door Leonie Cornips
De Maastrichtse Pieter Willems uit 1885 is een van de eerste dialectologen geweest die de zuidelijke Nederlandse dialecten niet alleen op uitspraak maar ook op zinsbouw wilde onderzoeken. Willems verstuurde een grootschalige vragenlijst aan personen in Zuid-Nederland, België, Luxemburg, Duitsland en Frankrijk. Hij vroeg meestal in het Frans aan een notabele welk dialect uit naburige dorpen of steden volgens zijn beleving op het eigen dialect leek. Vaak hebben een onderpastoor, pastoor, onderwijzer of directeur deze enquête schriftelijk ingevuld. De hoofdonderwijzer in Beek (Jan Louis Nubert Roebrack, geboren in 1851) antwoordt in zijn vragenlijst dat het dialect van Beek waar hij opgegroeid is, lijkt op dat van Meerbeek, Geverik, Kelmond, Geul, Geleen, Stein, Grootgehout en Elsloo.
Willems vermoedde dat sprekers bepaalde zinnen in het dialect niet meer zo vaak zeiden. Zo’n verschijnsel is bijvoorbeeld het kleine woordje en als in ‘ich en lier neet’ dat in 1885 nog ‘hij leert niet’ betekent, net als in het Franse ‘je ne sais pas’ (ik weet het niet) waarin ook het woordje ne voorkomt. In het oud-Nederlands van voor de dertiende eeuw was alleen het woordje en al voldoende om een ontkenning uit te drukken. Men zei en schreef toen: ‘ik en was siec’ voor het huidige ‘ik was niet ziek’. Gaandeweg kreeg het woordje en meer en meer versterking van niet omdat de betekenis van en voor sprekers afzwakte en er niet meer toe deed.
Ook in het Middelnederlands van Vlaanderen en Holland en Drenthe kwam het woordje ne of en voor gecombineerd met niet om de zin ontkennend te maken. Ergens tussen 1600 en 1800 verdwijnt het woordje en volledig uit het Nederlands en blijft alleen niet over. Taalkundig is het heel interessant dat het woordje en in het noordoosten eerst uit de hoofdzin (Ich en leer niet) verdwijnt en pas later uit de bijzin (dat ich niet en leer), misschien omdat het onderwerp (ich) en de persoonsvorm (leer) in de hoofdzin steeds strikter naast elkaar moesten voorkomen. Deze taalverandering zonder en/ne met alleen nog niet begint in het noorden en de rest van het Nederlandse taalgebied volgt min of meer deze taalverandering. Het ene dialect verandert wat later dan het andere.
Ook uit de antwoorden op de vragenlijst van Willems blijkt dat in Limburg en enkele aangrenzende plaatsen in België en Duitsland het gebruik van en/ne in 1885 op zijn retour was. Dit is een late taalverandering vergeleken met Holland. In Heerlen heeft de leraar Jozef Houbert, geboren in 1848, de vragenlijst van Willems ingevuld met ‘ich en zaen dat neet’ maar in Arcen vult onderwijzer P. Timmermans, geboren in 1869 al in dat ‘geen ontkenning met en’ in de hem bekende dialecten te beluisteren valt. De student Cam Pattijn (geboortejaar onbekend) vult fier voor het dialect van Hooghlede in West-Vlaanderen in dat en volkomen gebruikelijk is ‘‘k en kan’t nie lien’ (Ik kan het niet lijden). Nog steeds is en te beluisteren bij sprekers van het West-Vlaams.
De dialectsprekers in Limburg passen zich dus rond 1885 aan het Nederlands en de noordelijke dialecten aan. Dit is een talige verandering in het dialect dat de oudere generaties van nu doorvoerden toen zij jong waren. Dat en van hun vader en moeder en opa en oma had voor hen geen betekenis meer. Ouderen kunnen zich nog goed herinneren dat hun (groot)ouder en zei en kunnen ook spontaan voorbeelden van die zinnetjes geven.
Op zijn beurt verzwakt momenteel in gesproken taal ook het woord niet in betekenis. Kinderboeken dragen titels als ‘Ik ben nooit niet bang’ waarin nooit de ontkenning duidelijker moet maken.
Jos Houtsma zegt
Je schrijft: ‘De dialectsprekers in Limburg passen zich dus rond 1885 aan het Nederlands en de noordelijke dialecten aan’. Aan het Nederlands en de noordelijke dialecten? Of moeten we ook (eerder?) Naar het oosten kijken?
leonie cornips zegt
We zouden inderdaad ook eerder naar het limburgs moeten kijken dan de vragenlijsten van Willems maar ik ken geen studie die dit specifiek voor het Limburgs uitgevoerd heeft. En jazeker ook naar het oosten kijken, mijn collega Gertjan Postma samen met Hans Bennis van het Meertens Instituut heeft een prachtig artikel geschreven over hoe ‘en’ verdween in het Drents door de eeuwen heen: Postma, G. J. & Bennis, H. J. (2006). Variatie in negatie – Het gedrag van het negatieve cliticum in het Middeldrents van rond 1400. Taal & Tongval, 58(1), 148-166.
Yoïn van Spijk zegt
Interessant dat de dubbele ontkenning met ‘en’ nog zo lang in de Limburgse dialecten bewaard is gebleven, en bijzonder dat het ineens in een paar generaties is verdwenen, na het zo lang te hebben overleefd.
Na het lezen van je artikel herinnerde ik me dat ik laatst toevallig een tekst uit 1867 had gevonden in het dialect van Hilvarenbeek, een Midden-Noord-Brabants, Tilburgs dialect. Ook in die tekst staan bijzinnen met een dubbele ontkenning met ‘en’. Dat lijkt erop te wijzen dat ‘en’ toentertijd ook in de dialecten van die streek gebruikt werd – dus zelfs nog een eindje noordelijker dan Limburg.
– “As vreuke nie mir *en* hulpt en alleskes veul over stuurs gee?” (Als hard werken niet meer helpt en (er) allengs veel in het honderd loopt?)
– “As ’t vee in de Pril nie *en* geldt, kander mee waachten in den treure.” (Als het vee in april niet opbrengt, kun je ermee wachten tot in den treure)
Het is opmerkelijk dat juist een Tilburgs dialect dit zwakke ‘en’ toen nog kende, want in de Tilburgse dialecten zijn ook de ‘volle’ ontkenningen al sterk verzwakt: ‘Hij ha ok noôt nèrges niks ötgevuurd ok nie’.
http://www.dbnl.org/tekst/leop008sche01_01/leop008sche01_01_0101.php
leonie cornips zegt
Wat goed, dus ook in het Tilburgs is het nog een mooi laat verschijnsel. Ik heb voor een lezing kaarten gemaakt waardoor je ziet dat het verlies van ‘en’ vanuit het noordoosten komt en hoe westelijker, hoe meer kans op behoud. De Tilburgse voorbeelden presenteren ‘en’ in de bijzinsvolgorde, volgens Postma de positie waarin ‘en’ langer bwaard blijft. Soms vraag ik tijdens een lezing in Limburg of mensen zich dit ‘en’ nog kunnen herinneren, en ja vele voorbeelden van ouders en grootouders die dit nog zeiden. Misschien geldt dat ook nog voor het Tilburgs. En interessant dat ‘niet’ wel al heel snel ana het verzwakken is maar misschien geldt dat voor de dialecten veel eerder dan in het gecodificeerd Nederlands waarin het niet ‘mag’.