal.org/taalportaal/topic/pid/topic-14117140391691002 “A syllable-final coronal nasal /n/ after schwa may be deleted in Standard Dutch. This process is obligatory in the western part of the Netherlands although variation can be found depending on speech style (Van Oss and Gussenhoven 1984; Schuppler et al. 2011; Van de Velde and Van Hout 1998). Exceptions to this rule are the indefinite article een/ən/a and verbal stems ending in /n/ in which the nasal cannot be deleted (Booij 1995:139-141; Hinskens 1992).” Ik maak dus geen distinctie tussen Limburg en de Randstad in deze spellingscolumn, wat ik wel doe is in eerste instantie schrijven voor lezers van De Limburger/Limburgs Dagblad en aan de vele reacties van lezers die ik krijg wordt het enorm gewaardeerd dat er eens een keer een perspectief is vanuit Limburg. Bijvoorbeeld dat ik moeite heb met spellen van ‘bakte’ omdat ik dat uitspreek als ‘bakDe’ wordt enorm herkend en dat interesseert de lezers omdat het aansluit bij hun eigen ervaring.
Frans Daems zegt
De verklaring waarom de spellingaanpassing van 1995 een veelal onuitgesproken tussen-n heeft ingezet, heeft niets te maken met “beschaving”, “hogere cultuur”, of ” een onbewuste wens om terug te keren naar goede manieren van vroeger”, maar wel met de wens een problematisch spellingonderdeel voor de speller eenvoudiger te maken, in feite een psycholinguïstische overweging. In 1995 is beslist – op basis van de voorstellen van de commissie-Geerts – in samenstellingen met een sjwa (geschreven als e) op de grens van de delen van de samenstelling alleen een vorm te schrijven die ook buiten de samenstelling voorkomt. Omdat de vorm ‘geboorte’ ook buiten de samenstelling voorkomt, is een samenstelling als ‘geboortedatum’ legitiem. Omdat een vorm als ‘forelle’ buiten de samenstelling niet voorkomt, krijgen we een wel bestaande vorm (meervoudsvorm) ‘forellen’ in de samenstelling ‘forellenvangst’. Voor 1995 was een compleet onhanteerbare want veelal weinig inzichtelijke regel gebaseerd op gebrekkige semantische overwegingen van kracht, een regel waarvolgens je naast ‘forellevangst’ zonder n ‘kreeftenvangst’ met n, ‘kranteschrijver’ en ‘krantenlezer’ enz. kreeg. Nu worden alle samenstellingen met eenzelfde eerste lid in principe op het punt van de tussenletters gelijk gespeld.
Het initiële probleem is natuurlijk dat afgezien van een klein aantal woorden de eind-n (en dus ook als tussenklank in samenstellingen), in het bijzonder in een meervoudsuitgang, in Standaardnederlands vaker niet dan wel uitgesproken wordt, een geval van enerzijds stilistische, anderzijds regionale variatie. Het probleem van de tussen-n in samenstellingen had ook andersom opgelost kunnen worden door in samenstellingen alleen een e te schrijven, en geen tussen-n meer. Maar dan zou je eigenlijk alle meervoudsvormen zonder n moeten schrijven. Dat zou tot zeer grote aantallen veranderingen in de schfijwijze van werkwoorden en zelfstandige naamwoorden hebben geleid, iets waartegen vanwege de taalgebruikers grote weerstand zou zijn te verwachten.
Helaas heeft ook de vereenvoudiging van 1995 een kostprijs, onder meer dat mensen soms tot spellinguitspraak zouden kunnen overgaan.
leonie cornips zegt
Ik kan de referentie opgeven van het artikel van Wilterdink, ik vind het een overtuigende analyse hoe spellingsregels het resultaat zijn van compromissen die gesloten worden en hoe per tijdsgewricht de spellingsvoorkeur kan veranderen, zoals krities in de jaren zeventig bijvoorbeel.
Keven zegt
Korte reactie, de ,n, in lopen wordt volgens mij echt wel uitgesproken.
Johan Schipper zegt
In Groningen en Zeeland zeker. Maar in, pakweg, de Randstad? Ik betwijfel het.