Door Lucas Seuren
Als je denkt aan taal, dan denk je in eerste instantie waarschijnlijk niet aan lachen. We zien lachen toch meer als een soort biologische of natuurlijke response in grappige situaties of na een grappig verhaal. Maar lachen is ook in situaties die niet grappig zijn een belangrijk sociaal smeermiddel, zoals ik eerder ook al schreef. Zo beschreef Gail Jefferson, een Amerikaanse sociologe, al in de jaren 70 dat lachen vaak gebruikt wordt in ongemakkelijke situaties. We zeggen iets, waarvan we weten dat het op een bepaalde manier ongepast is. Door te lachen halen we de angel uit de situatie. Dit soort lachen is fundamenteel anders dan lachen om humor, omdat het niet de bedoeling is dat de ander meelacht.
Die rol van lachen zien we ook terug in gesprekken tussen artsen en patiënten. Zo beschreef Heritage dat patiënten lachen in delicate situaties. Zo moeten patiënten zich bij sommige chronische condities aan een dieet houden. Als ze vervolgens tegen hun arts bekennen dat ze dat niet gedaan heb, doen ze dat al lachend. Ook liet Haakana zien dat patiënten van wie blijkt dat ze niks markeert lachen als ze uitleggen waarom ze een afspraak hadden gemaakt. Al dit lachen is geïntegreerd in de taaluiting: zinnen worden al lachend uitgesproken.
Onlangs viel me op dat ook in de rechtbank er gelachen kan worden. Ik was geïnteresseerd geraakt in de vraagconstructies die advocaten gebruiken tijdens de ondervraging van getuigen, en stuitte toevallig op opnamen van de rechtszaak rond George Zimmerman. Dit was bijzonder prettig, omdat op deze manier ik niet alleen flarden van een ondervraging te zien kreeg, maar de ondervragingen in hun context. Bovendien had ik al enige voorkennis van de zaak in kwestie. En hoewel het niet vaak gebeurde, zag ik in deze situaties dat advocaten hun vragen soms wat lacherig stellen.
Soms ging dit lachen gepaard met een grap, in de meest ruime zin van het woord. Zo vraagt een van de openbaar aanklagers aan en getuige of ze het symbool herkent dat hij aanwijst op een computerscherm met een zeer slechte cirkel. De getuige antwoord ook enigszins lachend en herhaalt dat het een slechte cirkel was:
Getuige: That is a 911 call. And you can tell from the call source.
Aanklager: That tells you that right there where I drew a very bad circle?
Getuige: Yes, where you drew the very bad circle.
Maar lachen wordt niet alleen gedaan bij grapjes. Sowieso is er natuurlijk weinig te lachen aan een moordzaak – al dacht de advocaat van Zimmerman daar anders over: hij begin zijn opening met een knock-knock joke. In sommige gevallen waar de advocaat lacht verraadt dat lachen iets over de vragen die hij op dat moment stelde: het waren vragen waarvan het antwoord overduidelijk was.
Je zult je misschien afvragen waarom een advocaat een vraag zou stellen waarop iedereen met een beetje gezond verstand het antwoord wel weet. Het antwoord is heel simpel: als de advocaat die vraag niet stelt wordt het antwoord niet toegevoegd aan het bewijsmateriaal. De rechtszaak vindt plaats in een soort sociaal (kennis)vacuüm. De jury wordt behandeld alsof ze niks weten, en alleen de verhalen van de getuigen mogen ze behandelen als bewijs aangaande de zaak. Het is natuurlijk niet realistisch om dat te verwachten, maar het is de enige manier om te bewerkstelligen dat de verdachte onschuldig is en dat het aan de staat is om zijn/haar schuld te bewijzen.
Maar doen alsof de jury niks weet betekent natuurlijk niet dat de jury niks weet. Een jury bestaat uit volwassen mensen en dat betekent dat een enorme lading kennis en ervaring hebben. Hoe je het ook wendt of keert, daar is iedereen zich van bewust. De botsing van deze twee werelden – in de een weet de jury niks, in de ander zijn het gewoon verstandige mensen – komt in beeld als de advocaat zijn vraag lachend stelt. Het stellen van de vraag is noodzakelijk voor de bewijslast, maar het lachen laat zien dat hij ook wel weet dat de jury het antwoord had kunnen weten als de getuige geen antwoord had gegeven.
Een voorbeeld. In de ondervraging van een van de onderzoekers van de politie werd het vuurwapen besproken waarmee Zimmerman had geschoten. Dit wapen was uiteraard onklaar gemaakt, en dit was gedaan door een stuk plastic in de loop te stoppen. Aan het eind van de bespreking vroeg de advocaat lachend of dat stuk plastic al in het wapen zat toen de onderzoeker ermee aan de slag ging, of dat het erin gezet was voor de veiligheid.
Aanklager: Did that gunlock, was that given to you (lachje) when you received it from officer Smith or is that something that’s been added later for courtroom security?
Getuige: It’s been added later.
Ieder lid van de jury zal ook zonder het antwoord van de onderzoeker wel gesnapt hebben dat het een veiligheidsmaatregel was. Maar als die vraag niet gesteld en beantwoord was, dan was het vuurwapen inclusief het veiligheidsslot als bewijsmateriaal aangevoerd. Door te lachen laat de advocaat zien dat hij weet dat het antwoord evident is, maar dat hij de vraag toch moet stellen.
Let wel, dit lachen is zeker niet altijd aanwezig. Er zijn enorm veel vragen waarvan iedereen het antwoord wel weet, maar vrijwel nooit wordt daarbij gelachen. Dat kan ermee te maken hebben dat ondervragingen een soort show zijn: ze worden opgevoerd ten behoeve van de jury en de rechter, niet de advocaat of getuige. Maar tegelijkertijd zijn het natuurlijk wel de advocaat en de getuige die de ondervraging bewerkstelligen. De juristen in de zaak van Zimmerman waren zeer ervaren, en dus gewend aan het opvoeren van de show. De botsing tussen de twee werelden is voor hen veelal geen probleem meer. Helaas heeft niemand hier ooit onderzoek naar gedaan, dus meer dan speculeren is niet mogelijk. Duidelijk is wel dat lachen in de rechtszaal niet heel anders werkt dan bij de dokter of alledaagse interactie: het helpt bij het onschadelijk maken van ongemakkelijke situaties.
niekmuziek zegt
Heel interessant! Lachen vindt naar mijn waarneming overigens in nog meer situaties plaats, waarbij het niet om “verzachten”, excuseren of afzwakken gaat. Uit onzekerheid of verlegenheid wordt ook wat afgelachen 🙂
Ik zag onlangs een televisiereportage over de kraanvogels bij Lac du Der en tot mijn irritatie werd vrijwel het gehele commentaar door de presentatrice lachend (?) uitgesproken. Was zij alleen maar onzeker of wilde ze vriendelijk overkomen? Er viel, qua uitgesproken tekst namelijk absoluut niets te lachen!