Taal en literatuur in Caribisch perspectief
Door Kitty Groothuijse (Universiteit van Aruba), Eric Mijts (Universiteit van Aruba) en Hilde Neus (Anton de Kom Universiteit van Suriname)
De Caribische Associatie voor Neerlandistiek (CARAN) organiseerde van 22 tot 24 november 2017 voor de vierde maal haar tweejaarlijkse conferentie. Na Oranjestad (2011), Paramaribo (2013) en Willemstad (2015) was opnieuw Oranjestad plaats van samenkomst. Dit jaar bood de CARAN-conferentie voor het eerst ook onderdak aan Cross Over. Dit is een platform voor interdisciplinaire en transculturele letterkundige neerlandistiek. Hiermee werd er een programma geboden met ruimte voor het uitwisselen van nieuwe inzichten op het gebied van zowel Nederlandstalige taalkunde als letterkunde in en van het Caribisch gebied.
De positie van het Nederlands in het Caribisch deel van het Koninkrijk is inmiddels geëvolueerd van officiële taal tot noodzakelijke minderheidstaal. Voor het onderwijs is deze ontwikkeling van groot belang. Uit het rapport NVT Overzee, uitgevoerd door de TaalUnie in 2016, bleek eens temeer dat er veel behoefte is aan een duidelijk taalbeleid, aan professionalisering van docenten, aan materiaal dat inspeelt op de eilandelijke context en aan een didactische aanpak die aansluit bij de digitale belevingswereld van de cursist. Bovendien moet werk gemaakt worden van onderwijs in het Nederlands dat niet langer uitgaat van Nederlands als moedertaal maar Nederlands als vreemde taal.
Het doel van deze conferentie was dan ook het verder ontwikkelen en versterken van bestaande en nieuwe methodes voor taalverwerving, voor taal(kunde)- en literatuuronderwijs. De conferentie bood daarom ruimte aan initiatieven gericht op het delen van inzichten en ervaringen in het basis-, middelbaar en hoger onderwijs. Voor de conferentie waren behalve docenten en onderwijskundigen ook beleidsmakers uitgenodigd. Bijna veertig internationale een veertigtal Arubaanse specialisten en academici namen deel, in totaal vonden op de drie dagen 26 lezingen, workshops en debatten plaats.
De eerste dag van de conferentie, 22 november, was gereserveerd voor Cross Over met bijdragen over letterkunde en de overdracht van kennis van en liefde voor literatuur in het onderwijs. Het volledig verslag van Cross-Over, van de hand van Yves T’Sjoen en Eric Mijts deze bijeenkomst is te vinden op Neerlandistiek.
Deze eerste dag werd afgesloten met een drukbezocht en zinderend publiek debat met als thema: ‘De instructietaal in het basisonderwijs op Aruba’ onder leiding van Peter van der Geer en met een inleiding van Eric Mijts. Een overweldigende meerderheid van de ruim 100 aanwezigen was voor meertalig basisonderwijs, enkelen kozen voor Nederlands als instructietaal, er was een relatief kleine groep die de voorkeur gaf aan Papiamento en slechts twee mensen kozen voor Engels als instructietaal.
Donderdag 23 november, de tweede dag van de conferentie, was gereserveerd voor bijdragen over taal en literatuur in het onderwijs. De deelnemers werden welkom geheten door CARAN-oprichter Eric Mijts en de prikkelende openingstoespraak werd verzorgd door de bekende Nederlandse kinderboekenschrijver Sjoerd Kuyper.
Daarna stelde de nieuwe Algemeen Secretaris van de Taalunie zich voor. Hans Bennis vervult sinds dit jaar die functie, nadat hij meer dan 20 jaar directeur was van het Meertens Instituut in Amsterdam en bijzonder hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, uit dien hoofde is hij ook vertrouwd met diversiteit en talen. Hij toonde zich een liberaal man; voor hem zijn vele varianten mogelijk van ‘het Nederlands overzee’. Hij wees erop dat er inmiddels bijna evenveel mensen buiten Nederland als in Nederland die taal bestuderen. Dat het merendeel van de masterstudies aan Nederlandse universiteiten het Engels als instructietaal voert, draagt hier volgens hem in belangrijke mate aan bij.
Juana Kibbelaar (OTRA Curaçao) hield een vurig pleidooi voor betere onderwijsresultaten in haar lezing over taalbeheersing op basisscholen in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Ze wees op het belang van de beschikbaarheid van Nederlandstalige bibliotheekcollecties, zodat leerlingen ook buiten schooltijd hun honger naar kennis kunnen stillen. Daarom bepleitte zij dan ook het opvoeren van het aantal uren onderwijs in het Nederlands, gecombineerd met een andere didactische aanpak voor de scholen Aruba, Bonaire en Curaçao. Haar pleidooi voor het verruimen van het onderwijs in het Nederlands vond wisselende weerklank bij de ruim 60 toehoorders, want wat voor het Nederlands geldt, geldt evenzeer en waarschijnlijk zelfs meer voor het Engels, zo werd opgemerkt in de discussieronde na de bijdrage.
Regine Croes (Directie Onderwijs Aruba) presenteerde de resultaten van de eerste meting die in 2014 werd gehouden in het kader van een groot meerjarenonderzoek naar de invoering van meertalig basisonderwijs in Aruba. Papiamento is voor 68 % van de bewoners van Aruba de thuistaal, maar bijna 90% beheerst deze taal in meer of mindere mate, naast Spaans (14%), Engels (8%) en Nederlands (6%). Meertaligheid ‘past’ dus goed bij de Arubaanse onderwijssituatie.
Uit de resultaten van die eerste meting bleek al dat meertalig basisonderwijs veel betere onderwijsresultaten oplevert dan eentalig (Nederlands) onderwijs. Die resultaten worden bevestigd door de voorlopige analyses van de tweede meting in dit longitudinale onderzoek, die in 2016 werd verricht. Dit onderzoek wordt afgesloten met een derde meting in 2018. Dan komt ook het eindrapport beschikbaar, maar Croes gaf aan te verwachten dat ook deze meting de positieve effecten van meertalig onderwijs zal bevestigen. Zij pleitte voor ‘Mother Tongue Based Integrated Mulitilingual Education’.
Helena Henneveld (University of Curacao) ging in op gebruik van (technische) hulpmiddelen om het literatuuronderwijs levendiger te maken. Zij toonde een Prezi met een multimediale les over leven en werk van Louis Couperus, illustrerend dat literatuuronderwijs heel spannend gebracht kan worden en op een aansprekende manier ‘gecontextualiseerd’ kan worden. Henneveld ‘overhoorde’ haar publiek met behulp van een quiz in Kahoot en demonstreerde zo het gebruik van een ander handig hulpmiddel om leerlingen te boeien via hun mobiele telefoon.
Eric Mijts (Universiteit van Aruba) gaf een toelichting op het publieke debat over de rol van het Nederlands in het Caribisch gebied. Hij benadrukte de complexiteit van de discussie rond moedertaal en instructietaal in het onderwijs op basis van de gelaagdheid van taalbeleid en het spanningsveld tussen ideologie en pragmatiek van de taalgebruikers in verschillende contexten en in verschillende velden van taalgebruik. In het publieke debat rond taal, beleid en onderwijs wordt door de verschillende gesprekspartners – vaak onbewust – naast elkaar gepraat. Daar waar de ene gesprekspartner het heeft over internationale richtlijnen, stelt de tweede gesprekspartner de persoonlijke situatie van het kind voorop en de derde ziet vervolgens enkel economische of institutionele waarde. Hij sloot de lezing af met een voorstel voor een model om de verschillende facetten van taalgebruik en -beleid te visualiseren als hulpmiddel voor de verdere analyse van discours.
Merlynne Williams (Instituto Pedagogico Aruba) sprak over de kracht van translanguaging bij het leren van talen. Zij is een sterk pleitbezorger van het gebruiken van het volledige taalrepertoire van de leerling, omdat iedere mens ‘van nature’ een ‘translanguager’ is als hij in een meertalige context functioneert en naast zijn thuistaal al op vroege leeftijd met andere talen in aanraking komt. Omdat dit de dagelijkse realiteit is in het Caribisch gebied, is het prudent om leerlingen niet alleen toe te staan, maar ook te stimuleren om hun volledige taalrepertoire in te zetten bij onder de knie krijgen van kennis en vaardigheden.
Na de lunch waren er voor de deelnemers twee workshops georganiseerd. Jenneke Oosterhof (University of Minnesota) verzorgde een workshop met als thema ‘Leve het luisteren: Maak luistervaardigheid leuk’. Bij het leren van een vreemde taal is luisteren voor NT2-sprekers vaak de moeilijkste vaardigheid om onder de knie te krijgen. Vaak is dit zelfs moeilijker en frustrerender dan spreken. Luisteren is een zeer complexe taak, want de leerling moet klanken en woorden herkennen in elkaars context, voordat er betekenis aan kan worden gegeven. Als (moedertaal)docenten houden we hier vaak te weinig rekening mee. Daarom pleit Oosterhof voor het gebruiken van diverse genres, zoals korte filmpjes, het Jeugdjournaal, muziekvideo’s en cabaret. Daarnaast werd aandacht besteed aan de diversiteit aan deelvaardigheden, die nodig zijn voor luistervaardigheid en de integratie van die deelvaardigheden in andere vaardigheden die een rol spelen van het verwerven van een tweede taal. De deelnemers kregen diverse aansprekende voorbeelden en oefeningen om de luistervaardigheid te trainen. Benadrukt werd dat op ieder niveau van taalverwerving of dat nu op A1- of op C1-niveau is, de luistervaardigheid van de leerder een belangrijke rol speelt bij het aanleren van een tweede taal.
Het thema van de workshop van Everdiene Geerling (Stichting NOB, Voorburg) was Translanguaging: Hoe maak je als docent gebruik van de dominante taal van de leerling bij het leren van het Nederlands? Na een inleiding over de verschillen tussen het verwerven van een eerste en tweede taal werd ingegaan op de vraag of je bij het leren van het Nederlands gebruik kunt maken van de moedertaal. Translanguaging is het proces van betekenis leggen, ervaringen vormen en begrip en kennis krijgen door het gebruik van twee of meer talen. Het zorgt voor een dieper en beter begrip van de leerstof. Beide talen worden op dynamische en functionele manier geïntegreerd gebruikt om mentale processen als begrip, spreken, geletterdheid en leren te organiseren. Het doel is om beide talen te ontwikkelen, waarbij het om effectieve communicatie gaat en de functie van taal belangrijker is dan de vorm. Daarnaast vergemakkelijkt translanguaging cognitieve activiteit en taalproductie, alsmede de samenwerking en koppeling tussen thuis en school. Meertaligheid wordt daarmee als verrijking gezien en niet langer als probleem. De deelnemers gingen aan de slag met verschillende manieren waarop translanguaging in onderwijssituaties gebruikt kan worden en enkele voorwaarden, zoals de leeromgeving en het bronnenmateriaal, werden besproken. Daarnaast is er aandacht besteed aan het geven van instructie en het stimuleren van samenwerken tussen leerlingen.
De tweede dag werd afgesloten met een drukbezochte publieke lezing door Sjoerd Kuyper. Hij vertelde over de ontstaansgeschiedenis van zijn kinderboeken De Duik en het Het spannendste boek van de wereld. Tijdens zijn lezing besteedde hij ook veel aandacht aan het belang van de kennis van de context van waaruit en waarover hij de boeken geschreven heeft, en de ethische vraag die elke schrijver zich kan stellen: wanneer ken ik die context genoeg om klaar te zijn om vanuit dat perspectief te schrijven, wanneer mag ik deelnemen aan deze literatuur? Het spannendste boek van de wereld is tweetalig uitgegeven, het heet ook E buki mas exitante di mundo, in het Papiamento vertaald door Evelyn Ruiz-Vroes en geïllustreerd door de Arubaanse kunstenaar Stan Kuiperi. De kracht van deze samenwerking inspireerde de Arubaanse taalkundige Ramon Todd Dandare om ter plekke aan te bieden De Duik ook in het Papiamento te vertalen, een aanbod dat door Sjoerd Kuyper met ontroering aangenomen werd.
Op vrijdag, de derde en laatste dag van de dubbelconferentie, gaf Ronnie Severing (University of Curaçao) een overzicht van de activiteiten van de Taalunie op Curaçao. Rob van de Vaart (em. Universiteit Utrecht) ging in op het belang van en de overwegingen bij taalbeleid voor het hoger onderwijs. Hij gaf de kaders en de belangrijkste vragen die beantwoord dienen te worden door ontwikkelaars van taalbeleid en benadrukte dat alleen een open discussie tot werkbare resultaten kan leiden over de dominantie van de ene taal over de andere.
Helen Chang (Taalunie, Suriname) gaf Cecily Bernard de gelegenheid om de rol van het Nederlands in Brits Guyana toe te lichten. Chang ontmoette Bernard tijdens een bezoek aan een taleninstituut in Georgetown waar tot haar verbazing ook cursussen Nederlands werden gegeven. Bernard, directeur van dit taleninstituut en zelf studente Nederlands, belichtte de rol van online materiaal voor haar ‘International Language Institute’. Zij liet weten ervan overtuigd te zijn dat in aanraking komen met meertaligheid op jonge leeftijd veel voordelen heeft voor leerlingen, jong en oud.
Kitty Groothuijse (Universiteit van Aruba) ging in op de toekomst van het Nederlands als instructietaal aan de UA. Die toekomst zal in hoge mate afhankelijk zijn van de keuzes die de Arubaanse samenleving maakt. Volgens haar is het evident dat de rol van het Nederlands in Aruba minder prominent is geworden ten faveure van het Engels, in ieder geval op de UA dat als instelling voor hoger onderwijs inmiddels van een eentalig instituut naar een tweetalig instituut is gegroeid, waarbij ook daar de rol van het Engels prominenter wordt ten koste van het Nederlands. Na een toelichting op de taalsituatie op de vier faculteiten, deed zij een verzoek namens haar studenten aan de algemeen secretaris van de Taalunie om het onzijdig lidwoord te schrappen, want nvt-sprekers ‘horen’ niet waarom ‘dit opdracht’ fout is en ‘dit rapport’ goed. Voor nvt-sprekers klinken beide even goed.
Maritza Silberie (RCN) schetste de ontwikkelingen op het gebied van taal en onderwijs op Bonaire en belichtte kort het recent verschenen rapport ’Nederlands op zijn BESt’ van het Nederlandse ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Bianca Versteeg (Taalunie) ging in op de adviserende rol die Taalunie wil spelen in het Caribisch deel van het Koninkrijk en benadrukte dat het initiatief hiervoor bij de verschillende eilanden ligt.
De laatste spreker van dit congres was Liesbeth Echteld (University of Curacao). Zij gaf een toelichting over de stand van zaken met betrekking tot het taalbeleid bij de Algemene Faculteit van UoC en gaf een toelichting op de masterstudie Talen die UoC verzorgt in de vier meest gesproken talen op de Benedenwindse eilanden, Papiamento/u, Spaans, Engels en Nederlands.
De middag was gereserveerd voor de jaarvergadering van CARAN, waarna de conferentie werd afgesloten met een openbare lezing door Wim Rutgers, hoogleraar literatuurwetenschap en literatuurgeschiedenis, in het bijzonder met betrekking tot de lokale en Caribische literatuur in betrokken talen. Hij belichtte de historische ontwikkeling van de Caribische literatuur aan de hand van de cocolishi als metafoor die hij gebruikte om aan te tonen hoe Caribische schrijvers zich in de loop van de tijd afkeerden van het toentertijd gebruikelijke eurocentrisme. Hij schetste hoe imitatie in de werken vervangen wordt door creatie die meer en meer het eigen karakter van de literatuur van eilanden laat zien. Met de nieuwe poëtica worden auteurs van imitator tot creator, waarmee ze de mondiale literatuur immers dienstbaar maken aan de lokale en persoonlijke creativiteit. Aan het einde van zijn lezing werd Wim Rutger door Algemeen Secretaris van de Taalunie, Hans Bennis, gehuldigd voor zijn bijzondere verdienste voor het onderwijs in en de bestudering van de Nederlandstalige literatuur uit het Caribisch gebied.
Deelnemers en organisatoren kijken terug op een zeer succesvol verlopen conferentie, waarover al veel geschreven is in diverse internationale publicaties. Komend jaar zal de complete congresbundel verschijnen, eveneens zullen themanummers van het internationale tijdschrift Werkwinkel van de faculteit Neerlandistiek van de Adam Mickiewicz Universiteit verschijnen.
De volgende CARAN conferentie vindt in 2019 plaats in Paramaribo.
Laat een reactie achter