Door Yves T’Sjoen
Het programma van de Taalunie Zomercursus Nederlands – taal, cultuur en beroep 2017 is samengesteld. Zoals vorig jaar organiseert de Universiteit Gent de specialisatiecursus annex Nederlands taalbad voor honderdtwintig buitenlandse studenten. De Taalunie en het Universitair Centrum voor Talenonderwijs (UGent) zijn de initiatiefnemers van de jaarlijkse hoogmis voor het Nederlands. Vorig jaar is de Zomercursus in een nieuw jasje gestopt tot tevredenheid van alle betrokken organisatoren en stageverantwoordelijken, docenten en studenten, gastgezinnen en subsidiënten. Collega’s van het UCT en de Taalunie lieten weten welke enthousiaste reacties ze kregen van studenten uit China en India, Zuid-Afrika en Italië, Tsjechië en Kroatië, in totaal zo’n vijfentwintig landen. Voor de nieuwe editie die op 30 juli van start gaat en tot 12 augustus loopt, hebben departementen Nederlands buiten het moedertaalgebied weetgierige en veelbelovende studenten aangemoedigd en intensief voorbereid op een week workshops en colleges in Gent én een week van stages in Nederland en België. Studenten die het financieel moeilijk hebben, ontvangen een beurs. Nederlands is voor iedereen.
Heden en verleden
Voor de taal- en letterkundige neerlandistiek van mijn Alma Mater heb ik het Hooglied van het Nederlands vroeger al “een opsteker” genoemd. De Universiteit Gent is trots als gastinstelling te kunnen optreden voor de ZNTC. Op initiatief van de collega’s van het UCT, pleitbezorgers van het eerste uur voor de cursus Nederlands en initiator van de stageplaatsen, en in overleg met neerlandici is alweer een sterk inhoudelijk programma tot stand gekomen, waarmee de buitenlandse gasten worden verblijd en zullen genieten van een onvergetelijke studie- en culturele ervaring in Gent. Binnenkort wordt het aanbod bekend gemaakt.
Aan diezelfde Alma Mater wordt sinds de negentiende eeuw, feitelijk sinds het hoogleraarschap van Jacob F.J. Heremans en zijn opvolger Paul Fredericq, de studie van de Nederlandse taal en literatuur georganiseerd. Wie de moeite doet zich te verdiepen in de historiek van de neerlandistiek in Gent, komt niet alleen bekende letterkundigen tegen onder wie Karel van de Woestijne en August Vermeylen. De voorbije anderhalve eeuw zijn in kwantitatief stijgende lijn studenten opgeleid in de Germaanse filologie en sinds ruim tien jaar in de Taal- en Letterkunde: twee talen. Naast Engels is Nederlands in de opleiding de taal die door het hoogste aantal eerste-generatiestudenten wordt gekozen. Dat de neerlandistiek aan de Gentse universiteit in personeel en onderzoeksgerelateerd opzicht ruim is uitgebouwd, blijft de onmiskenbare verdienste van de professoren die zich tot na 1930 tegen het ressentiment van het Belgische establishment in hebben ingespannen voor het Nederlands en de wetenschappelijke studie van taal en literatuur.
De afgelopen decennia volgen fluctuerend tussen 300 en 400 studenten een bachelor- en masteropleiding Nederlands gecombineerd met een andere taal. Tientallen studenten kiezen in de masteropleiding specifiek voor vakken Nederlandse taalkunde en letterkunde en elk jaar worden grofweg vijftig afstudeerscripties op het gebied van de taal- en letterkunde afgeleverd. Zonder de limiet die de docenten hanteren, kunnen dat er nog veel meer zijn. Hoewel dit academiejaar het studentenaantal in eerste bachelor taal- en letterkunde terugliep – een terugval die zich niet uitsluitend in Gent manifesteert – kunnen wij spreken over vele jonge mensen die bewust hebben gekozen voor de eigen moedertaal en dus een academische studie van het Nederlands. Precies zoals de buitenlandse studenten van de Zomercursus gaat het over enthousiaste jonge mensen die idealiter als ambassadeurs voor onze taal het heilige vuur zullen doorgeven.
Neerlandistiek in ontwikkeling. Of op de tocht?
De neerlandistiek heeft in een zich voortdurend wijzigend universitair landschap en naar de behoeften van de arbeidsmarkt, zoals het onderwijs en de journalistiek, een fraaie toekomst. Niet alleen in het midden van de negentiende eeuw, in een compleet verschillende politieke en maatschappelijke context, maar ook vandaag is sprake van nieuwsgierigheid naar en de behoefte te opteren voor een studie van het Nederlands. Niet alleen in de Lage Landen, wereldwijd. Er zijn meer studenten Nederlands extramuraal, aan universiteiten zoals Münster, dan intramuraal. De studie van en het onderzoek naar de taal en de literatuur van het Nederlands zullen altijd moedertaalsprekers en ook vele anderstalige studenten blijven boeien. Bewust van de academische traditie aan de Alma Mater en uitkijkend naar toekomstige ontwikkelingen in het vakgebied kunnen docenten en opleidingsverantwoordelijken maar beter blijven inzetten op taalonderwijs en -onderzoek, ook op het gebied van Nederlands. In Remco Camperts jongste bundel Verloop van jaren (2015) is het motto een regel van Paul Valéry: “Het geheugen is de toekomst van het verleden”. Met die regel in gedachten ben ik werkzaam in en draag mijn steentje bij tot de letterkundige neerlandistiek.
Niet alleen het academische landschap, ook de neerlandistiek ondergaat transformaties. Dat is maar goed ook. De dynamiek zorgt voor zuurstof en nieuwe perspectieven. Waaraan we niet moeten toegeven en waartegen we ons vooral dienen te verzetten, is de uitverkoop die het vakgebied voornamelijk aan Nederlandse universiteiten te beurt valt. Méér nog, er zijn Nederlandse collega’s die zich niet langer neerlandicus/neerlandica wensen te noemen. Aan Belgische universiteiten (Antwerpen, Brussel, Gent en Leuven) kunnen studenten vandaag nog steeds kiezen voor academisch onderwijs en wetenschappelijk onderzoek op het gebied van het Nederlands, zonder in het net van bijvoorbeeld Cultural Studies verstrikt te geraken. Van die stilaan unieke rol moeten opleidingen hier te lande zich bewust zijn. Daarom mogen we als onderzoekers en lesgevers best trots zijn op de wetenschappelijke discipline en het voorrecht dat wij en de studenten genieten in het hoger onderwijs de eigen taal zo grondig te kunnen bestuderen.
Elk jaar wordt aanzienlijk geïnvesteerd in bachelortaken en masterscripties. Een masterproef is letterlijk een meesterproef en accordeert in zekere zin met het onderzoeksveld dat experts verbonden aan een departement bestrijken. De student bekwaamt zich met de hulp van de promotor in een aspect van de Nederlandse taal- en letterkunde. Hij of zij verlegt hoe bescheiden soms ook een steen in het vakgebied en heeft zijn of haar diploma aan dat wetenschappelijk engagement te danken. De keuze in een masteropleiding voor het Nederlands berust niet op toeval. Dat een masterstudent in het specialisatiejaar inzet op en kiest voor de taalkunde of de letterkunde van het Nederlands is niet lichtvaardig op te vatten.
Lof van de afstudeerscriptie
In dat licht, rekening houdend met de paar argumenten die ik hier vermeld, betreur ik het dat voortaan in een profiel voor een voltijds assistentenmandaat grondige kennis van de Nederlandse letterkunde niet meer mag worden vereist. Het zijn precies kandidaten die in hun studietraject opteren voor en excelleren in dat specifieke vakgebied die in aanmerking komen. Een afstudeerscriptie getuigt niet alleen van een bewuste keuze. Daarenboven is ze een indicatie van de vakspecifieke competenties van een sollicitant die in staat wordt gesteld gedurende zes jaar naast universitair onderwijs een proefschrift voor te bereiden. Natuurlijk kan een student met een afwijkend traject ook uitstekend onderzoek verrichten op het vlak van de neerlandistiek, maar de keuze voor een domein waarbinnen de scriptie wordt geschreven mag niet als oninteressant, in het bijzonder als blijk van wetenschappelijk engagement en besluitvaardige keuze, worden beschouwd. Indien de opleidingsverantwoordelijken zich bewust zijn van verleden en heden, moet aan de dwingende noodzaak van een meesterproef in een vacature niet worden getornd. Zeker indien zij rekening houden met de dynamiek eigen aan het vakgebied: 120 buitenlandse cursisten, een veelvoud van moedertaalsprekers, diepgravende scripties. Wij mogen daarenboven fier zijn op de kansen die de universiteit biedt om het domein van onze passie te ontwikkelen. Voor wie eraan zou twijfelen: Vlaamse en ook Nederlandse universiteiten leiden uitstekende studenten op zodat de rekrutering van valabele kandidaten mét een eindverhandeling op het gebied van de Nederlandse letterkunde voor de job een evidentie hoort te zijn. Ik betreur dat het vandaag geen strikte vereiste meer mag zijn voor een academische positie in het werkveld. Daarmee organiseren verantwoordelijken zelf de ondermijning van een fantastisch vakgebied. Als we naar de slager gaan, denken we toch ook niet aan een patissier die zoete broodjes bakt en in zijn of haar curriculum een zekere belangstelling toont voor braadworst en kotelleten.
Deze tekst is een voorafname op de bijdrage die ik begin juni lever ter gelegenheid van het twintigjarige bestaan van Neder-L / Neerlandistiek. Online tijdschrift voor taal- en letterkundig onderzoek.
Taalgaardenier zegt
Zelf vraag ik me af waarom een deskundige liever leenwoorden gebruikt dan eigen taal. Zou het kunnen dat wetenschappers van oudsher betaald werden door de machthebbende en anderstalige bovenlaag, en ze daar o zo graag bij hoorden? Want vanwaar anders dat streven om zo weinig mogelijk duidelijk Nederlands te gebruiken?
Ik tracht enkele hertalingen aan te reiken en zal ditmaal een afzonderlijk rondschrijven hieraan wijden.
Zou een subsidiënt in onze taal niet beter een betoelager heten?
En zijn vaardigheden ook niet beter dan competenties?
Uitblinken of uitmunten i.p.v. excelleren?
Een gangmaker kan dat initiator niet vervangen?
Accorderen? Overeenstemmen, overeenkomen of samenklinken, lijken wel geschikt.
Een diepgaande voorbereiding is minstens zo duidelijk dan een intensieve…
Onderzoeksgebonden? Of moét dat gerelateerd zijn?
en zo voort, en zo verder … .
Naschrift:
In Zuid-Afrika gaat deze leenwoordenvlieger zeker niét op! In Frankrijk overigens ook niet.