Door Lucas Seuren
Het is al ruim zestig jaar geleden dat de Britse taalfilosoof J.L. Austin een revolutie ontketende in de taalwetenschap. Hij stapte af van het idee dat we taal louter gebruiken om de wereld te beschrijven, een idee dat ertoe leidde dat onderzoekers zich voornamelijk bezighielden met de waarheidswaarde van zinnen. In plaats daarvan doen we dingen met taal; taal wordt gebruikt om handelingen uit te voeren. Hij maakte daarmee ruimte voor het onderzoeksveld dat we taalhandelingstheorie noemen. Het idee dat taal primair een handelingsdoel heeft is ook van fundamenteel belang in de conversatieanalyse.
Gedrag vis-a-vis handeling
Het idee van taal als actie is zo fundamenteel, dat menig taalkundige er niet eens meer kritisch over nadenkt. Maar in een recent artikel in het tijdschrift Language in Society werpt de Canadese taalkundig antropoloog Jack Sidnell een kritische blik op ons begrip van taal. Hij sluit aan bij Austin dat we taal gebruiken om dingen te doen, maar daaruit kunnen we volgens Sidnell niet gelijk concluderen dat we taal gebruiken om handelingen uit te voeren. Hij maakt een onderscheid tussen wat we gedrag en handeling zouden kunnen noemen.
Dit is een fascinerend perspectief dat een heleboel problemen waar interactieonderzoekers tegenaan lopen kan oplossen. Binnen de conversatieanalyse gaan we uit van het idee dat in elke taaluiting een spreker laat zien hoe hij/zij de vorige uiting van zijn/haar gesprekspartner begrepen heeft. Met andere woorden, een spreker kent een actie toe aan die vorige uiting en laat in zijn/haar reactie zien wat voor actie hij/zij denkt dat het was. Door bijvoorbeeld antwoord te geven laat iemand zien dat hij/zij denkt dat er een vraag is gesteld. Als onderzoekers gaan we er dus vanuit dat gespreksdeelnemers continu bezig zijn om handelingen vorm te geven en toe te schrijven aan elkaars taaluitingen.
Vragen
Dat perspectief brengt ons alleen regelmatig in de problemen. Zo werk ik samen met mijn begeleiders aan een artikel over een type taalhandeling waarbij een spreker (i) duidelijk wil maken dat uit hetgeen zijn/haar gesprekspartner zojuist zei hij/zij iets heeft afgeleid dat niet strookt met zijn/haar wereldbeeld, (ii) aangeeft dat hij/zij met het oog op die inferentie zijn/haar wereldbeeld heeft aangepast, en (iii) nog wel van de gesprekspartner een verklaring wil hebben waarom de wereld anders is dan verwacht. In lekentermen zou je dit een vraag of een verzoek om informatie kunnen noemen, maar het is een nogal specifiek soort vraag, en we hebben ons dan ook stukgebeten op een label voor deze specifieke actie.
Volgens Sidnell hadden we ons de moeite kunnen besparen. Voor de gespreksdeelnemers is het namelijk volstrekt niet van belang wat voor taalhandeling het is. Sterker nog, het is helemaal geen taalhandeling, het is slechts gedrag.
Concepten als taalhandeling (of action) worden pas van belang voor sprekers als hun verantwoordelijkheid (of accountability) ter sprake komt of anderzijds als een manier om die verantwoordelijkheid van belang te maken. Op elk moment in het gesprek kunnen sprekers ter verantwoording geroepen worden voor hetgeen ze doen, en op dat moment gaan we labels toekennen. Wat abstract gezegd: we doen verantwoordelijkheid door een handelingslabel te plakken op ons gedrag of dat van een ander.
Verantwoordelijkheid
Dit werkt allerlei kanten op. Zo kun je altijd zeggen dat je maar een grapje maakte als iemand zich beledigd voelt. Of een journalist kan zeggen dat hij maar een vraag stelde als een politicus stelt dat hij te kritisch is. In de rechtbank is het ook weer van belang dat uitingen van een advocaat als vraag kunnen functioneren, en tegelijkertijd heeft een verdachte de plicht op antwoord te geven op een uiting als het een vraag betreft. Beide hebben kortom een bepaalde verantwoordelijkheid die door het label “vraag” centraal gesteld kan worden.
De vraag die dan bij mij opkomt is hoe moeten we als taalonderzoekers nu verder? De grondlegger van de conversatieanalyse, Harvey Sacks, voorzag een taalwetenschap die zich bezighield met de systematiek van (inter)actie. Maar als we actie terzijde schuiven en we ons slechts richten op gedrag, wat is er dan nog te onderzoeken?
Het antwoord schuilt mogelijk in eerder werk van taalantropoloog Nick Enfield. Hij suggereerde dat mensen in hun uitingen verschillente taalstructuren combineren om duidelijk te maken naar wat voor soort reactie ze op zoek zijn. In plaats van taal koppelen aan actie zouden we taalgedrag moeten koppelen aan reactie. De wereld van de taal bestaat uit een enorme diversiteit aan verbale en non-verbale organismen. Door die organismen te ontleden zouden we mogelijk grip kunnen krijgen op hoe taal gebruikt kan worden om taalgedrag en taalhandelingen tot stand te brengen.
Laat een reactie achter