Door Roel Vismans
Op 3 juli overleed Peter King, 95 jaar oud. Hij was een van de prominentste naoorlogse neerlandici van Groot-Brittannië. Peter was geboren in Wimbledon en diende tijdens de tweede wereldoorlog geruime tijd als verbindingsofficier van de Royal Navy op een Nederlandse onderzeeër, waar hij zijn belangstelling voor de Nederlandse taal, literatuur en cultuur aan overhield. Na de oorlog studeerde hij Nederlands bij Theodoor Weevers aan het Bedford College van de Universiteit van Londen, en in Groningen waar hij zijn toekomstige vrouw, Greeth Leeflang, leerde kennen.
Na zijn MA begon Peter op uurbasis Nederlands te doceren in Cambridge, maar in 1959 kreeg hij een vaste aanstelling als University Lecturer. In die tijd werd hij ook actief in de Anglicaanse kerk, waar hij een lekenambt bekleedde. In 1976 werd hij aangesteld als hoogleraar aan de universiteit van Hull, een havenplaats in Noord-Engeland met een historische band met Nederland en Vlaanderen. De universiteit had van onder andere de Leverhulme Trust een beurs gekregen voor de oprichting van een Institute of Modern Dutch Studies met de bedoeling dat het al het onderzoek naar Nederland dat op de universiteit plaatsvond, coördineerde. In 1980 kreeg Peter echter toestemming voor een BA Nederlands waarvoor in dat jaar een sociaal-economisch historicus, Michael Wintle, werd aangesteld. Een jaar later kwam er een vacature voor een taalkundige en taalverwerver. Dat werd ik.
Toen Eddy Verbaan en ik hem in 2007 interviewden als voorbereiding op een lezing over de neerlandistiek in Hull, vertelde hij dat de universiteit nooit goed had nagedacht over de precieze definitie van het begrip ‘Modern Dutch Studies’. Als directeur van het instituut probeerde hij dat wél te doen en dat kwam met name tot uiting in de opzet van de gelijknamige BA cursus. In Peters definite ging het begrip veel verder dan Nederlandse taal- en letterkunde. In de jaren ’70 was Area Studies in het VK opgekomen, een sociaal-wetenschappelijke discipline met een heel andere aanpak dan de traditionele filologie. Daardoor geïnspireerd ontwierp Peter een studieprogramma dat als doel had studenten uitgbreid kennis te laten maken met de huidige sprekers van het Nederlands, in Nederland én in Vlaanderen. Naast Nederlandse taal en literatuur kregen de studenten daarom ook onderwijs in Nederlandse en Belgische geschiedenis. Het voor een Britse talenstudie (nog steeds) verplichte verblijf in het taalgebied werd ingevuld met een combinatie van universitaire studie en stage. Dat was destijds een veel gerichtere invulling van dat verblijf dan bij andere talenstudies en zodanig liep Peter voor op de ontwikkelingen, want verplichte studie en/of stage zijn tegenwoordig heel gewoon voor dat Year Abroad.
Als Nederlands letterkundige is Peter onder andere bekend door zijn studie van dageraardspoëzie en Multatuli, en de eerste computerconcordanties van het werk van Vondel. Hij was ook een van de inititiefnemers van Levend Nederlands, een audio-visuele cursus waarmee menigeen tot ver in de jaren ’80 Nederlands heeft geleerd. In Hull zette hij bovendien de eerste stappen op het gebied van computer-gestuurd onderwijs voor het Nederlands. En hij vertaalde ook, o.a. werk van Vondel.
Als hoogleraar Nederlands was Peter onder meer lid van de Gemengde Commissie voor de uitvoering van het Brits-Nedelandse cultureel verdrag, oprichter van de Association of Dutch Language Teachers en een van de initiatiefnemers voor de viering van 300 jaar William en Mary in 1988. Hij werd aan het eind van zijn carrière onderscheiden als Commandeur in de Orde van Oranje-Nassau.
Laat een reactie achter