Door Leonie Cornips
De leerstoel Taalcultuur in Limburg heeft de eerste Dr. Lou Spronck-lezing georganiseerd, gehouden door Petra Stienen. Stienen is opgegroeid in Roermond, is Arabist, werkte bij Nederlandse ambassades in Caïro en Damascus en is nu senator. Ze adviseert over mensenrechten, persoonlijk leiderschap en diplomatie. Stienen is regelmatig te horen en te lezen op en in de landelijke media. Ze kreeg in 2012 de Vrouwen in de Media Award, de Prins Bernhardcultuurfonds Limburg inspiratieprijs in 2013 en in 2016 de Aletta Jacobsprijs toegekend.
Een van de doelen van de Dr. Lou Spronck-lezing is een dialoog te starten over hoe Limburgers naar elkaar kijken in en buiten de provincie. Daarin is de lezing van Petra Stienen uitstekend geslaagd. De Turnzaal van mijn Faculteit Cultuur- en Maatschappijwetenschappen barstte uit zijn voegen met tweehonderd luisteraars; sommigen stonden in de deuropening of moesten zitten op tafeltjes achterin. Stienen’s lezing sloot feilloos aan bij het onderzoek van de leerstoel naar ‘lokale identiteitsconstructie in Limburg door taalcultuur’. Mensen voelen zich vervreemd en bedreigd omdat onze wereld in een snel tempo verandert. Ook Limburgers moeten zich aanpassen en zich verhouden tot nieuwkomers, tot mensen die vertrekken of mensen die kortstondig verblijven. Zij moeten voortdurend beslissen met wie zij zich wel willen en kunnen identificeren in Limburg en met wie niet en dat zijn emotionele processen.
Twee ingezonden stukken in de Limburger, van Paul Weelen en Sjef Stijnen, laten zien welke tegenstellingen in Limburg in dit tijdsgewricht van belang zijn. Paul Weelen maakt en beleeft zelf een tegenstelling tussen achterblijvers in Limburg en succesvolle Limburgers als Petra Stienen, die hij een spijt-Limburger noemt. In zijn tegenstelling is een achterblijver iemand die in Limburg opkomt voor de Limburgse taal en cultuur. Een achterblijver noemt hij een dom gansje. Een spijt-Limburger is iemand die door vertrek naar Holland pure afbraak pleegt aan die Limburgse taal en cultuur. Weelen is een bekende Limburger aan wie de Jo Hansenprijs voor Volkscultuur 2016 is uitgereikt en gerespecteerd is om zijn literaire activiteiten, zijn Limburgstalige muziek en zijn Limburgstalige uitgeverij. Vanuit die positie heeft zijn gevoel dat hij een achterblijver is en een ‘dom gansje’ iets wrangs. Ook omdat hij zich te onmachtig voelt, zo schrijft hij, de gedeputeerde erop te wijzen iets substantieels te doen voor het Limburgs. Hij hoopt dat spijt-Limburgers dit wel bereiken.
Sjef Stijnen spreekt zijn ergernis uit over het Randstedelijk accent van Petra dat volgens hem haar geloofwaardigheid aantast als zij over ‘diversiteit’ spreekt. Stijnen was projectleider van het immens belangrijke sociolinguïstische Kerkrade-project waaruit bleek dat dialectsprekende kinderen zich in de klas in hun Nederlands onzeker voelden, stil waren en faalangst hadden. Ook beoordeelden leraren deze dialectsprekers minder competent dan hun eentalige Nederlandssprekende klasgenoten. Het Kerkrade-project wilde de houding van leerkrachten en andere volwassenen ombuigen zodat dialectsprekende kinderen zichzelf meer zouden respecteren, mondiger zouden worden en taalvaardiger.
De succesvolle Petra Stienen is het schoolvoorbeeld van alles waar het Kerkrade-project voor stond. Ongerijmd dus dat hier een projectleider en hoogleraar zich uitsluitend irriteert aan het landelijk prestigieuze accent van en de mondigheid van de adviserende en zeer taalvaardige Stienen die tot haar zesde vooral dialect sprak.
Aanwezigen lieten mij in e-mails weten dat de lezing van Petra Stienen een groot succes en inspirerend was. Iemand schrijft: ‘De lezing heeft me geroerd: de taal van het hart en de parallellen met mijn eigen ervaringen als Limburger in het “Hollensj”’. Ikzelf was ook ontroerd omdat Stienen in haar lezing in het Remunjs, in haar Nederlands en Arabisch, in plaats van het makkelijke veroordelen van anderen, juist mensen van allerlei herkomst op integere wijze samenbracht in hun liefde voor taal, welke dan ook.
Laat een reactie achter