Door Saskia Pieterse
Terwijl literatuurwetenschappers en studenten zich voorbereiden op een nieuw academisch jaar, trekt filosoof Sebastien Valkenberg maar weer eens Het raadsel der onleesbaarheid (1979) van Karel van het Reve onder het stof vandaan om literatuurwetenschappers de maat te nemen: ze zouden anno 2017 nog steeds onleesbaar schrijven (‘Onleesbaarheid troef in literatuurwetenschap’, de Volkskrant 14-08-2017). Hij komt tot die conclusie op basis van de titels en korte samenvattingen van een handjevol artikelen. Over de publicaties zelf lezen we niets. Helaas, want een blik van buiten is voor ieder wetenschapsgebied nuttig en welkom, maar die blik moet wel net iets verder reiken dan titel, samenvatting en inhoudsopgave.
Vervolgens wordt duidelijk wat Valkenberg werkelijk dwars zit: hij heeft ideologische bezwaren tegen deze wetenschapsdiscipline. Zelf ziet hij literatuur als een verzameling belangrijke boeken waarin ‘universele thema’s’ aan de orde komen. Het klopt dat veel literatuurwetenschappers een minder museale visie op hun onderzoeksobject hebben. Die kijken naar de talrijke draden die er lopen tussen literatuur en andere media, tussen literatuur en de samenleving, tussen literatuur en wetenschap. De literatuurwetenschappelijke nieuwsgierigheid richt zich kortom op de vele manier waarop literatuur zich in de wereld beweegt – buiten de glazen vitrine van de ‘universele thema’s’.
Ook beweert Valkenberg dat literatuurwetenschappers tegenwoordig alleen nog bezig zijn machtsstructuren te ontmaskeren. Dan heeft hij al het onderzoek naar de zeer uiteenlopende sociale én esthetische functies van literatuur gemist: onderzoek naar de functie van leesclubs, naar de vraag of literatuur het empathisch vermogen van de lezer vergroot, naar de relatie tussen literatuur en ons collectief geheugen, naar de vraag wat literatuur tot literatuur maakt – om slechts een kleine greep te doen. Uiteraard zijn er sommige literatuurwetenschappers die onderzoek doen naar machtsstructuren. Valkenberg stelt op basis van enig grasduinen in een scriptiedatabase dat alle eindwerkstukken op dezelfde cirkelredenering gebaseerd zijn. De student haalt een theorie aan die veronderstelt dat er in de cultuur machtsstructuren werkzaam zijn, gaat vervolgens op zoek en vindt die structuren inderdaad overal. Simple comme ça.
Of zou de realiteit toch net iets ingewikkelder zijn? Ik zie vooral hoe scriptiestudenten die zich met dit thema bezighouden al snel ontdekken dat de vraag ‘wat is macht’ een van de moeilijkste vragen is die je als geesteswetenschapper stellen kunt, en dat het ‘aanwijzen’ van macht in cultuur zo mogelijk nog moeilijker is. Studenten die aan dit soort thematiek raken, gaan in de regel dan ook uiterst behoedzaam te werk. Valkenberg verwijt de literatuurwetenschap confirmation bias: enkel zien wat je wilt zien. Het is mooi dat hij dit belangrijke wetenschappelijke principe zo serieus neemt, maar het zou aardig zijn als hij eerst zijn eigen artikelen aan die strenge toets onderwerpt.
Tot slot nog dit. Karel van het Reve was een groot aanhanger van Karl Popper. Alle wetenschap die niet voldeed aan het Popperiaanse falsificatiebeginsel was volgens Van het Reve niet deugdelijk; precies daarom was de gehele literatuurwetenschap in zijn ogen onwetenschappelijk. Nu was Popper in de jaren zeventig erg in de mode, maar als ik mij niet vergis leven we niet meer in de jaren zeventig en is de wetenschapsfilosofie niet stil blijven staan. Hoog tijd daarom dat de complexiteit van het filosofisch denken over valide wetenschapspraktijken tot het Nederlandse opinielandschap doordringt. Veel hoop heb ik daar ondertussen niet op. Generaties Nederlandse opiniemakers hebben immers complete denk- en wetenschapstradities afgeschreven omdat ze met Van het Reve in de hand na enig bladerwerk slechts ‘onleesbaar!’ hoefden te roepen. Op het moment dat een essayist structureel ingezet wordt om desinteresse tot een deugd te verklaren, wordt het misschien toch tijd zijn erfenis eens kritisch te heroverwegen.
Dit artikel verscheen eerder vandaag op het blog van de afdeling Nederlandse Taal en Cultuur van de Universiteit Utrecht.
Wouter van der Land zegt
Over de ‘conformation bias’. Wanneer je als onderzoekinstituut stelt dat je bij het onderzoek naar literatuur vooral bent geïnteresseerd in zaken als gender, migratie en kritiek op het liberalisme (ASCA), dan wek je tenminste de indruk dat je bewijsmateriaal voor een gewenste conclusie zoekt. Dit zijn inderdaad maar een paar van de ’talloze draden’ die tussen literatuur en de maatschappij lopen. Het lijkt mij een methodologische fout om je op voorhand tot een aantal draden te beperken.
Verder: dat Popper in de jaren 1970 in de mode was, wil niet zeggen dat weerlegbaarheid geen graadmeter meer van goede wetenschap is. ICT biedt nu veel mogelijkheden om controleerbare, feitelijke uitspraken over literatuur te doen (de ‘Roodkapje-route’) en literatuurwetenschap wetenschappelijker te maken.