Door Matthias Hüning
Toen ik vijf jaar geleden op deze plek (die toen nog Neder-L heette) schreef over de toekomst van de neerlandistiek ‘extra muros’ heb ik gewezen op een aantal problemen, waarmee we als neerlandici buiten het Nederlandse taalgebied te maken hebben. Die zijn er allemaal nog steeds en sommige zijn zelfs erger geworden. Vijf jaar geleden heb ik me desondanks optimistisch getoond over de toekomst van de neerlandistiek en van de talenstudies in het algemeen. Ik was ervan overtuigd dat er een maatschappelijke behoefte is aan de inhouden van deze opleidingen. En dat ben ik nog steeds, vandaag zelfs nog meer dan vijf jaar geleden.
De afgelopen jaren is gebleken dat Europa toch niet zo vanzelfsprekend is als gedacht, dat er overal rechtse krachten zijn die pleiten voor een ‘patriottische lente’, voor minder Europa, meer grenzen en afbakening, meer nationale staat. In het teken van de globalisering leek Europa een vanzelfsprekende constante, maar nu krijgen we straks de Brexit, we hebben gezien dat het onmogelijk blijkt een gezamelijke Euopese politiek te ontwikkelingen voor de opvang van vluchtelingen die (o.a. daarom) nog steeds verdrinken in de Middellandse Zee, en we horen Wilders, Le Pen en al die andere rechtspopulisten constant schelden op ‘de Europese elites’ en speculeren over het einde van de EU.
In de debatten die worden gevoerd in de sociale media vinden we veel krachtige meningen, maar vaak weinig kennis en deskundigheid. We hebben deze deskundigheid hard nodig, kennis over de overeenkomsten en de verschillen binnen Europa, cultureel en historisch besef, kritische reflexie. Kennis van taal en cultuur van onze Europese buurlanden is en blijft een sleutelcompetentie die van enorm belang is voor een vreedzame Europese integratie en voor onze welvaart. In tijden waarin leugens als legitiem politiek middel worden gezien (eufemistisch verkleed als ‘post truth’ of ‘alternative facts’), is het van essentieel belang om het verband tussen taal & cultuur, maatschappij en politiek een nieuwe plaats te geven in onze universitaire opleidingen.
Ik geloof niet dat dit alles ertoe zal leiden dat we de traditionele opleidingen van het type ‘Nederlandse taal- en letterkunde’ zullen kunnen ‘redden’. Buiten de lerarenopleidingen met hun concrete beroepsperspectieven zien we immers de belangstelling voor dergelijke studies nog steeds afnemen. Door het profiel van onze opleidingen marginaliseren we ons vak vaak zelf. De inhouden moeten worden aangepast en geactualiseerd, ze moeten telkens weer tegen de achtergrond van de wetenschappelijke en maatschappelijke ontwikkelingen hun waarde en hun relevantie bewijzen, maar omdat ik er absoluut van overtuigd ben dat ze waardevol zijn, actueel en relevant, lijkt me dat geen probleem, maar hooguit een uitdaging.
In Duitsland zijn we in feite pas begonnen met het zoeken naar nieuwe formats om de broodnodige expertise over talen en culturen van de buurlanden ook in de toekomst beschikbaar te kunnen maken voor toekomstige generaties studenten en daarmee voor de maatschappij, zowel binnen de huidige opleidingen als ook daarbuiten. Mij lijkt dat een zeer belangrijke taak, waar ik als neerlandicus graag aan mee wil werken.
Laat een reactie achter