door Remco Sleiderink
De manier waarop naar verkrachting wordt gekeken verschilt van cultuur tot cultuur. In opdracht van de Europese Commissie is vorig jaar aan 27.818 Europeanen de vraag gesteld of ‘geslachtsgemeenschap zonder wederzijdse toestemming’ (oftewel verkrachting) in bepaalde gevallen te rechtvaardigen is. Uit Eurobarometer 449 blijkt dat 28% van de ondervraagden zich dergelijke situaties kan inbeelden. Als de partner dronken is of onder invloed van drugs, vrijwillig mee naar huis is gegaan of sexy kledij heeft gedragen, zou zoiets te verdedigen zijn. Ook als vooraf is geflirt, de persoon meerdere sekspartners heeft gehad, als er niet expliciet ‘nee’ is gezegd of fysiek weerstand is geboden of als iemand ’s nachts buiten is gaan wandelen zonder begeleiding, zien veel Europeanen – mannen én vrouwen – mogelijkheden om een verkrachting niet als zodanig te benoemen. De verschillen binnen Europa zijn echter aanzienlijk. In Zweden acht slechts 6% van de respondenten een rechtvaardiging mogelijk, in Roemenië maar liefst 55%. Zelfs tussen Nederland en België zijn er volgens deze bevraging forse verschillen. Daar gaat het om respectievelijk 15% en 40%.
Opvattingen over relaties, seks en verkrachting zijn natuurlijk niet onveranderlijk. De huidige visies zijn het resultaat van allerlei maatschappelijke ontwikkelingen zoals de geleidelijke emancipatie van vrouwen. Om zicht te krijgen op historische denkbeelden rond verkrachting kan het zinvol zijn te kijken naar literaire teksten waarin een dergelijke daad wordt beschreven en becommentarieerd. Het veertiende-eeuwse toneelstuk Lanseloet van Denemerken is zo’n tekst. Dader én slachtoffer van een verkrachting komen hier uitgebreid aan het woord, ook in interactie met elkaar. Tot nu toe is echter zelden vanuit dit specifieke standpunt naar de tekst gekeken. Literatuurwetenschappers hebben vooral oog gehad voor de ‘tragiek’ van het verhaal, de wijze waarop het hoofdpersonage Lanseloet uiteindelijk door zijn eigen woorden en daden ten onder gaat (Ramakers 2000). De term ‘verkrachting’ wordt daarbij zelden gebruikt. Al meer dan een kwarteeuw geleden heeft Jeanette Koekman die courante praktijk willen bijstellen door wel expliciet over verkrachting te spreken en de tekst te lezen vanuit het standpunt van het slachtoffer (zie ‘De stilte rond Sanderijn. Over het abel spel Lanseloet van Denemerken’, Ernst van Alphen & Maaike Meijer (red.), De canon onder vuur. Nederlandse literatuur tegendraads gelezen. Amsterdam 1991, p. 20-34). Maar Koekman verliest dan weer de middeleeuwse context uit het oog. Om goed te begrijpen wat er op het toneel gebeurt, is het belangrijk te beseffen dat Sanderijn de middeleeuwse opvattingen over verkrachting grotendeels heeft geïnternaliseerd. Haar woorden en haar handelen zijn daardoor bepaald.
In de val gelokt
Vanaf de eerste verzen evolueert de handeling in Lanseloet van Denemerken snel in de richting van een verkrachting. Lanseloet is verliefd op Sanderijn en wil seks met haar. Zij wil echter maagd blijven tot aan haar huwelijk en wijst hem af. Ze meent dat een huwelijk met Lanseloet niet mogelijk is omdat hij te rijk en te machtig is. Dat wordt kort nadien bevestigd door de moeder van Lanseloet. Omdat haar zoon toch aandringt op een huwelijk, komt de moeder met een list. Zij zal ervoor zorgen dat Sanderijn wordt overgeleverd aan Lanseloet als hij bereid is na de fysieke daad enkele grove woorden tot haar te richten en te gaan slapen. Lanseloet stemt daarmee in al vreest hij enigszins de reactie van Sanderijn. Kort daarop lokt de moeder Sanderijn met een smoesje naar Lanseloets kamer. Niets vermoedend loopt ze haar verkrachting tegemoet.
Zodra Sanderijn weer naar buiten komt, verneemt het publiek dat alles is verlopen zoals de moeder aan Lanseloet had opgedragen. Opmerkelijk is daarbij – althans vanuit modern perspectief – dat Sanderijn de verkrachting als zodanig op geen enkele manier aan Lanseloet verwijt. Kennelijk vindt ze het normaal dat een jongen zijn kans grijpt als een meisje alleen naar zijn kamer komt, ook als dat tegen haar wil is (‘sonder danc’, vs. 344). Wel verwijt ze hem de harde woorden en het respectloze gedrag die daarop volgden. Dat is ook de reden waarom ze het hof verlaat. Het is haar manier om hem te straffen.
Ic meine dat hi nu nemmermeer
Van mi en weet goet noch quaet
Ic salt al laten ende gaen mijnder straet
Dolen in vremden lande (vs. 338-341)[Ik wil dat hij nooit meer iets van mij verneemt, goed noch kwaad. Ik zal alles achterlaten en gaan dolen in vreemde landen]
Voor het toenmalige publiek moet dit een verrassende wending zijn geweest. In moderne beschouwingen geeft men zich daarvan te weinig rekenschap. Op dit punt in het verhaal is Sanderijn haar grootste schat – haar maagdelijkheid – al kwijtgeraakt en lijken haar kansen op een eervol huwelijk met iemand anders sowieso verkeken. De enige met wie ze misschien nog een toekomst kan uitbouwen is Lanseloet, haar verkrachter. Die had haar voordien al voorgespiegeld dat na seks mogelijk toch een huwelijk kon volgen. En als dat niet het geval zou zijn – omdat de moeder er zich tegen verzette – kon Sanderijn nog hopen op een rol als minnares van de rijke en machtige Lanseloet.
Mirakel
Maar omdat ze zich zwaar gekrenkt voelt, kiest Sanderijn voor het onmogelijke. Ze trekt in haar eentje het woud binnen. Als ze daar door een man wordt aangetroffen, riskeert ze opnieuw verkracht te worden en als hoer te worden bestempeld. Heel resoluut legt ze haar lot in handen van God.
O Vader, Sone, Heilich Gheest,
Ic bidde u dat ghi bewaert mijn lijf,
Dat ic nemmermeer mans wijf
Werden en moet te minen scanden,
Waer ic come in eneghen lande
Dat ic moet bliven dat ic si. (vs. 348-353)[O Vader, Zoon en Heilige Geest, ik bid dat u mij in bescherming neemt opdat ik nooit meer op schandelijke wijze de vrouw van een man moet worden, waar dan ook, en dat ik kan blijven wie ik nu ben.]
In het onderzoek is dit steeds verwaarloosd, maar haar redding heeft Sanderijn inderdaad aan God te danken. Diep in het bos ontmoet ze een ridder die ’s ochtends van een engel opdracht heeft gekregen in het bos te gaan jagen: ‘Het was een ingel die mi riep / Dat ic te woude soude varen jaghen’ (vs. 468-469). Hij reageert anders dan andere mannen zouden doen. Hij waardeert haar schoonheid en haar afkomst en stelt onmiddellijk een huwelijk voor. Zelfs als hij van Sanderijn verneemt dat ze haar maagdelijkheid al verloren heeft, wil hij nog met haar trouwen. Hij is dan ook van God gezonden.
En daarmee krijgt het verhaal zijn definitieve wending. De rijke en machtige Lanseloet sterft aan het einde van het spel van liefdesverdriet. Hij is Sanderijn niet kwijtgeraakt door de verkrachting als zodanig – daarvoor bestonden immers verzachtende omstandigheden – maar wel door zijn onnodig kwetsende gedrag nadien. Als hij het anders had aangelegd, dan had hij nog lang van zijn geliefde Sanderijn kunnen genieten. En diametraal tegenover dit tragische lot van Lanseloet staat de gelukkige afloop voor Sanderijn. Tegen elke verwachting in slaagt zij erin zonder Lanseloet de verkrachting te boven te komen. Ze komt tot een gelukkig huwelijksleven en wordt zelfs niet geconfronteerd met victim blaming. Daarvoor was echter wel een mirakel nodig. Het mirakel van Sanderijn.
Bovenstaande bijdrage verscheen eerder als column in Madoc. Tijdschrift over de Middeleeuwen 31 (2017), p. 97-100.
Laat een reactie achter