Door Freek Van de Velde
In Nederland woedt dezer dagen een debat over verengelsing aan de universiteit. Hoe breed dat debat gevoerd wordt, en of naast een handvol journalisten, politici, en natuurlijk de werknemers aan de universiteiten zelf nog andere mensen onrustig slapen door de tsunami van het Engels, is moeilijk in te schatten. Je zou denken dat ook taalkundigen zich niet onbetuigd laten in die hetze – noblesse oblige – maar dat valt een beetje tegen. Ze roepen minder hard dan de politici. Dat is eigenlijk niet zo vreemd. Het komt wel vaker voor dat wetenschappelijke specialisten juist terughoudend zijn om opinies te ventileren over onderwerpen in hun eigen domein. Ik denk dat dat komt omdat heel wat specialisten het niveau van de discussie meestal te laag vinden, denken dat leken toch geen zin hebben in genuanceerde visies, en de specialisten zelf geen zin hebben om allerlei halve waarheden te ontkrachten. Dat is inderdaad ook erg vermoeiend. Maar er zijn nog twee andere redenen waarom taalkundigen, en dan vooral neerlandici, die zich toch bedreigd zouden kunnen voelen, minder verontwaardigd staan te roepen dan je misschien zou denken. Ten eerste denken neerlandici: het loopt vast niet zo’n vaart. Het Nederlands is niet ten onder gegaan aan het Latijn, het Frans en het Duits toen dat de toonaangevende cultuurtalen waren, dus met het Engels zal het ook wel meevallen. Ten tweede willen taalkundigen, die zich in meerderheid in het linkse progressieve kamp bevinden, niet graag geassocieerd worden met wat ze beschouwen als akelige nationalistische types, die Nederland, en het Nederlands, graag vrijhouden van vreemde smetten. Dat verengelsing van het academisch onderwijs mensen uit lagere sociaaleconomische milieus benadeelt, houdt die progressieve taalkundigen verrassenderwijs wat minder bezig.
Er zijn ook taalkundigen die zich wél mengen in het debat. De onvermoeibare Marc van Oostendorp bijvoorbeeld. Die ranselt graag elke emotionele voorvechter van het Nederlands terug in de loopgraven waar ze zich verongelijkt teweer stellen tegen het Engelse gevaar. Zijn belangrijkste argument is dat de paniekzaaiers eigenlijk zelden met goede argumenten komen aanzetten: “Weer dezelfde clichés zonder enige empirische onderbouwing”. Van Oostendorp heeft in zoverre gelijk dat de opiniestukken inderdaad vaak een nogal anekdotisch en karikaturaal beeld ophangen van hoe het Engels functioneert aan de universiteit, met collegezalen waarin docenten zogezegd steenkolenengels spreken tegen Nederlandse studenten die hun eigen taal verkwanselen, in het bijzijn van één verbaasde Poolse student, die juist naar Nederland is gekomen omdat die college wou krijgen in het Nederlands. Dat is een nogal kras voorbeeld, maar ik weet niet of iets minder krasse, maar toch absurde situaties niet voorkomen. Wat in ieder geval niet klopt is dat er geen wetenschappelijke argumenten zijn om je zorgen te maken over de toenemende invloed van het Engels. Een paar feiten:
- Er is vrij wat wetenschappelijke literatuur over taalkundige rechtvaardigheid (in het Engels ‘linguistic justice’), onder andere van de beroemde Belg Philippe van Parijs, die als de grondlegger van dat domein beschouwd wordt. En hoewel daar niet een aartsreactionaire anti-Engelse trom geroerd wordt, en integendeel allerlei voordelen van het globale gebruik van het Engels sterk aangezet worden, is er toch reden tot bezorgdheid. Er is een mooi stuk van Helder De Schutter, dat binnenkort verschijnt: ‘Global Linguistic Justice and English as a Lingua Franca’ (In: F. Grin & P. Kraus (eds.), The Politics of Multilingualism. Linguistic Governance, Globalisation and Europeanisation. Amsterdam: John Benjamins), waarin gewezen wordt op allerlei vormen van morele onrechtvaardigheid van het gebruik van het Engels als lingua franca. Dat stuk van De Schutter gaat over de positie van het Engels in de wereld, en dus niet specifiek over de verengelsing van de Nederlandse universiteiten, maar er staan wel argumenten in die nuttig kunnen zijn in een wetenschappelijk gefundeerd debat over dat onderwerp. Tenzij je taalfilosofie niet als wetenschap beschouwt. Maar dat is een heel andere kwestie.
- In landen zoals Nederland of België, waar de meerderheid van de kinderen niet opgevoed wordt in het Engels, moet je een hoop geld, tijd en energie pompen in lessen Engels. Dat moet de samenleving doen, bijvoorbeeld met belastinggeld, maar ook het individu zelf, niet alleen voor privé bijles, maar ook door de tijdsinvestering. Er is becijferd dat het leren van een taal gemakkelijk 10.000 tot 15.000 uur kost (na te lezen in het net genoemde artikel van De Schutter). Dat zijn uren die een Brit of een Australiër aan wiskunde, aardrijkskunde, economie of computerprogrammeren kan besteden. Dat is niet niks. Over dat argument hoor je opvallend weinig. Ook van politici, die anders wél meteen denken aan de kosten op maatschappelijke en individueel vlak. Ik denk dat dat komt omdat iedereen ervan uitgaat dat Nederlandse studenten en docenten Engels vanzelf oplepelen door naar Netflix te kijken of muziek te beluisteren, en dat die kosten te verwaarlozen zijn. En natuurlijk moet je die kosten sowieso maken. Je kunt het je niet permitteren om jonge onderdanen van het rijk geen Engels aan te leren. De vraag is natuurlijk hoe ver je daarin moet gaan. Iemand die een opleiding geschiedenis volgt, een eindscriptie maakt over een historisch onderwerp over de Lage Landen, en die later leraar vaderlandse geschiedenis wordt op een middelbare school, is die werkelijk gebaat met al die colleges academisch Engels die hij heeft moeten volgen om zijn ondertussen grotendeels verengelste opleiding te kunnen doorstaan? Was die niet beter af geweest met een paar duizend uur extra college over geschiedenis?
- Als je je moet uitdrukken in een tweede taal scheelt dat 10 tot 20 IQ-punten, zeggen psychologen. Nederlandse docenten die in het Engels doceren praten dommer dan als ze die vakken in het Nederlands geven. Nederlandse doctores die in het Engels solliciteren aan een Nederlandstalige universiteit klinken minder intelligent dan hun Britse, Amerikaanse of Australische concurrenten.
- Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat Engelstalig onderwijs minder rendeert bij kennisoverdracht voor Nederlandse studenten. De taalkundige Cor van Bree haalt een studie uit Delft aan waaruit bleek dat het aantal gezakte studenten voor een welbepaald examen van 16% naar 29% steeg en het aantal uitstekende resultaten van 25% naar 13% daalde. En: “Het lag niet aan het Engels dat de docenten spraken, want dat was goed.”
- Uit onderzoek van Klaassen (2001) blijkt dat studenten oppervlakkiger leren als ze onderwijs krijgen in het Engels.
De oplossing is natuurlijk niet het bannen van het Engels in het universitaire onderwijs. Dat gebeurt nu ook niet, in Vlaanderen noch in Nederland, en ik denk niet dat je een serieuze wetenschapper kunt vinden die daarvoor pleit. Net zomin als Van Oostendorp alleen nog Engels wil. Die wil meer nuance en meer wetenschappelijke argumenten in het debat. Dat kan best. De bezorgdheid over de verengelsing van de universiteit is niet alleen ingegeven door een soort kortzichtige angst tegen vernieuwing, of een romantisch nationalisme, maar krijgt wel degelijk ondersteuning uit de wetenschap.
Jona Lendering zegt
Ik denk dat de neerlandistiek hier is beland in een situatie die wel vaker voorkomt: de wetenschap wil de discussie rationeel voeren. Dat is logisch, want wetenschappers zijn er nu eenmaal om rationeel naar de wereld te kijken. Het probleem is dit keer dat de discussie helemaal niet rationeel is. Veel mensen hebben een diep gevoel van onbehagen als ze worden gedwongen te leven in een andere taal dan die waarin ze normaalgesproken wonen.
Het is dezelfde situatie die zich voordoet bij bijvoorbeeld de discussies over gluten of UMTS-masten. De wetenschap heeft rationeel gelijk, maar mensen maken zich vooral bezorgd. Radioactiviteit was er lange tijd ook zo een. In mijn eigen veld: mensen die per se willen dat de oude Egyptenaren zwart waren, mensen die die de Cyruscilinder per se tot mensenrechtendocument willen maken, mensen die willen dat Jezus niet heeft bestaan, mensen die Macedonië tot Grieks gebied willen maken. Wetenschappelijk hebben ze ongelijk, maar hun bezorgdheid over racisme, islamitisch fundamentalisme, christelijke fundamentalisme en territoriale aanspraken is wel degelijk serieus. Niet rationeel, wel reëel.
Ik bewonder Van Oostendorp dat hij er desondanks op blijft wijzen dát er wetenschappelijke zijn. Ik herken zijn frustratie: je hebt wetenschappelijk gelijk, je weet waarom de wetenschap gelijk heeft, maar het komt desondanks niet over.
Als je in dit soort situaties belandt, is het te laat. Wetenschapscommunicatie is daarom pro-actief. Ze is erop gericht te voorkomen dat problemen zich voor gaan doen. In dit geval: zo snel er een ministeriële beleidsnota dreigt, moet je al de wetenschappelijke argumenten hebben gepresenteerd, zodat de lezers herkennen dat de nota onzin bevat.
Misschien bevat dit stukje, dat ik eerder deze week schreef, nog wat nuttigs: https://mainzerbeobachter.com/2018/01/22/mom-over-wetenschapscommunicatie/
Marc van Oostendorp zegt
Je reactie gaat ervan uit dat er in deze discussie één emotie is: die van het ‘ongemak’ bij vreemde talen. Dat is niet juist. De drang de andere kant op, naar meer Engels, is evengoed geworteld in emoties: de wens om internationaal mee te doen, om een wereldburger te zijn, enz. Als een universitaire opleiding overgaat naar het Engels, komen er vaak meer Nederlandse studenten, ook als er weinig redenen zijn om te denken dat die opleiding daardoor beter wordt. Dat laat zien dat die emotie misschien wel sterker is dan die neiging tot geborgenheid in de eigen taal.
Ik denk dan ook niet dat er een wetenschappelijk verantwoorde oplossing is in dezen. Wat de juiste weg is hangt voor een belangrijk deel af van wat je waarden zijn. Mijn protest tegen de oppervlakkigheid van veel argumenten komt daar ook niet uit voort, maar ik volg deze discussie al decennia en vind het als burger erg dat ze alleen maar bestaat uit twee groepen die maar wat roepen; mijn kritiek betreft in deze beide partijen gelijkelijk. Wat dat betreft is de bijdrage van Van der Velde een verademing, al is ook dit niet het laatste woord. Dat pretendeert hij ook niet.
Daarom is mijn oproep aan de ministers gemeend. Zij zouden zich moeten laten informeren over wat onderzoek zegt over de voordelen van Engels en die van Nederlands en op basis daarvan een evenwichtig beleid moeten ontwerpen.
DirkJan zegt
@marcvanoostendorp Helemaal mee eens dat een visie van de regering moet zijn gebaseerd op onderzoek van de voor- en nadelen van Engelstalig of Nederlandstalig onderwijs. Maar opvallend dan dat de onderwijswereld zelf nog geen analyse heeft gemaakt om het huidige beleid te rechtvaardigen of te verwerpen. En uiteindelijk draait het allemaal weer om geld.
Marc van Oostendorp zegt
De door u gewenste analyses zijn natuurlijk voorhanden. Vorig jaar verscheen er nog een uitvoerig rapport van de KNAW over deze kwestie. Men kan altijd vragen om meer, en met geen enkele analyse zal iedereen tevreden zijn, maar dit soort rapporten lijken mij voldoende basis voor een goed taalbeleid.
DirkJan zegt
@marcvanoostendorp Het rapport van de KNAW is een verkenning en ik heb nu alleen de laatste twee hoofdstukjes gelezen, de aandachtspunten en aanbevelingen.
Het is een algemeen verhaal waar weinig tegenin is te brengen, maar dat ook niet heel concreet is. Twee hoofdpunten die ik opmaak: laat het taalbeleid over aan de instellingen en kijk bij een taalbeleid vooral naar aansluiting op de arbeidsmarkt.
Ik had graag een analyse gezien waarbij wordt aangegeven welke soort opleiding wel of niet in aanmerking komt voor Engelstalig, Nederlandstalig of gemengd onderwijs. Voor een studie informatica ligt dat denk ik anders dan voor een studie Nederlands. En dan vraag ik me af of er nu wel sprake is van verregaande ontoelaatbare, of opportunistische verengelsing in de breedte van alle studies. Ik mis concrete namen en rugnummers. Hoe zit dan nu met Engelse colleges bij faculteiten Nederlands, of geschiedenis, die zijn er misschien helemaal niet.
En dan vandaag reageerde minister Van Engelshoven (nomen est omen) en liet zich kritisch uit over de verengelsing. Een verhaal met mitsen en maren en het kan vriezen en dooien. Hier een nieuwsbericht hierover op parool.nl. Ik weet niet of dit nu de visie is waarop iedereen zit te wachten.
https://www.parool.nl/binnenland/minister-kritisch-over-gebruik-van-engels-op-universiteiten~a4562103/
Wouter van der Land zegt
Het geven van argumenten maakt ze nog niet rationeel, je zult tegenargumenten moeten wegen tegen voorargumenten. Tegenover taalkundige rechtvaardigheid en talloze metaforen in het Engels die discriminerend zijn (Lakoff-Johnson), staat het feit dat een groot deel van de wereldbevolking Engels spreekt. Als je op de rechtvaardigheidstrommel wilt slaan, moet je ook erkennen dat bijvoorbeeld Kenianen nu massaal Nederlandse kennis opdoen dankzij het Engels.
Komen Nederlanders op achterstand door het leren van goed Engels? Ik ken het Australische onderwijs niet, maar in Amerika is het niet zo dat ze daar op de middelbare school als een bezetene aan het blokken zijn op wiskunde. Bovendien leren ze daar ook vreemde talen. En zo’n geschiedenisleraar die goed Engels spreekt, zou het mogelijk maken om bijvoorbeeld de bovenbouw VWO in het Engels te gaan geven.
Lucas Seuren zegt
Het middelbaar onderwijs is in de VS van beduidend lager niveau dan hier in West Europa. Dat halen ze later weer in (beter universitair onderwijs veelal), maar eerstejaars studenten liggen hier qua algemene kennis veelal voor op hun Amerikaanse leeftijdsgenoten.
Een geschiedenisleraar kan overigens helemaal geen Engels geven, omdat hij daarvoor de vereiste kennis, vaardigheden, en diploma’s mist. Het vak is meer dan de taal alleen.
Die suggestie doet enorm af aan de inhoud van het vak Engels aan de middelbare school en is wat neerbuigend tegenover de docenten die dat vak nu geven. Alsof iedere jan doedel die Engels spreekt en les kan geven ook gelijk het vak Engels kan geven. Volgens die logica kan iedereen die aan de universiteit heeft gezeten het vak Nederlands geven; we spreken immers allemaal de taal wel.
Dat is als vragen waarom iemand Nederlands zou willen studeren: “je spreekt de taal toch al!”
Wouter van der Land zegt
@Lucas, mijn suggestie was heel anders: nl. dat geschiedenisleraren hun EIGEN vak (deels) in het Engels zouden kunnen gaan doceren, als voertaal dus. Dat lijkt me geen gek idee, omdat VWO voorbereidend onderwijs voor het WO is. Zo’n moderne leraar die zijn master in het Engels heeft gedaan, kan dat.
Je zou ook kunnen denken aan losse projecten waarbij een docent geschiedenis (of wiskunde, etc.) met de leraar Engels een project in het Engels doet.
Als het erom gaat om onze achterstand tot andere andere landen te beperken, kan er best een tandje bij op het VWO.
Marc van Oostendorp zegt
Ik weet niet of ik jou, Wouter van der Land, begrijp, maar volgens mij is wat je voorstelt al op vrij ruime schaal gerealiseerd, op het zogeheten tweetalig vwo. Alleen in de laatste klassen schakelt men daar terug op het Nederlands, in verband met het centraal eindexamen. D66 is er formeel voorstander van om het eindexamen ook in het Engels te doen, maar ik vermoed dat ze weinig met deze wens zullen doen (bijvoorbeeld omdat het niet goed ligt bij CU en CDA.)
Overigens is mijn bezwaar tegen dat achterstandsargument (terwijl wij moeten blokken op het Engels kunnen Amerikanen lekker wiskunde leren) dat het gebaseerd is op de veronderstelling dat meertaligheid niet op zich al een enorme waarde biedt.
Wouter van der Land zegt
@Marc van Oostendorp, mijn argument was dat geschiedenisleraren baat hebben bij een Engelse master, bijvoorbeeld bij Engelstalig VWO, dat dus al grootschalig bestaat. Maar het ging mij eigenlijk om de term ‘rationaliteit’. Rationeel is een plussen-en-minnen-afweging, om te komen tot een bepaalde maximalisatie, bijvoorbeeld het zo goed mogelijk benutten en laten ontplooien van talent.
(Taalkundige rechtvaardigheid kan natuurlijk ook een doel zijn, maar dat zal geen hoofddoel zijn.)
Lucas zegt
Ah, dan begreep ik je verkeerd, excuses.
Welke achterstand gaat het verder om? Het Nederlands middelbaar onderwijs behoort naar ik weet tot de wereldtop. Er zijn maar weinig landen die het beter doen, en ik zie niet in hoe verengelsing per definitie een stap vooruit is.
Net zoals bij academia dus. Verbreding voor excellente scholieren, prima, maar bij deze logica is de onderliggende aanname al dat WO in het Engels is. Maar dat is nu net het punt van discussie. Een Engelstalig master volgen zodat je scholieren kunt voorbereiden op een Engelstalige studie is wel lekker redeneren. Dan heeft de Engelstalige studie dus nut omdat de studie Engelstalig is.
Ik ben er niet op tegen dat scholieren wat aan verbreding kunnen doen. Maar graag dan ook in Frans of Duits. Genoeg studies waar Engels geen enkel meerwaarde heeft maar een andere vreemde taal juist wel.
DirkJan zegt
Even concreet om welke studies en colleges/werkgroepen in de geesteswetenschappen en Nederlandse taal- en letterkunde wordt er nu in het Engels aan studenten les gegeven? Bijvoorbeeld aan de Radboud Universiteit. Onlangs haalde Lotte Jensen (hoogleraar literatuurgeschiedenis aan de RU) fel uit in de Volkskrant over de verengelsing omdat een student van haar voor haar ‘reseacrhmaster’ Vondel in het Engels moest vertalen voor de examencommissie. Nu vind ik dit ook wel ver gaan, maar het gaat om een researchmaster en heeft dit denk ik niets te maken met al dan niet buitenlandse studenten of met het reguliere bacheloronderwijs in het Nederlands. Ik zou weleens gewoon harde feiten willen lezen, wie, wat, waar en hoeveel Engels wordt er nu gegeven aan de faculteiten van de geesteswetenschappen?
DirkJan zegt
Begin deze week werd Marc van Oostendorp geïnterviewd over de verengelsing op de website van de NewScientist:
https://newscientist.nl/nieuws/we-hoeven-niet-alles-in-een-taal-te-doen/
Jos Van Hecke zegt
Bij mijn weten bestaan er geen wetenschappelijke (objectieve en dus algemeen of in een bepaalde algemeenheid geldende) argumenten (bewijzen) die kunnen aantonen dat taal X op zich ‘beter’ of ‘slechter’ is of functioneert dan taal Y. Wel kan men in een gegeven context bepaalde voordelen / nadelen zien of vaststellen, nut of rendement nastreven of strategische doelen beogen. Laten we het meer algemeen benoemen als het voeren van een bepaalde (waarden) ‘politiek’. Zo ook alle ‘wetenschappelijke’ argumenten opgesomd in bovenvermeld stuk m.b.t. tot sommige als nadelig geziene aspecten van onderwijs in een andere taal dan de moedertaal of van tweetalig onderwijs en zo ook de voordelen die Nederlandse en Vlaamse universiteiten zien in hun ééntalige ‘verengelingspolitiek’.
Alles goed en wel maar ik zie hierbij toch een aantal pertinente vragen oprijzen:
1. kunnen en mogen universiteiten hierover zomaar autonoom beslissen?
2. kunnen en mogen universiteitsinstanties de door hen als voordelig geziene (taal) ‘politiek’ zonder enige inspraak of verweer zomaar opleggen aan diegenen wie het écht en eigenlijk hen alleen aanbelangt, nl. in de eerste plaats de studenten en de docenten in het geheel van de betrokken gemeenschap / ‘land’?
3. heeft in een officieel eentalig ‘land’ zoals Nederland of Vlaanderen, niet elke burger van dit ‘land’ het fundamenteel recht om onderwijs en dus ook hoger onderwijs in die officiële taal te kunnen volgen, dit fundamenteel recht desnoods ook constitutioneel te vorderen?
4. wat in maatschappelijk-ethische en culturele zin te denken van een overheid die de constitutioneel verankerde officiële taal van haar gemeenschap / ‘land’ – om welke reden van voordeel, nut, strategie of ‘politiek’ dan ook – opzij zet / laat opzij zetten, onderwaardeert / laat onderwaarderen of zelfs verwerpt / laat verwerpen als volwaardig geschikte taal voor hoger onderwijs en wetenschap?
5. is een universiteit niet ten gronde een uitgelezen plek voor onderwijs in wetenschap en wetenschappelijk onderzoek en niet een ’taleninstituut’, laat staan een ‘één taal instituut’? En verder: waarom zou de internationale gemeenschap van wetenschap en onderzoek zich monocultureel ééntalig gaan organiseren en opstellen terwijl de rest van de wereld pertinent multicultureel veeltalig is en ook wil zijn? En nog verder: welk soort ‘voordeel’ zou een (virtueel) ééntalige wereldgemeenschap ons kunnen schenken? Een verrijking, een verarming? Of houden we het bij de wijze woorden van de (niet universitair geschoolde) Nederlander Johan Cruijff : “elk nadeel hep se voordeel” (en omgekeerd)?
Peter-Arno Coppen zegt
1. Universiteiten (of liever: opleidingen) in Nederland worden elke zes jaar gevisiteerd door een onafhankelijke commissie, die de opleiding beoordeelt op een aantal criteria, waarvan de kwaliteit van het onderwijs in relatie tot de eindtermen van de opleiding er een is. Als een opleiding niet voldoet aan de standaarden, krijgt zij een beperkte tijd om te herstellen, en anders wordt er geen accreditatie verleent voor de volgende zes jaar.
Meer specifiek is de instructietaal (in het ideale geval per cursus) iets wat in de Onderwijs- en Examenregeling moet staan, en door de opleiding beargumenteerd moet worden tegen de achtergrond van de doelen.
2, Eigenlijk hetzelfde antwoord: universiteiten (of opleidingen) moeten de instructietaal verantwoorden tegenover de visitatie- of accreditatiecommissie. Onverminderd die plicht kunnen zij een eigen beleid voeren.
3. Als je het systeem dat ik boven schetste serieus neemt, dan zou dit recht van de burger op onderwijs in het Nederlands feitelijk inhouden dat bepaalde eindtermen of leerdoelen (i.c. de mondelinge beheersing van communicatie over het vak in het Engels) niet mogen worden opgenomen in de eindtermen (ervan uitgaande dat je dit leerdoel het beste kunt dienen met onderwijs in het Engels).
4. Het lijkt me niet juist als je het Nederlands ‘verwerpt als volwaardig geschikte taal voor hoger onderwijs en wetenschap.’ Überhaupt lijkt me elke categorische uitspraak in deze discussie onjuist (behalve deze natuurlijk). De keuze voor de instructietaal dient allereerst gerelateerd te worden aan de bekwaamheden die je bij de studenten wilt bereiken.
5. Ik weet niet zeker of ik de formulering van dit punt begrijp, maar ik ben in ieder geval van mening dat de meest geschikte instructietaal per geval moet worden bepaald, in relatie tot de eindtermen/leerdoelen, en gegeven de context (zoals het taalniveau van studenten en docenten). Dat betekent dat er geen gemakkelijke oplossingen zijn. Er zal toch nagedacht moeten worden, hoe verleidelijk een uit het lood getrokken categorische discussie ook is. Zoals ik deze week in mijn column in Trouw schreef: deze knoop moet niet worden doorgehakt, maar ontward.
DirkJan zegt
Als wetenschappers, hoogleraren, docenten zo fel zijn tegen de verengelsing bij hun opleiding zijn, waarom trekken ze daar dan niet aan de bel? Ik vind het nu allemaal weinig concreet met allemaal vage algemeenheden. Noem man en paard.
Peter-Arno Coppen zegt
@Dirkjan: is dit een opmerking bij mijn vijf antwoorden? Ik heb het niet over al dan niet aan de bel trekkende wetenschappers. Ik gaf een feitelijk antwoord en de mening dat je de instructietaal per cursus inhoudelijk (aan de hand van de leerdoelen) en praktisch (aan de hand van de context) zou moeten bepalen. Dat is inderdaad een algemeenheid (en zo hoort het ook), terwijl het tevens inhoudt dat de mannen en paarden per geval bekeken moeten worden.
Ik vind trouwens ook dat je bij anekdotische discussie snel de zaken uit het lood trekt, en het zicht kwijtraakt op wat echt belangrijk is (namelijk wat ik beweer).
Jos Van Hecke zegt
@Peter-Arno Coppen: hartelijk dank voor uw mening en de info en verduidelijkingen m.b.t. de relatie overheid- universitair onderwijs in Nederland.