Door Leonie Cornips
Mijn laatste column in De Limburger wijd ik graag aan meertalige kinderen die extra zorg in het onderwijs nodig hebben. Dove en slechthorende kinderen, net als kinderen met autisme of kinderen met een taalontwikkelingsstoornis (TOS) communiceren op meerdere manieren om hun boodschap over te brengen. Vaak ontbreekt een perspectief op deze manieren, evenals op de kwetsbaarheid en cognitieve, sociale en emotionele ontwikkeling van deze kinderen.
Met Anja van Schijndel, docent Opleidingscentrum Speciale Onderwijszorg, en nog vele andere collega’s van Fontys, Campus Sittard en LBRT organiseerden we begin november een interactieve taalthemamiddag waarin we actief in gesprek gingen met ouders, kinderen en jongeren zelf, opvoedings- en onderwijsprofessionals, studenten en onderzoekers. Het doel van de workshop was ideeën als ‘kinderen met autisme hebben geen gevoelens’ of ‘communicatie vindt altijd plaats door gesproken taal’ de wereld uit te helpen en onderzoekers uit te dagen de dagelijkse leefwereld van kinderen die zij bestuderen in te stappen.
Beppie van de Bogaerde, Hoogleraar Nederlandse Gebarentaal, benadrukt dat dove en slechthorende kinderen vaker leerkrachten aanraken en dat dit voor hen een overlevingsstrategie is. Met aanraken krijgt een leerling de visuele aandacht die noodzakelijk is om te kunnen communiceren in gebarentaal. Gebarentalen zijn net als het Limburgs of Engels echte talen met een eigen woordenschat en grammatica, alleen zijn bij deze taal ook je handen, en ook de stand van je hoofd en gezichtsuitdrukking cruciaal.
95 procent van dove kinderen is geboren in gezinnen met horende ouders en dove kinderen komen nooit of pas later, vaak na of rond de leeftijd van vier in aanraking met gebarentaal. Deze kinderen zijn dus extra kwetsbaar in hun taalontwikkeling omdat zij meestal geen gebarentaal en gesproken taal (door hun doofheid) goed aangeboden krijgen tot hun vierde. Ouders kunnen best gebarentaal leren maar zij neigen, net als professionals, toch naar gesproken taal om met dove kinderen te communiceren.
Volgens Beppie zijn er 125 tot 135 gebarentalen in de wereld gevonden. Taal is een expressie van een gemeenschap en gebarentaal verschilt dus ook per gemeenschap. Meestal ontstaan dovengemeenschappen daar waar kinderen langere tijd bij elkaar moeten verblijven voor hun onderwijs zoals in internaten. In Nederland zijn er vijf dovenscholen geweest waarvan drie internaten in Voorburg, Groningen en st. Michielsgestel en daar is inderdaad een specifieke gebarentaalcultuur ontstaan. In Voorburg stond het internaat positief tegenover gebarentaal, in st. Michielsgestel kreeg vooral het spreken en liplezen de voorkeur terwijl Groningen meer voor een meertalige communicatie was.
Gebarentaal is net zo rijk als gesproken taal: er bestaan dialecten, er is onderscheid in formele en informele gebarentaal en er is jongerengebarentaal. Een kind dat met gebarentaal in Hong Kong opgegroeid is, moet zeker hier de Nederlandse gebarentaal leren. De Nederlandse gebarentaal kent dialectverschillen in woorden en in het equivalent van klanken, de kleinste samenstellende delen van gebaren, zoals handvorm en plaats in de ruimte. Het Groningse gebaar voor jarig vindt plaats door een gebaar op de bovenarm te maken omdat jarige kinderen daar vroeger koek opgebonden kregen; elders in Nederland wordt het gebaar voor jarig voor de buik gemaakt. Alleen in Amsterdam is het werkwoord verhuizen uit te drukken door een takelbeweging te maken.
Het wordt tijd dat de Nederlandse gebarentaal ook door de Nederlandse overheid erkenning krijgt onder het Europees Handvest voor Regionale talen en Minderheidstalen.
In deze laatste column in De Limburger bedank ik iedereen die mij de afgelopen jaren geschreven, gebeld of gesproken heeft om kennis, ideeën, gevoelens, wensen en meningen over dialect en meertaligheid in Limburg duidelijk te maken. Vanaf nu zijn alle activiteiten die de leerstoel Taalcultuur voor Limburg organiseert, hier te vinden.
Laat een reactie achter