Door Yves T’Sjoen en Piet Gerbrandy
Instellingen voor hoger onderwijs in Nederland en Vlaanderen voeren een taalbeleid dat almaar meer in de kaart speelt van het “globish”. Volgens criticasters rolt niet zozeer een golf van verengelsing door de universitaire auditoria. Het Engels wordt vooral verbasterd tot een weeskind van die prachtige Angelsaksische dichterstaal.
Aan Nederlandse universiteiten worden bacheloropleidingen en in toenemende mate masterspecialisaties aangeboden in de wetenschappelijke lingua franca van de wereld van vandaag. De Vlaamse Onderwijsraad (VLOR) maakte enkele maanden geleden een advies bekend en bepleit daarin de taalvaardigheid van studenten. Voor bestuurders is dit een aanmoediging om binnen de bestaande taalwetgeving méér academisch onderwijs in dat “globish” te voorzien.
Een van de misvattingen van bestuursleden en opleidingsverantwoordelijken is dat taal een medium is. Niets meer dan een vehikel om kennis over te dragen en met elkaar te praten. Bijgevolg is taal een nuttig instrument om meer buitenlandse studenten aan te trekken en een hogere plek te veroveren in de Shanghai Ranking.
Het spreekt voor zich dat professoren en studenten internationaal meespelen indien zij afdoende het academisch Engels beheersen en deelnemen aan het wetenschappelijk vertoog binnen hun vakgebied. Taal is dan inderdaad een bruikbaar instrument.
Behalve een communicatiemiddel is taal nog veel méér een manier van denken. Onze studenten zijn gebaat met meertaligheid, met de rijkdom van culturele diversiteit. Internationalisering impliceert niet alleen verengelsing. We zijn hoe we spreken, wat we zeggen. Daar horen nuances bij. Er is zoiets als taalgevoeligheid. Wie aan een universiteit taalvaardigheid reduceert tot de beheersing van een medium begrijpt het verkeerd. Taal en cultuur zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De cultuurgemeenschap waarin de universiteit is gevestigd en waarin ze functioneert is naast de internationale actieradius geen verwaarloosbaar detail.
Hoger onderwijs moet om evidente redenen ruimte laten voor specialisatie die in het Engels, en waarom niet in het Frans of het Duits kan verlopen. En in het Nederlands, in Europees perspectief een middelgrote taal met grosso modo 23 miljoen moedertaalsprekers. Onze moedertaal is rijk geschakeerd. Niet alleen de poëzie in onze taal scheert internationaal hoge toppen. Ze maakt een fijnmazig discours mogelijk binnen een wetenschapsdiscipline. Elk jaar volgen meer dan honderd buitenlandse studenten, van de VS tot China en India, aan de Universiteit Gent een zomercursus Nederlandse taal en cultuur. Buiten het taalgebied zijn er méér studenten Nederlands dan aan universiteiten in Nederland en België samen. Blijkbaar is Nederlands een bijzonder boeiende taal die met verwondering en belangstelling wordt gestudeerd door duizenden kritische wereldburgers.
Er zijn soms goede redenen om voor een Engelstalige opleiding te kiezen, maar de argumenten om een vak in een andere taal dan het Nederlands te doceren moeten dan wel inhoudelijk zijn, en niet puur gebaseerd op mogelijke toename van het aantal studenten. Vandaag merken we echter een lichtzinnige verspoeling van de taalregelgeving, in het jargon aanpassing van de quota. Nederlands wordt als onderwijstaal, in Nederland meer dan in Vlaanderen, ter discussie gesteld. Zelfs in het vakgebied van de neerlandistiek. Dat is stuitend. Vooral omdat academici zich klaarblijkelijk niet bewust zijn van de implicaties die de knieval met zich meebrengt. Universiteitsbestuurders vergeten daarbij iets cruciaals: de universiteiten zijn het aan de samenleving verplicht, in onze contreien overwegend bestaande uit moedertaalsprekers Nederlands, een “return on investment” te geven. Ongelooflijk veel belastinggeld gaat naar hoger onderwijs. De maatschappij, waar het merendeel van de gediplomeerden aan de bak komt, verdient excellent opgeleide masters die een uitstekende beheersing hebben van het Nederlands. Hoe rijm je de maatschappelijke verantwoordelijkheid van universiteiten met de taalkloof die door dezelfde instellingen wordt georganiseerd?
Kritische burgers hebben veel meer aan meertaligheid en culturele diversiteit. Slecht Engels behoort niet tot de beoogde academische competenties. Wij houden een pleidooi voor investeringen in een behoorlijk beter academisch Nederlands, voor méér literatuur in alle faculteiten. Wij geloven in het belang van taalbewustzijn en streven voor de studenten die we mogen opleiden naar rijke persoonlijkheden. De keuze voor “globish” is in dat opzicht een zwaktebod. Het is hoog tijd voor een rationeel én emotioneel taaldebat. Omdat globalisering niet zozeer verengelsing is maar respect voor en verdieping in meertaligheid en andere culturen. Opiniestukken in De Standaard hebben deze kwestie nog meer in het licht gesteld.
Op 7 maart jongstleden organiseerde de Universiteit Gent een debat met de titel ‘Going English? Wie betaalt de rekening?’. De geestdriftige hoofdspreker was Ad Verbrugge, oprichter en voorzitter van de vereniging Beter Onderwijs Nederland. Op 20 mei berichtte BON dat ze een rechtszaak voorbereidt tegen de Nederlandse staat “inzake verengelsing hoger onderwijs”. Het bericht is hier te lezen. Aan de Universiteit van Amsterdam heeft de Facultaire Studentenraad Geesteswetenschappen einde maart de decaan een document voorgelegd betreffende “voertaalwijzigingen”. De enquête voor studenten levert een genuanceerde kijk op en de bevindingen zijn allesbehalve zwart-wit gekleurd. Er zijn minstens evenveel argumenten aangevoerd tegen voertaalwijziging als voor. Afgelopen week zijn aan de UvA twee reacties verschenen op het plan van het faculteitsbestuur om de faculteit tweetalig te maken. Zowel de Ondernemingsraad, die het personeel vertegenwoordigt, als de Facultaire Studentenraad heeft zich tegen het plan van het faculteitsbestuur uitgesproken – hetgeen betekent dat het (nog) niet uitgevoerd kan worden. De OR benadrukt onder meer de verhoging van de werkdruk en hekelt het feit dat er weliswaar een regel bestaat dat personeel dat uit het buitenland komt binnen twee jaar in staat moet zijn in het Nederlands college te geven, maar dat daar in de praktijk de hand mee wordt gelicht. De Studentenraad wijst op kwaliteitsverlies in het onderwijs, maar ook op het gevaar dat er een Engelstalige elite ontstaat die geen enkele connectie meer heeft met de samenleving. En ze benadrukt dat tweetaligheid binnen zeer korte tijd zal leiden tot overheersing van het Engels, alleen al omdat op bestuurlijk/administratief niveau alles in het Engels zal moeten teneinde niet-Nederlandstaligen niet buiten te sluiten.
Aan de Gentse universiteit, nog altijd in verkiezingsmodus, is de voorbije weken door kandidaten voor het ambt van rector en vicerector over de precaire voertaalkwestie wel eens iets geopperd. Tijdens opleidingsvergaderingen passeert de kwestie ook af en toe de revue. Niet dat er een beleid is, laat staan een consensus bij docenten én studenten. De eerste bevraging over deze belangrijke materie voor studenten en docenten moet in Gent nog worden georganiseerd en ook een officieel standpunt van de Gentse Studentenraad, naar analogie met de FSR in Amsterdam, hebben we tot nog toe niet zien.
Misschien verdient het aanbeveling dat alle universiteiten in de Lage Landen een soortgelijk onderzoek ondernemen en dat de stem van de student wordt beluisterd. Het moeten niet alleen managers met lijstjes en cijfers voor ogen zijn die het hoogste woord voeren, laat staan het laatste woord hebben. Wat ons betreft mag dat in Nederland en Vlaanderen een Nederlands woord zijn, mét een idiomatisch Engels equivalent.
Laat een reactie achter