Oude boeken en handschriften verliezen in Nijmegen hun conservator
Door Peter Altena
Ruim veertig jaar maak ik gebruik van de dienstverlening van de Nijmeegse Universiteitsbibliotheek. Als de colleges in Amsterdam ophielden, haastte ik me naar mijn ‘hometown’. In zomervakanties bracht ik vele uren, lange dagen en hele weken door in de Nijmeegse Leeszaal. De airco maakte er overuren en na een aantal weken was ik, in weerwil van de hoge temperaturen buiten, onweerstaanbaar verkouden. Het was er rustig en ik las er reeksen romans uit de achttiende eeuw. Ik zag Nijmeegse geleerden haastig neuzen in naslagwerken, in de catalogi van de Bibliothèque Nationale en de British Library.
Na verloop van tijd zag ik nu en dan generatiegenoten en jongeren in de Leeszaal. Altijd was er de conservator oude drukken, Robert Arpots, die ook in eeuwige haast verwikkeld was, maar meer dan eens informeerde hij naar de stand van het onderzoek en naar de wensen van de gebruikers. Hij stuurde me trotse kaartjes die me berichtten dat de UB een nieuwe titel van Gerrit Paape had aangekocht. Arpots, trots op zijn UB, was de spin in een nationaal en internationaal netwerk van geleerden en bibliothecarissen.
Arpots was behalve conservator vakgenoot . Hij had een mooie studie over Berkheij geschreven en wist bijgevolg uitstekend wat de noden en behoeften van onderzoekers waren.
Verleden tijd, bah!
De directrice van de Universiteitsbibliotheek heeft onlangs besloten om Arpots, die binnenkort als conservator oude drukken afzwaait, geen opvolger te gunnen. Dat gaat dan vergezeld van voorspelbare kletspraat: er moet op de kleintjes worden gelet – ‘ik moet elk dubbeltje omdraaien’- , de service zal na het vertrek van de conservator juist verbeteren. De directrice bluft dat ze alles ‘heel goed kan uitleggen’. ‘Dit jaar komen we met concrete stappen.’ Intussen blijft iedere uitleg uit en is het raden naar concrete stappen.
Wie nu de Nijmeegse UB betreedt, moet er niet komen voor onderzoek. Laat alle hoop varen die hier binnentreedt! Oude boeken kun je zien in een achterafzaaltje, de service is minimaal. Er wordt in de bibliotheek wel alom gegeten, gedronken en gekwekt, de muizen rennen langs de schappen. Ruim bemeten zijn de ruimtes om koffie te drinken, te chillen en te appen. Je vindt er zelfs een stoel die je massage biedt. Er is zichtbaar met geld gesmeten om de bezoekers de bibliotheek niet langer als bibliotheek te laten ervaren. De bibliotheek wil geen bibliotheek meer zijn, maar een fitnesscentrum. De Nijmeegse bibliotheek is verworden tot een centrum van boekenhaat!
De geruchten over geldverslindende tripjes van het management (‘hé, daar heb je de hei!’), de geruchten over peperdure externe adviseurs zullen zoals gebruikelijk wel weer onwaar zijn of op misverstanden berusten.
Misschien is het wél tijd voor een nieuwe directeur van de UB en dan eentje die directeur van een bibliotheek wil zijn. En die in de conservator oude drukken een onontbeerlijke rechterhand vindt.
Misschien wat minder radicaal. Een aantrekkelijk compromis: de nieuwe conservator wordt betaald uit de halvering van de baan van de directeur. Van die halvering zal niemand wat merken – nu ja, behalve de directeur dan -, van de nieuwe conservator zal iedereen plezier hebben.
DirkJan zegt
In onder meer de Koninklijke Bibliotheek loopt nu een proef waarbij mensen een digitaal oefenprogramma theorie-rijbewijs.exclusief kunnen doen via de terminals of wifi-netwerk. Het blijkt vooralsnog een succes en ik neem aan dat het vooral is bedoeld om mensen naar de bibliotheek te lokken. De bibliotheek is tegenwoordig ook populair onder tieners om je huiswerk te maken en te socializen. Dat was vroeger ook zo. En Willem Kloos zei al, Ik vind bibliotheken geweldig, maar je moet er wel wat te drinken kunnen krijgen.
Jos Van Hecke zegt
Ja, met wat voor leuke lokmiddeltjes men tegenwoordig al niet ‘jong volk’ naar een bibliotheek tracht te lokken om te ‘socializen’ [“soosjelaizen”]…en wat ze tegenwoordig al niet ‘writen’, ‘accepten’ en ‘labelen’ als zijnde ‘Nederlands’, dat is ‘another cake’ dan een simpele Nederlandse ‘U’ naast een even simpele Nederlandse ‘jij’ weten te plaatsen. Willem Kloos zie het al: een nieuwe lente en een nieuw geluid… in zoverre het niet al te vals klinkt, natuurlijk.
HC zegt
Dat was Herman Gorter, eerste regel van z’n “Mei”.
Hoe men jong volk naar een bibliotheek zou lokken, heeft overigens niets te maken met het taalgebruik dat je hier op de korrel neemt. Let wel, ik pleit niet voor ‘nodeloos Engels’, maar niet alles wat uit het Engels komt, is per definitie nodeloos. En niet alles wat uit het Engels komt, is blijvend.
Jos Van Hecke zegt
ja, dat van kloos was inderdaad een beetje een valse noot maar Kloos & Gorter speelden natuurlijk wel in hetzelfde orkest en zij lieten zich beiden ook door Engelse dichters inspireren om prachtig klinkende taalkunststukken te maken met de Nederlandse taalschat als grondstof, als boetseerklei. ik heb uiteraard niets tegen de Engelse taal, integendeel zelfs, maar mijn wat ouder wordend gemoed zoude geruster en gelukkiger zijn als ook de jonge generaties Vlamingen en Nederlanders opnieuw (meer) inspiratie zouden gaan zoeken en vinden in de schatkamers van hun eigen taal, er voluit en zelfbewust de mogelijkheden en grenzen ervan zouden verkennen, net zoals Kloos & Gorter en ook Gezelle hen dat – zij het uitermate kunstig, zwevend op het randje van gekunsteldheid – hebben voorgedaan. De ‘school’, de overheden, de politiek, de media, de sociale en kulturele organisaties, het ‘middenveld’, de sport, de muziek, het spel en het vertier, de reclamemakers, de bankiers, de techniek, de kunstenaars en de wetenschappers, zij zouden het lichtend voorbeeld, de inspirerende ‘aanstekers’ moeten zijn maar helaas, x-werf helaas….stel ik dagelijks vast. Ik elk geval probeer ik zelf – zo ver mijn stem moge reiken – een inspirerend steentje bij te dragen. Iemand of iets moet tegen de alles verdunnende mondiale (Engelse) waterstroom willen en durven ingaan. Zwijgen helpt niet, mee vlotten op de maalstroom nog minder. Natuurlijk is niet alles wat uit het Engels komt nodeloos maar als je goed kijkt, als je nog goed kunt kijken, wel heel veel en vooral: méér en méér. Op een zeker punt wordt ’taal’ ook een kwestie van zelfrespect en uiteindelijk ook van zelfbehoud, individueel én als gemeenschap. De ‘Vlaamse geschiedenis’ is daar – m.b.t. het Frans – een sprekend en leerzaam voorbeeld van.
Peter Altena zegt
Er is helemaal niets mis met de inspanning om jongeren vertrouwd te maken met de bibliotheek, sterker nog: integendeel. De voorbije weken, weken van eindexamens op middelbare scholen en periodes van tentamens, zag ik in de Nijmeegse UB leerlingen van 6 VWO en oud-leerlingen die er hun tentamens aan het voorbereiden waren. Dag meneer! En vervolgens deden zij hun best, keken ingespannen in examenbundels en doorliepen met een pennetje dictaten. Deze jongeren maken gebruik van de bibliotheek zoals die al eeuwen is.
Zij verlangen er niet naar dat de bibliotheek gaat lijken op de rumoerige mediatheken, aula’s en zogenaamde studieruimtes die zij juist mijden.
Waar het me hier vooral om gaat, is dat de exclusieve aandacht voor aantallen en studenten ten koste gaat van een andere functie van de UB, die van onderzoeksinstituut. En dan onderzoeksinstituut voor universitairen en buiten-universitairen.
Degenen die werkzaam zijn aan universiteiten hebben meer dan eens last van blikvernauwing wanneer zij de bibliotheek zien als een faciliteit van louter academische betekenis, als een institutie slechts van belang voor de academisch vrijgestelden. Universiteitsbibliotheken hebben ook een ruimere maatschappelijke betekenis, voor al wie meer wil weten en lezen.
Daarom is het een grote vergissing om van universiteitsbibliotheken slechts te eisen dat zij vet en chill zijn. Er zijn ook burgers die ouder zijn dan 24 en voor wie chill en vet niet de woorden zijn waarmee zij de functionaliteit van bibliotheken beoordelen.
De oude Huizinga zou de verkleutering van bibliotheken trefzeker als puerilisme kwalificeren. Gelijk heeft-ie.
Volgens een ansichtkaart van het Literatuurmuseum zei Willem Kloos: Ik houd erg van een mooi uitzicht buiten, maar ik moet er iets bij te drinken hebben.
Kloos hield óók van boeken, maar of hij daarbij dronk en de broodkruimels als boekenleggers gebruikte, betwijfel ik.